ECLI:NL:RBNHO:2023:84

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 januari 2023
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
C/15/326820 / HA ZA 22-222
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en verdeling van vermogen met betrekking tot convenant en vaststellingsovereenkomst

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een echtscheiding, hebben partijen afspraken gemaakt over de verdeling van hun vermogen, vastgelegd in een echtscheidingsconvenant en een daaropvolgende vaststellingsovereenkomst. De vrouw stelt dat de verdeling scheef is en dat zij benadeeld is voor meer dan een kwart, en dat er sprake is van bedrog, misbruik van omstandigheden en onrechtmatig handelen door de man. De man betwist deze claims en stelt tegenvorderingen in. De rechtbank oordeelt dat het convenant en de vaststellingsovereenkomst bindend zijn voor beide partijen en dat de vrouw zich niet kan beroepen op dwaling, bedrog of misbruik van omstandigheden. De rechtbank wijst de vorderingen van de vrouw af en kent de vorderingen van de man in reconventie toe, waarbij de vrouw wordt verplicht om mee te werken aan de overdracht van de gemeenschappelijke woning aan de man. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/326820 / HA ZA 22-222
Vonnis van 4 januari 2023
in de zaak van
[eiseres/verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.J. van Deventer te Haarlem,
tegen
[gedaagde/eiser],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. W.G. Reddingius te Rotterdam.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De zaak in het kort

Partijen zijn gehuwd geweest. In het kader van de echtscheiding hebben partijen afspraken gemaakt over de verdeling van het vermogen. Deze afspraken zijn neergelegd in een echtscheidingsconvenant en nadien gedeeltelijk gewijzigd in een vaststellingsovereenkomst. De vrouw stelt zich op het standpunt dat sprake is van een scheve verdeling van het vermogen. Volgens de vrouw is sprake van benadeling voor meer dan een kwart, dan wel van bedrog, misbruik van omstandigheden althans onrechtmatig handelen door de man bij de totstandkoming van het convenant en de vaststellingsovereenkomst op grond waarvan de verdeling moet worden aangepast althans (in geval van onrechtmatig handelen) haar schade moet worden vergoed. De man betwist de vorderingen en stelt een aantal tegenvorderingen in.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het convenant en de vaststellingsovereenkomst partijen bindt en dat hieraan uitvoering moet worden gegeven. De vrouw, die door meerdere deskundigen werd bijgestaan, heeft de toedeling te harer bate of schade aanvaard en kan zich daarom niet op dwaling beroepen. Van bedrog, misbruik van omstandigheden en onrechtmatig handelen is niet gebleken. De vorderingen van de vrouw die alle uitgaan van het tegendeel, worden daarom afgewezen. De vorderingen in reconventie van de man die zien op de nakoming van het convenant worden toegewezen (voor zover niet ingetrokken). De vordering van de man om de vrouw te veroordelen in de werkelijke proceskosten wordt afgewezen. Partijen moeten ieder hun eigen proceskosten dragen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 juli 2022
  • de aanvullende producties 54 tot en met 113 van de man
  • de akte wijziging van eis tevens houdende producties 59 tot en met 100 van de vrouw
  • de antwoordakte wijziging van eis en overlegging productie 114 van de man
  • het bezwaar van de man tegen de akte wijziging van eis tevens houdende producties 59 tot en met 100 van de vrouw
  • het bezwaar van de vrouw tegen de antwoordakte wijziging van eis en overlegging productie 114 van de man
  • de beslissing van de voorzitter van 12 oktober 2022, waarbij voormelde bezwaren ongegrond zijn verklaard
  • de mondelinge behandeling van 13 oktober 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Partijen hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zijn overgelegd.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn op [datum] gehuwd onder het aangaan van huwelijkse voorwaarden. Uit dit huwelijk zijn twee kinderen geboren (op [datum] en op
).
3.2.
De huwelijkse voorwaarden hielden – samengevat – in dat tussen partijen uitsluitend een gemeenschap van inboedel bestaat en het inkomen van box 1 en box 3 periodiek tussen hen wordt verrekend.
3.3.
De man is eigenaar van de vennootschap [A. 2] Deze vennootschap was in het bezit van 100% van de aandelen in [B.] Vanaf 2016 heeft de man het aandelenbelang in [B.] in twee tranches (van 65% en 35%) verkocht voor een bedrag van € 16.000.000. Bij de verkoop heeft de man het voornemen geuit om een deel van zijn vermogen te schenken ten behoeve van ideële doelstellingen, in het kader waarvan hij samen met de vrouw op 20 november 2017 een stichting heeft opgericht ([C.]) en op 4 september 2018 een zogeheten “Founders Pledge” (oprichtersbelofte) heeft ondertekend.
3.4.
Op 13 juni 2019 is een mede door de vrouw en de man ondertekende vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot de uiteindelijke structuur van de schenking en de route hier naar toe. Aan deze overeenkomst is een stappenplan gehecht waaruit volgt dat [C.] een aanspraak krijgt op de certificaten van aandelen in [D.] en daarmee de eigendom over de verkoopopbrengst van 35% van de aandelen in [B.]
3.5.
Op 18 oktober 2019 hebben partijen het huwelijksregime gewijzigd naar een algehele gemeenschap van goederen.
3.6.
Op 28 oktober 2019 is, als uitwerking van de vaststellingsovereenkomst van
13 juni 2019, een onderhandse akte van periodieke gift tussen de man, de vrouw en de [C.] getekend.
3.7.
Op 14 juli 2021 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. Op 12 oktober 2021 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.8.
Van de echtscheidingsbeschikking maakt deel uit een door partijen opgesteld echtscheidingsconvenant van 3 mei 2021 (hierna: het Convenant), waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“(…) partijen
NEMEN IN AANMERKING:
(…)
5. Partijen zijn na het sluiten van huwelijkse voorwaarden gehuwd. Op 18 oktober 2019 hebben zij hun huwelijkse voorwaarden zodanig gewijzigd dat vanaf voornoemde datum tussen hen een gemeenschap van goederen bestaat. Die huwelijkse gemeenschap omvat de goederen, die zijn genoemd op de vermogensverdelingsstaat, die alsBijlage 1aan dit convenant is gehecht. Ieder der partijen verklaart naar beste weten, dat voor zover hij/zij weet geen andere goederen tot de gemeenschap behoren, dan die welke op de aan dit convenant gehechte vermogensverdelingsstaat zijn genoemd.
6. Voor het geval het huwelijk op grond van echtscheiding tussen partijen eindigt, hebben zij de gevolgen hiervan op de hieronder omschreven wijze met elkaar geregeld. Ten aanzien van de vermogensrechtelijke aspecten van dit convenant heeft die regeling het karakter van een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:900 e.v. BW, nu over alle gevolgen van de beëindiging van het huwelijk tussen partijen onzekerheid en geschillen bestonden, die zij door middel van deze overeenkomst willen opheffen en beslechten.
Ter beëindiging en/of ter voorkoming van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen dan tussen partijen rechtens geldt,
VERKLAREN ZIJ HET VOLGENDE MET ELKAAR TE ZIJN OVEREENGEKOMEN EN TUSSEN HEN BINDEND VAST TE STELLEN:
(…)
Art. 3. De woningen en daarmee verband houdende rechten en lasten
3.1.
Tot de huwelijkse gemeenschap van partijen behoort toe de woning met tuin, garage, erf en verdere aanhorigheden, staande en gelegen te [adres] , (…).
(…)
3.2.
De in artikel 3.1 genoemde onroerende zaak wordt voor de daaraan door partijen toegekende waarde van € 2.750.000,- toegedeeld aan de man. De financiële gevolgen voor de vermogensverdeling zijn verwerkt in Bijlage I.
3.3.
Zo mogelijk binnen één maand na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking en anders zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is, zullen partijen ten overstaan van toegevoegd notaris mr. Van Gompel van notariskantoor Teekens Karstens te Leiden, die aldaar kantoor houdt, dan wel haar plaatsvervanger, een notariële akte doen verlijden, conform welke akte de hierboven onder 3.1 omschreven onroerende zaak goederenrechtelijk wordt geleverd aan de man. De kosten van deze akte zullen partijen gelijkelijk dragen.
3.4.
Ieder der partijen verklaart hierbij onherroepelijk volmacht te verlenen aan mr. Van Gompel en aan ieder van de medewerkers ten tijde van de gebruikmaking van de volmacht werkzaam op het kantoor van Teekens Karstens te Leiden, zowel aan hen tezamen als aan ieder van hen afzonderlijk, om namens ieder der partijen de akte waarin de onroerende zaak wordt geleverd aan de man te ondertekenen, de hiervoor benodigde stukken te doen opmaken en te tekenen, woonplaats te kiezen en verder al datgene te verrichten wat de gevolmachtigde raadzaam zal oordelen, een en ander met de macht van in-de-plaats-stelling, om te bewerkstelligen dat voormelde onroerende zaak uitsluitend eigendom wordt van de man.
3.5.
De vrouw betrekt na de echtscheiding de woning aan de [adres] , (…). De vrouw heeft deze woning gekocht voor een bedrag van € 1.592.500,- (€ 1.638.823,55 incl. courtage en overdrachtsbelasting) en de woning zal op3 mei 2021 ten kantore van Clerkx Notariaat te Haarlem worden geleverd aan de vrouw. De financiële gevolgen voor de vermogensverdeling zijn verwerkt in Bijlage 1.
3.6.
Partijen zijn gezamenlijk ieder voor de helft gerechtigd tot een appartement gelegen aan de [adres] , (…).
Het appartement maakt conform Bijlage I deel uit van de gemeenschap van goederen. Het appartement aan de [adres] wordt aan de man toebedeeld uiterlijk 1 juni 2021 of zoveel later in overleg. De financiële gevolgen voor de vermogensverdeling zijn verwerkt in Bijlage I.
(…)
3.8.
Zo mogelijk binnen één maand na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking en anders zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is, zullen partijen ten overstaan van toegevoegd notaris mr. Van Gompel van notariskantoor Teekens Karstens te Leiden, die aldaar kantoor houdt, dan wel haar plaatsvervanger, een notariële akte doen verlijden, conform welke akte de hierboven onder 3.6 omschreven onroerende zaak goederenrechtelijk wordt geleverd aan de man. De kosten van deze akte zullen partijen gelijkelijk dragen.
3.9.
Ieder der partijen verklaart hierbij onherroepelijk volmacht te verlenen aan mr. Van Gompel en aan ieder van de medewerkers ten tijde van de gebruikmaking van de volmacht werkzaam op het kantoor van Teekens Karstens te Leiden, zowel aan hen tezamen als aan ieder van hen afzonderlijk, om namens ieder der partijen de akte waarin de onroerende zaak wordt geleverd aan de man te ondertekenen, de hiervoor benodigde stukken te doen opmaken en te tekenen, woonplaats te kiezen en verder al datgene te verrichten wat de gevolmachtigde raadzaam zal oordelen, een en ander met de macht van in-de-plaats-stelling, om te bewerkstelligen dat voormelde onroerende zaak uitsluitend eigendom wordt van de man.
De financiële gevolgen voor de vermogensverdeling zijn verwerkt in Bijlage I.
Art. 4. Verdeling van de overige vermogensbestanddelen
4.1.
Als peildatum voor de samenstelling (omvang) en waardering van hun huwelijkse gemeenschap kiezen partijen de datum 31 december 2020. Dat impliceert dat alle te verdelen vermogensbestanddelen zijn gewaardeerd per die datum, tenzij hierna uitdrukkelijk anders is bepaald.
(…)
4.3.
Ieder der partijen zal de schulden, die hij/zij vanaf de peildatum, te weten op31 december 2020 is aangegaan of die niet in dit convenant zijn genoemd en hem/haar betreffen, voor eigen rekening nemen en als eigen schuld voldoen onder vrijwaring van de ander tegen eventuele aanspraken van derden. Volledigheidshalve nemen de man en de vrouw op dat zij gezamenlijk eigenaar zijn geweest van een woning op de [adres] . Uit de aankoop en verkooptransacties resteert een schuld van € 13.000,- welke volledig voor rekening van de man komt.
(…)
Aandelen
4.10.
Tot de huwelijksgemeenschap van partijen behoren de certificaten van aandelen in de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A. 2] Waarna hierna over aandelen gesproken wordt, moet in voorkomende gevallen certificaten van aandelen worden gelezen.
4.11.1
De man acht zich gebonden aan de overeenkomst met Founders Pledge d.d.4 september 2018. De vrouw gaat in het kader van de getroffen regeling akkoord met de uit de overeenkomst voortvloeiende verplichting die ertoe leidt dat op grond van deze overeenkomst hun zakelijk vermogen gebonden is in die zin dat de overeengekomen schenkingsverplichtingen dienen te worden nagekomen Deze schenkingsverplichting houdt in dat de man middels een periodieke gift (de waarde van) de certificaten van aandelen [A. 2] (naar de staat van de peildatum, na aftrek van een dividenduitkering van € 1,2 miljoen) zal overdragen aan [C.].
4.11.2
De man is gehouden om de schenkingen te voltooien binnen zeven jaar na ondertekening van dit convenant. De man zal in 2021 starten met de juridische en fiscale stappen die nodig zijn om de schenking te effectueren. Het streven is om de schenking binnen vijf jaar te af te ronden. De man zal door tussenkomst van [A. 1] (CB&More) de vrouw op de hoogte houden van de voortgang. Bij gebreke van stipte en volledige voltooiing van de schenkingen, is de man in verzuim en wordt het niet-geschonken bedrag na aftrek van reeds geschonken bedragen en belastingschulden bij helfte gedeeld. De man is niet in verzuim wanneer voltooiing langer dan zeven jaar duurt en de vertraging aan zijn zijde niet toerekenbaar is.
4.11.3
Aangezien de schenkingsverplichting door de man is aangegaan en met name uit het vermogen belichaamd in de certificaten van aandelen [A. 2] moet komen, waarover de man beslissingsbevoegd is, zijn partijen overeengekomen dat deze verplichting door de man zal worden voldaan, zoals opgenomen in voornoemde Founders Pledge. In dit overzicht is deze verplichting mede gewaardeerd met inachtneming van het feit dat tussen partijen geen overeenstemming bestaat over de vraag of deze verplichting juridisch bindend is en daarnaast ook fiscale en tijdseffecten in aanmerking zijn genomen.
4.11.4
Door partijen zal in overleg worden getreden met [C.] op welke manier aan deze verplichting uitvoering kan worden gegeven, waarbij de andere schenkingsovereenkomsten in ogenschouw worden genomen en waarbij partijen zich ervoor inzetten dat een fiscaal optimale uitvoering gekozen zal worden. Het resterende c.q. het niet-zakelijke vermogen wordt door partijen verdeeld conform Bijlage I. Partijen hebben zich hierover laten adviseren door hun eigen fiscale en juridische adviseurs alsmede door hun gemeenschappelijke fiscaal adviseur en zij zijn na rijp beraad tot de in Bijlage I opgenomen verdeling gekomen.
4.12
De aandelen in [A. 2] worden ingedeeld in aandelen A die aan de man toekomen en aandelen B die aan de vrouw toekomen waarmee een administratieve scheiding van de vermogens van de man en de vrouw plaatsvindt. De aandelen A geven de man recht op het deel van het vermogen dat is bestemd voor de uitvoering van verplichtingen uit de schenkingsovereenkomst met Founders Pledge alsmede op het overige vermogen dat conform Bijlage 1 aan hem toekomt. De aandelen B geven de vrouw recht op hetgeen aan haar conform Bijlage I toekomt.
Om de administratieve scheiding te verduidelijken, is het de bedoeling dat het vermogen van [A. 2] dat aan de vrouw toekomt wordt ondergebracht in een afzonderlijke dochtervennootschap (hierna: [E.]) van [A. 2], waarop de aandelen B exclusief recht zullen geven. Ter uitvoering hiervan zal een bedrag van € 1.641.587,- in contanten als eigen vermogen worden ingebracht in [E.]. De vrouw wordt enig bestuurder van [E.]. Vrouw vrijwaart man voor eventuele vorderingen op moedermaatchappij t.g.v. haar handelen als bestuurder van [E.]
In het kader van deze verdeling van aandelen tussen de man en de vrouw zullen partijen artikel 4.17 Wet IB 2001 toepassen, zodat terzake van de toedeling van deze aandelen geen inkomstenbelasting verschuldigd is.
4.13
Zo mogelijk binnen één maand na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking en anders zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is, zullen partijen ten overstaan van toegevoegd notaris mr. Van Gompel van notariskantoor Teekens Karstens te Leiden, die aldaar kantoor houdt, dan wel haar plaatsvervanger, een notariële akte doen verlijden, welke akte een statutenwijziging inhoudt waardoor het mogelijk wordt om twee typen aandelen te registreren. De kosten van deze akte zullen partijen gelijkelijk dragen.
4.14
Aan de Belastingdienst wordt zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 15 maanden nadat het huwelijk is geëindigd om toestemming gevraagd voor een splitsing met toepassing van artikel 4.41, lid 2, Wet IB 2001. Uiterlijk binnen één maand na de verkregen toestemming, of zo spoedig als mogelijk is, wordt de onderneming gesplitst, waarbij naast [A. 2] een nieuwe vennootschap (hierna: [F.]) ontstaat. [F.] wordt eigenaar van 100% van de aandelen in [E.]. Het overige vermogen van [A. 2] blijft bij [A. 2] achter. In het kader van de splitsing zal de vrouw alle aandelen in [F.] verkrijgen, waarbij haar aandelen in [A. 2] vervallen, zodat de man alle aandelen in [A. 2] houdt. De kosten voor de splitsing en een eventuele procedure komen voor rekening van [E.]
(…)
8 Kwijting en vrijwaring
8.1
Partijen verklaren hierbij de tussen hen bestaande huwelijkse voorwaarden inhoudende een gemeenschap van goederen met inachtneming van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid te hebben verdeeld en zij verklaren tevens, behoudens met betrekking tot de rechten en verplichtingen genoemd in dit convenant, niets meer van elkaar te vorderen te hebben en elkaar algehele en finale kwijting en decharge te verlenen.
8.2
Alle eventueel bestaande risico’s met betrekking tot de waardering van de aan de ene dan wel de andere partij toegedeelde goederen, komen voor rekening van de partij aan wie de betreffende goederen zijn toegedeeld. Ieder der partijen heeft de verdeling, zoals die voortvloeit uit de als bijlage 1 aan dit convenant gehechte vermogensverdelingsstaat te zijnen bate of schade aanvaard. Ieder der partijen vrijwaart de ander voor eventuele aanspraken, gebaseerd op de waardering van de aan ieder van hen toegedeelde roerende en onroerende zaken.
(…)
9 Kosten
9.1
De kosten van de scheidingsmediator mr. S.A. Merhottein en die van de door hen ingeschakelde fiscaal- en juridisch adviseurs worden door partijen bij helfte gedragen.
(…)”
3.9.
Op 3 september 2021 hebben partijen een nadere vaststellingsovereenkomst gesloten (hierna: de VSO), waarin de in artikel 4.11.1 van het Convenant opgenomen schenkingsverplichting aldus is gewijzigd dat
“de man middels een periodieke gift (de waarde van) de certificaten van aandelen [D.] (naar de staat van de peildatum, na aftrek van een dividenduitkering van € 1,7 miljoen) zal overdragen aan [C.].”
In de considerans van de VSO is voorts nog het volgende opgenomen:
“(…)
4. Partijen hebben onderhandeld over een minnelijke oplossing waarbij beiden zijn bijgestaan door een advocaat. Alle van de aanvang af bij de scheiding betrokken adviseurs hebben zich over deze voorstellen gebogen en hun advies uitgebracht, hetgeen geresulteerd heeft in de afspraak dat een tweetal wijzigingen zal worden doorgevoerd in art. 4.11.1 van het Convenant, getekend op 3 mei 2021. Het bepaalde in het Convenant blijft voor het overige ongewijzigd. De wijzigingen worden vastgelegd in deze overeenkomst verder te noemen: VSO.
5. Partijen hebben zich gedurende het traject dat heeft geleid tot de totstandkoming en ondertekening van het Convenant, het Ouderschapsplan, de VSO periodieke schenking en de onderhavige VSO laten bijstaan door de door hem en haarzelf ingeschakeld fiscaal en juridisch deskundigen, die hen op alle onderdelen van het Convenant, het Ouderschapsplan en de VSO periodieke schenking hebben geadviseerd. Het Convenant, het Ouderschapsplan, de VSO periodieke schenking en deze VSO zijn het gevolg van een langdurig zorgvuldig traject waarin partijen compos mentis tot de vastgelegde afspraken zijn gekomen.
6. Deze regeling is een vaststellingsovereenkomst, waarin partijen, nu over alle gevolgen van de beëindiging van het huwelijk tussen partijen onzekerheid en geschillen bestonden, deze onzekerheid en geschillen door middel van deze overeenkomst willen opheffen en beslechten.
Ter beëindiging en/of ter voorkoming van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen dan tussen partijen rechtens geldt,
VERKLAREN ZIJ HET VOLGENDE MET ELKAAR TE ZIJN OVEREENGEKOMEN EN TUSSEN HEN BINDEND VAST TE STELLEN:
(…)
Art. 3. Vaststellingsovereenkomst.
De onderhavige VSO betreft een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 BW. Partijen doen onder voorwaarde van uitvoering van het bepaalde in onderhavige VSO, het Convenant en de VSO periodieke schenking hierbij onherroepelijk afstand van het recht om de VSO, het Convenant en de VSO periodieke schenking in of buiten rechte geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden of te (doen) vernietigen dan wel gehele of gedeeltelijke ontbinding of vernietiging en/of wijziging van deze en voornoemde overeenkomsten te vorderen.
(…)”
3.10.
Bij brief van 9 oktober 2021 heeft de man, voor zover hier van belang, het volgende aan de vrouw geschreven:
“Het spijt mij dat ik suïcide als chantagemiddel heb ingezet. Dat had ik nooit mogen doen. Het spijt mij ook dat ik die donderdagochtend zulke boze en beledigende e-mails had gestuurd. Ook dat had ik nooit mogen doen. Het spijt mij ook dat ik ben vreemdgegaan en dat ik jou in de relatie heb teleurgesteld.
We zijn 12 jaar samen geweest.
Je hebt mijn eerlijkheid, rechtvaardigheid, vrijgevigheid en commitment als vader altijd geprezen. Maar sinds een half jaar ben ik een oplichter die jou bedriegt om geld en nu vorm ik een gevaar voor onze kinderen. Dat kan toch niet waar zijn?
[eiseres/verweerster] , jeweetdat ik voor de kinderen door het vuur ga enallesvoor ze zou doen. Jeweetdat ze bij mij altijd veilig zijn.
En als je daar aan twijfelt: vraag het aan (…).
Dit is allemaalnietnodig. Ook zonder procederen kost dit nu nog maanden aan stress en tienduizenden euro’s aan advieskosten. Jij, ik en de kinderen zijn hier allemaal de dupe van.
Jij kan dit stoppen en dan kunnen we vanaf volgende week op een positieve manier verder met ons leven.
Ik smeek het je.”
3.11.
Op 3 januari 2022 respectievelijk 3 februari 2022 is door de man als ‘schenker’ en de [C.] als ‘begiftigde’ een “onderhandse akte van periodieke gift” ondertekend.
3.12.
Bij dagvaarding van 6 juli 2022 heeft de vrouw een kortgedingprocedure tegen de man en [A. 2] aanhangig gemaakt, waarin zij – kort samengevat – heeft gevorderd dat de man en [A. 2] worden veroordeeld het door de man genomen aandeelhoudersbesluit tot schorsing van de vrouw en tot benoeming van de man als bestuurder van [G.] in te trekken, althans de werking daarvan op te schorten voor de duur van de bodemprocedure, alsmede dat de man en [A. 2] worden verboden om nieuwe besluiten van diezelfde aard te nemen. Bij kortgedingvonnis van 25 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen.
3.13.
Bij verzoekschrift van 22 juli 2022 heeft de vrouw een enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam aanhangig gemaakt tegen [A. 2] en [D.] In die procedure heeft op 22 september 2022 een mondelinge behandeling plaatsgevonden.
3.14.
Op 19 september 2022 heeft notaris mr. Jager op verzoek van de vrouw een concept akte van partiële verdeling met betrekking tot de tenaamstelling van de woning aan de [adres] opgesteld. Deze concept akte luidt, voor zover hier van belang:
“(…)
VERDELING
De deelgenoten gaan hierbij over tot verdeling van het Registergoed en delen het Registergoed met ingang van heden (…) toe aan Verkrijger (rb: de vrouw) onder de verplichting voor Verkrijger wegens overbedeling aan Vervreemder (rb: de man) te voldoen een bedrag in contanten groot één miljoen vijfhonderd tweeënnegentig duizend vijfhonderd euro (€ 1.592.500,00). Laatstgemeld bedrag zal worden verrekend met de genoegzaam bekende vordering welke de Verkrijger heeft op de Vervreemder - en welke vordering in ieder geval groter is dan de waarde van het toegedeelde - en dat de vervreemder dienaangaande integrale kwijting verleent. (…)”
3.15.
Bij dagvaarding van 30 augustus 2022 heeft de man in kortgeding veroordeling van de vrouw gevorderd om haar onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de goederenrechtelijke levering aan de man van de onroerende zaak aan de [adres] . Bij kortgedingvonnis van 4 oktober 2022 is de vordering van de man toegewezen. De vorderingen in reconventie van de vrouw zijn afgewezen, waaronder een vordering om de man te veroordelen uitvoering te geven aan de toedeling van de woning aan de [adres] door ondertekening van de concept akte van partiële verdeling van 19 september 2022, zoals opgesteld door mr. Jager.

4.Het geschil

in conventie

4.1.
De vrouw vordert, na wijziging van eis, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I.
1 Primair voor recht te verklaren dat bij de verdeling van de gemeenschap van goederen tussen partijen op grond van het convenant van 3 mei 2021 en de vaststellingsovereenkomst van 3 september 2021 sprake is van benadeling voor meer dan een kwart;
2 Primair te verklaren voor recht dat [gedaagde/eiser] middels de Akte tot periodieke gift d.d.3 februari 2022 over de periode van 2021 tot en met 2025 een schenkingsverplichting is aangegaan, die hij niet over 2021 heeft uitgevoerd en dat als gevolg daarvan niet sprake is van een stipte en volledige nakoming voltooiing van de schenkingen uit hoofde van artikel 4.11.2 van het convenant;
3 Primair vast te stellen dat tussen partijen de verdeling van het vermogen niet hoeft te worden vernietigd ingevolge artikel 3:196 BW doch ingevolge artikel 3:198 BW gewijzigd dient te worden verdeeld;
A) Primair conform de gewijzigde verdeling zonder schenkingsverplichting in het overzicht van productie 61;
B) Subsidiair conform de gewijzigde verdeling met schenkingsverplichting in het overzicht van productie 61;
C) met de bepaling dat zodanige verdeling tussen partijen op onderdelen reeds is uitgevoerd, te weten: 1) betaling van bank- en spaartegoeden van EUR 1.937.575,- aan eiseres, zodat nog resteert door [gedaagde/eiser] aan [eiseres/verweerster] te betalen EUR 70.100,-; 2) betaling van bank- en spaartegoeden van EUR 2.216.275,- aan gedaagde; 3) roerende zaken: de toedeling en overdracht van de BMW aan eiseres; 4) roerende zaken: de toedeling en overdracht van inventaris goederen aan eiseres en gedaagde over en weer; 5) schulden: de schuld van EUR 4.500.000,- is door [gedaagde/eiser] namens partijen afgelost aan [D.] op of omstreeks 8 februari 2021;
D) dat gedaagde wordt veroordeeld om aan eiseres te betalen een bedrag van primair EUR 3.238.246,44 dan wel subsidiair van EUR 2.314.979,35,- wegens overbedeling, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening.
II.
Subsidiair, indien de door eiseres gevorderde gewijzigde verdeling onder 3 niet wordt toegewezen dat de rechtbank de wijziging van verdeling dan vaststelt op grond van artikel 3:185 BW, zoveel mogelijk onder aansluiting bij de door eiseres gevorderde gewijzigde primaire dan wel subsidiaire verdeling onder 3.
III.
Meer subsidiair, indien geen sprake is van benadeling van een meer dan een kwart:
A) te verklaren voor recht dat bij de totstandkoming van het convenant van 3 mei 2021 en de vaststellingsovereenkomst van 3 september 2021 sprake is geweest van bedrog;
B) het convenant van 3 mei 2021 en de vaststellingsovereenkomst van 3 september 2021 te vernietigen wegens bedrog;
C) de verdeling van de gemeenschap van goederen tussen partijen vast te stellen ex artikel 3:185 BW, zoals gewijzigd gevorderd door eiseres onder 3, subsidiair als een verdeling uit hoofde van 3:185 BW die zoveel mogelijk aansluit bij de door eiseres gevorderde gewijzigde verdeling onder 3.
IV.
Nog meer subsidiair, indien geen sprake is van benadeling van een meer dan een kwart, en indien geen sprake is van bedrog:
A) te verklaren voor recht dat bij de totstandkoming van het convenant van 3 mei 2021 en de vaststellingsovereenkomst van 3 september 2021 sprake is geweest van misbruik van omstandigheden;
B) het convenant van 3 mei 2021 en de vaststellingsovereenkomst van 3 september 2021 niet te vernietigen, doch in plaats daarvan uit hoofde van artikel 3:54 lid 2 het nadeel van het misbruik van recht op te heffen door tussen partijen de verdeling vast te stellen, zoals door eiseres is gevorderd als gewijzigde verdeling onder 3, subsidiair als een verdeling uit hoofde van 3:185 BW die zoveel mogelijk aansluit bij de door eiseres gevorderde gewijzigde verdeling onder 3.
V.
Meer-meer subsidiair, indien geen sprake is van benadeling voor meer dan een kwart, en er geen sprake is van bedrog en er geen sprake is van misbruik van omstandigheden:
A) te verklaren voor recht dat gedaagde jegens eiseres onrechtmatig heeft gehandeld;
B) gedaagde jegens eiseres te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
C) te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening.
VI.
Gedaagde te veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad, om mee te werken aan de te naam stelling van de [adres] op naam van eiseres, zowel in het geval het convenant niet kan worden vernietigd, als in het geval van een gewijzigde verdeling tussen partijen, binnen 30 dagen na 48 uur na betekening van een in deze zaak te wijzen vonnis, alles op straffe van het verbeuren van een dwangsom van EUR 5.000,- per dag (een dagdeel als een gehele dag gerekend) dat gedaagde niet meewerkt aan de tenaamstelling zoals genoemd en bedoeld in productie 92, alles tot een maximum van EUR 150.000,-, en om na verloop van 30 dagen zonder medewerking van gedaagde aan de tenaamstelling dit vonnis ex artikel 3:300 BW in plaats te laten treden voor de handtekening en medewerking van [gedaagde/eiser] die nodig is voor de tenaamstelling van de [adres] op naam van eiseres.
VII.
Gedaagde te veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad, om mee te werken aan het als bestuurder van 2050 Holding nemen van agiobesluiten met de door [eiseres/verweerster] voorgestelde toerekening van betalingen zoals hiervoor genoemd onder randnummer 2.9 en 2.12, betreffende het betalingsverkeer zoals die door gedaagde in randnummer 67 van de conclusie van antwoord is genoemd, zowel in het geval het convenant niet kan worden vernietigd, als in het geval van een gewijzigde verdeling tussen partijen, alles op straffe van 48 uur na betekening van een in deze zaak te wijzen vonnis het verbeuren van een dwangsom van EUR 5.000,- per dag (een dagdeel als een geheel gerekend) tot een maximum van EUR 150.000,- voor iedere dag dat gedaagde niet meewerkt aan de formalisering van de agiobesluiten zoals door eiseres is gevorderd.
VIII.
Gedaagde te veroordelen tot betaling aan eiseres van de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten ten belope van EUR 163,- zonder betekening, dan wel EUR 248,- in het geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en — voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt — te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
4.2.
De man voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
4.4.
De man vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
PRIMAIR
Ten aanzien van de onroerende zaken
Primair
II.
[eiseres/verweerster] te verplichten binnen een termijn van een maand na het ten deze te wijzen vonnis mee te werken aan de overdracht van de gemeenschappelijke woning te [adres] aan [gedaagde/eiser] voor een bedrag van € 2.750.000, bij gebreke waarvan uw vonnis ex artikel 3:300 BW in de plaats kan worden gesteld van alle voor de levering vereiste uitvoeringshandelingen waaraan [eiseres/verweerster] (door ondertekening) haar medewerking dient te verlenen teneinde de bedoelde woning aan [gedaagde/eiser] te leveren;
III.
[eiseres/verweerster] te verplichten binnen een termijn van een maand na het ten deze te wijzen vonnis mee te werken aan de overdracht van de gemeenschappelijke woning te [adres] aan [gedaagde/eiser] voor een bedrag van € 650.000, bij gebreke waarvan uw vonnis ex artikel 3:300 BW in de plaats kan worden gesteld van alle voor de levering vereiste uitvoeringshandelingen waaraan [eiseres/verweerster] (door ondertekening) haar medewerking dient te verlenen teneinde de bedoelde woning aan [gedaagde/eiser] te leveren;
Subsidiair
IV.
Voor het geval [eiseres/verweerster] weigert haar medewerking te verlenen aan de levering van de onroerende zaken, te bepalen dat [eiseres/verweerster] dan wel een door de rechtbank aan te wijzen notaris, een medewerker van de betreffende notaris of makelaar wordt aangewezen als vertegenwoordiger van [eiseres/verweerster] dan wel dat [gedaagde/eiser] de akte van levering opmaakt c.q. laat opmaken en dat de uitspraak van de rechtbank in de plaats treedt van de onderdeel daarvan uitmakende rechtshandelingen c.q. wilsverklaringen van [eiseres/verweerster] ;
Geldvorderingen
V.
[eiseres/verweerster] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 39.894,41 uit hoofde van door [gedaagde/eiser] voor [eiseres/verweerster] betaalde advocaat- en advieskosten scheiding;
VI.
[eiseres/verweerster] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 67.064,79 uit hoofde van de verdeling van de ING-rekening;
SUBSIDIAIR
VII.
Indien en voor zover uw rechtbank tot het oordeel komt dat de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap moet worden gewijzigd en of opnieuw moet worden vastgesteld, te bepalen dat de huwelijksgoederengemeenschap per peildatum bij helfte verdeeld dient te worden, met inachtneming van de schenkingsverplichting aan [C.], conform een nader door [gedaagde/eiser] in het geding te brengen voorstel;
MEER SUBSIDIAIR
VIII.
Indien en voor zover uw rechtbank tot het oordeel mocht komen dat de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap moet worden gewijzigd en/of opnieuw moet worden vastgesteld en uw rechtbank de vordering van [gedaagde/eiser] om de verdeling opnieuw vast te stellen afwijst, de huwelijkse voorwaarden van18 oktober 2019 op grond van bedrog of dwaling te vernietigen.
PROCESKOSTEN
IX.
[eiseres/verweerster] te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure, te begroten op een bedrag van ten minste € 50.000, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
4.5.
De vrouw voert verweer.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie

5.1.
De man heeft bij conclusie van antwoord tevens eis in reconventie verzocht om een grote hoeveelheid randnummers van en producties bij de dagvaarding buiten beschouwing te laten, omdat deze onder de geheimhoudingsclausule van de tussen partijen gesloten mediationovereenkomst valt. De rechtbank wijst dit verzoek af. De (betreffende randnummers van de) dagvaarding en de producties zijn onderdeel van het dossier. Een regeling omtrent onrechtmatig verkregen bewijs ontbreekt in civiele procedures. De vraag of het gebruik van de betreffende informatie uit de mediationprocedure als onrechtmatig dient te worden gekwalificeerd kan in een eventuele procedure bij de tuchtrechter aan de orde komen.
Overigens zijn de desbetreffende stellingen en producties niet in het nadeel van de man bij de beoordeling betrokken. De rechtbank ziet daarom ook geen aanleiding om de man in de gelegenheid te stellen zich alsnog nader uit te laten, zoals verzocht.
Benadeling voor meer dan een kwart?
5.2.
De vrouw legt primair aan haar vorderingen ten grondslag dat sprake is van benadeling voor meer dan een kwart als bedoeld in artikel 3:196 lid 1 BW. Zij voert hiertoe aan dat per peildatum sprake is van een geheel andere vermogenstoestand tussen partijen, dan waarmee in het Convenant rekening is gehouden. De vrouw stelt dat zij over de vermogensopstelling per peildatum door de man niet juist is geïnformeerd en de door de man gepresenteerde cijfers onjuist zijn. Met meerdere componenten is volgens haar geen rekening gehouden bij de verdeling van het vermogen, zoals de contante waarde van dividenduitkeringen, de aard en omvang van (fiscale) schulden, agiobesluiten, rekening-courant vorderingen en spaargelden. De vrouw stelt als gevolg hiervan te weinig aan vermogen uit de verdeling toebedeeld te hebben gekregen en vordert daarom op grond van artikel 3:198 BW wijziging van de verdeling van het vermogen tussen partijen.
5.3.
De man betwist dat sprake is van benadeling voor meer dan een kwart. Volgens de man informeert de vrouw de rechtbank doelbewust onjuist over de vermogensopstelling per peildatum, alsmede over de informatie die met de vrouw is gedeeld tijdens het mediationproces en handelt zij hiermee in strijd met artikel 21 Rv. De man voert aan dat partijen hebben gewerkt met een online spreadsheet die alle informatie waarvan de vrouw nu stelt dat die zou zijn achtergehouden, omvat. De vrouw en haar advocaten/adviseurs hebben uitgebreid met dit document gewerkt. Daarbij komt dat de aangepaste berekeningen van de vrouw meerdere fouten bevatten, die leiden tot een minimale correctie van € 1.457.258 per persoon per peildatum. Alleen al op grond hiervan is eenvoudig vast te stellen dat de vrouw zich nooit met succes kan beroepen op benadeling voor meer dan een kwart, aldus de man. Daarnaast stelt de man dat, als er al benadeling zou zijn voor meer dan een kwart, de vrouw deze te harer bate of schade heeft aanvaard.
5.4.
In artikel 3:196 lid 1 BW is bepaald dat een verdeling kan worden vernietigd indien één van partijen omtrent de waarde van een of meer van de te verdelen goederen en schulden heeft gedwaald en daardoor voor meer dan een kwart is benadeeld. Lid 4 bepaalt echter dat wanneer de benadeelde de toedeling te zijnen bate of schade heeft aanvaard de verdeling niet wegens dwaling vernietigbaar is. Door dit uitdrukkelijk overeen te komen wordt een discussie achteraf omtrent de waarden voorkomen. Daarvan is in dit geval sprake. De rechtbank zal dat hieronder toelichten.
5.5.
Partijen (en met name de vrouw) hebben zich vanaf het moment dat zij het huwelijksgoederenregime hebben gewijzigd naar een algehele gemeenschap van goederen en vervolgens gedurende het hele echtscheidingstraject laten bijstaan door ter zake deskundige personen, zoals advocaten, notarissen, financieel adviseurs en fiscalisten. Een veelvoud aan documenten, voorstellen, scenario’s, concepten, commentaren en aanpassingen over de verdeling van het vermogen zijn de revue gepasseerd, tussen partijen en hun adviseurs uitgewisseld en uit onderhandeld, een en ander mede met behulp van een online spreadsheet waar partijen en hun adviseurs gezamenlijk in werkten. Uiteindelijk
– nadat de vrouw een bezinningsperiode van anderhalve maand is gegund – heeft een en ander, ondanks het feit dat tussen partijen over de gevolgen van de beëindiging van het huwelijk tussen partijen nog onzekerheid en geschillen bestonden, geresulteerd in het Convenant, waarin in artikel 8.2 het volgende is opgenomen:
“Alle eventueel bestaande risico’s met betrekking tot de waardering van de aan de ene dan wel de andere partij toegedeelde goederen, komen voor rekening van de partij aan wie de betreffende goederen zijn toegedeeld. Ieder der partijen heeft de verdeling, zoals die voortvloeit uit de als bijlage 1 aan dit convenant gehechte vermogensverdelingsstaatte zijnen bate of schade aanvaard(onderstreping rb).
Ieder der partijen vrijwaart de ander voor eventuele aanspraken, gebaseerd op de waardering van de aan ieder van hen toegedeelde roerende en onroerende zaken.”
In de vier maanden later getekende VSO is onder de punten 4, 5 en 6 van de considerans nog eens extra benadrukt dat partijen zich gedurende het gehele traject door deskundigen hebben laten adviseren en zij wisten waar ze mee instemden. Dit is als volgt geformuleerd:
“5. Partijen hebben zich gedurende het traject dat heeft geleid tot de totstandkoming en ondertekening van het Convenant, het Ouderschapsplan, de VSO periodieke schenking en de onderhavige VSO laten bijstaan door de door hem en haarzelf ingeschakeld fiscaal en juridisch deskundigen, die hen op alle onderdelen van het Convenant, het Ouderschapsplan en de VSO periodieke schenking hebben geadviseerd. Het Convenant, het Ouderschapsplan, de VSO periodieke schenking en deze VSO zijn het gevolg van een langdurig zorgvuldig traject waarin partijen compos mentis tot de vastgelegde afspraken zijn gekomen.”
Vervolgens hebben partijen in artikel 3 van de VSO onherroepelijk afstand gedaan van het recht om de VSO, het Convenant en de VSO periodieke schenking in of buiten rechte geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden of te (doen) vernietigen, dan wel gehele of gedeeltelijke ontbinding of vernietiging en/of wijziging van deze en voornoemde overeenkomsten te vorderen. Uit het vorenstaande volgt dat partijen de toedeling te zijnen/harer bate of schade hebben aanvaard. Het beroep van de vrouw op artikel 3:196 lid 1 BW slaagt daarom niet. De vraag of sprake is van benadeling voor meer dan een kwart kan daarom in het midden blijven.
5.6.
Ook het betoog van de vrouw dat artikel 8 lid 2 van het Convenant niet van toepassing is, omdat de vermogensopstelling van Bijlage 1 bij het Convenant geen vermogensopstelling per peildatum is, kan haar niet baten. Zoals hierboven uiteengezet, is de vrouw steeds door deskundigen bijgestaan die over alle documenten en cijfers beschikten. Bijlage 1 bij het Convenant betreft een vermogensverdelingsstaat per datum ondertekening van het Convenant en niet per peildatum, hetgeen ook volgt uit artikel 5 van de considerans van het Convenant. In het licht van het vorenstaande en gelet op het verweer van de man, lag het op de weg van de vrouw haar stelling dat de man goederen of schulden per peildatum zou hebben verzonnen nader te onderbouwen. Dit heeft zij nagelaten en blijkt ook overigens nergens uit. De vrouw stelt nog dat een beroep op artikel 8 lid 2 van het Convenant in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, omdat de vrouw door de man in een van hem afhankelijke en bovendien zeer gestreste gemoedstoestand is gebracht onder voortdurende en toenemende druk van tijd en door bij herhaling te dreigen met zijn eigen levenseinde/opname en de mogelijkheid om de woning (die was aangekocht door de vrouw) af te nemen afhankelijk te laten zijn van het tekenen van het Convenant. Ook dit betoog slaagt niet nu vast staat dat zij door diverse deskundigen werd bijgestaan, die haar voor het nemen van onjuiste, overhaaste beslissingen konden behoeden. Bovendien is in de VSO expliciet vastgelegd dat
“partijen compos mentis tot de vastgelegde afspraken zijn gekomen”. Voor zover dit al anders was, had het op de weg van de vrouw gelegen om hierbij haar adviseurs te betrekken. Dat zij dat blijkbaar niet heeft gedaan dient voor haar rekening te blijven.
5.7.
Het voorgaande brengt mee dat de onder I primair onder 1. gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen.
5.8.
De vrouw vordert voorts primair te verklaren voor recht dat de man middels de Akte tot periodieke gift d.d. 3 februari 2022 over de periode van 2021 tot en met 2025 een schenkingsverplichting is aangegaan, die hij niet over 2021 heeft uitgevoerd en dat als gevolg daarvan niet sprake is van een stipte en volledige nakoming van de verplichting tot voltooiing van de schenkingen uit hoofde van artikel 4.11.2 van het Convenant. Ook deze vordering slaagt niet. Artikel 4.11.2 van het Convenant bepaalt immers dat
“De man is gehouden om de schenkingen te voltooien binnen zeven jaar na ondertekening van dit convenant”.Uitgaande van de datum van ondertekening van het Convenant op 3 mei 2021 verstrijkt voormelde termijn voor voltooiing van de schenkingen eerst op 3 mei 2028, nog daargelaten dat het Convenant tevens bepaalt dat de man niet in verzuim is wanneer voltooiing langer dan zeven jaar duurt en de vertraging aan zijn zijde niet toerekenbaar is. De akte van periodieke gift van 3 februari 2022 heeft in deze termijn geen verandering gebracht. De man is op dit punt dan ook niet in verzuim in de nakoming van het Convenant. Ook de onder I primair onder 2. gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden afgewezen.
5.9.
Het door de vrouw onder I primair onder 3. gevorderde en het onder II subsidiair gevorderde betreffen een verdere uitwerking van haar stelling dat sprake is van benadeling voor meer dan een kwart als bedoeld in artikel 3:196 lid 1 BW. Gelet op het voorgaande behoeven deze vorderingen geen bespreking meer en zullen zij worden afgewezen.
Bedrog, misbruik van omstandigheden en onrechtmatige daad
5.10.
De vrouw vordert meer subsidiair, nog meer subsidiair en meer-meer subsidiair te verklaren voor recht dat bij de totstandkoming van het Convenant en de VSO sprake is geweest van bedrog, misbruik van omstandigheden althans van onrechtmatig handelen van de zijde van de man, op grond waarvan de verdeling moet worden aangepast althans (in geval van onrechtmatig handelen) haar schade moet worden vergoed. De vrouw stelt dat de man eenzijdig, zonder toestemming van de vrouw en onverplicht, in februari 2021 een lening van € 4.500.000 heeft afgelost aan [D.] via de privé bankrekeningen van partijen en dat hij dit opzettelijk heeft verzwegen voor de vrouw. Volgens de vrouw heeft de man met het wegsluizen van geldmiddelen en de controle daarover via [D.] de vrouw onder druk willen zetten om haar te bewegen om met zijn opstelling van de verdeling van vermogen (Bijlage 1) in te stemmen. Dit in het licht van het feit dat de vrouw een andere woning had gekocht (aan de [adres] ) en hiervoor geldmiddelen noodzakelijk waren. De vrouw stelt dat de man voorts vermogensbestanddelen heeft verzwegen, vermogensbestanddelen in het Convenant en Bijlage 1 voor te lage waardes heeft opgenomen en vermogensbestanddelen heeft opgenomen die op de peildatum niet bestonden. Ook heeft de man volgens de vrouw ten onrechte een noodzaak verondersteld om een deel van het gezamenlijk vermogen als schenking van het te verdelen vermogen af te zonderen. Ten slotte stelt de vrouw dat de aanhoudende dreiging door de man met zijn levenseinde dan wel zijn vertrek en het de vrouw daarvoor verantwoordelijk maken en de voortdurende dreiging om zijn rol als vader voor zijn twee kinderen los te laten, beschouwd kan worden als een onderdeel van het opvoeren van buitengewone druk ten nadele van de vrouw om haar tot het tekenen van het Convenant te bewegen. Door voormelde omstandigheden is de vrouw door de man in een (geestelijke) noodtoestand en in een (financieel) afhankelijke positie gebracht. Volgens de vrouw heeft de man in zijn brief van 9 oktober 2021 erkend dat hij zijn gezondheidstoestand heeft geveinsd en alles in scene heeft gezet met maar één doel, namelijk de vrouw tot medewerking bewegen aan het tekenen van het Convenant en de VSO.
5.11.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw haar stellingen ten aanzien van het aflossen van de lening aan [D.] in februari 2021, in het licht van het verweer van de man, onvoldoende heeft onderbouwd. De man heeft er op gewezen dat dit een lening was met een looptijd van één jaar, eindigend op 1 april 2021 (hetgeen ook volgt uit de overeenkomst van geldlening van 1 april 2020, productie 46 bij de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie) en dat deze dus op korte termijn sowieso moest worden afgelost. Daarnaast betrof de lening geld van de vennootschap dat bij partijen was geparkeerd in verband met het realiseren van een betere rentevergoeding, omdat die bij de bank negatief was. Bovendien was de aflossing volgens de man noodzakelijk voor [D.] om de door de vrouw aangekochte woning aan de [adres] te financieren. De vrouw heeft deze stellingen niet (voldoende) weersproken, zodat de rechtbank van de juistheid hiervan uitgaat.
5.12.
Ook de stelling van de vrouw dat de man vermogensbestanddelen heeft verzwegen, vermogensbestanddelen in het Convenant en Bijlage 1 voor te lage waardes heeft opgenomen en vermogensbestanddelen heeft opgenomen die op de peildatum niet bestonden, heeft zij in het licht van het verweer van de man, onvoldoende onderbouwd. Het betoog van de man dat Bijlage 1 is opgesteld vanuit fiscaal oogpunt is door de vrouw niet voldoende weersproken en zoals hiervoor ten aanzien van de primaire vordering overwogen volgt uit artikel 5 van de considerans van het Convenant dat dit een vermogensverdelingsstaat per datum ondertekening van het Convenant betreft en niet per peildatum. Daar komt bij dat, zoals ook ten aanzien van de primaire vordering is overwogen, de vrouw meerdere adviseurs voor zich aan het werk had, zoals advocaten, notarissen, financieel adviseurs en fiscalisten. Door de vrouw is niet weersproken en dit volgt ook uit de stukken, dat de man heeft aangeboden dat de vrouw alle cijfers kon inzien, dat de man een toelichting op de cijfers heeft gegeven en dat de man heeft getracht de online spreadsheet op te schonen om verduidelijking te geven.
5.13.
Ook de stelling van de vrouw dat geen sprake was van een schenkingsverplichting aan [C.] heeft de vrouw, in het licht van het gedocumenteerde verweer van de man, onvoldoende onderbouwd en strookt ook niet met de mede door de vrouw ondertekende vaststellingsovereenkomst van 13 juni 2019 en de onderhandse akte van periodieke gift van 28 oktober 2019 tussen de vrouw, de man en [C.] in dit verband.
5.14.
Ten slotte gaat de rechtbank ook voorbij aan het betoog van de vrouw dat zij door de man in een geestelijke noodtoestand is gebracht gezien zijn herhaalde dreigingen met suïcide/opname bij de GGZ en aankondigen dat hij zich niet langer meer als ouder/vader over zijn kinderen zou ontfermen en zou vertrekken. Weliswaar staat vast dat de man zich in e-mails/brieven in deze zin heeft geuit, maar dat de man zijn dreigingen heeft gekoppeld aan het tekenen van het Convenant en de VSO, zoals betoogd door de vrouw, is door de man weersproken en blijkt overigens nergens uit. Voor zover de vrouw al door deze uitingen niet in staat was om na te denken over de inhoud van het Convenant, althans te overzien wat een juiste en volledige verdeling van het vermogen was, had het op haar weg gelegen om haar adviseurs hierover te raadplegen. De vrouw voert in dit verband nog aan dat het Convenant onder grote tijdsdruk is opgesteld, maar deze stelling passeert de rechtbank, gelet op het feit dat voorafgaand aan het tekenen van het Convenant, en onder meer middels een online spreadsheet, een lang onderhandelingsproces tussen partijen en hun adviseurs heeft plaatsgevonden op basis van actuele cijfers. De stelling over grote tijdsdruk strookt ook niet met het feit dat de vrouw een bezinningsperiode heeft gekregen (en genomen) van anderhalve maand alvorens tot ondertekening van het Convenant over te gaan. Daar komt bij dat niet is gesteld of gebleken dat vóór het tekenen van de VSO hierover discussie tussen partijen bestond met betrekking tot betreffende punten over het openbreken van het Convenant. Vervolgens is de VSO getekend in aanwezigheid van partijen en hun adviseurs.
5.15.
De vrouw voert nog aan dat de man zijn uitingen ten aanzien van suïcide/opname bij de GGZ en/of vertrek heeft geveinsd en in scene heeft gezet bij wijze van chantagemiddel om de vrouw het Convenant en de VSO te laten tekenen. Ook dit betoog dient als onvoldoende onderbouwd te worden gepasseerd. Anders dan de vrouw stelt, blijkt dit in ieder geval niet uit de overgelegde brief van 9 oktober 2021 (productie 26 bij de dagvaarding). De vergaande stelling van de vrouw dat de man alles in scene heeft gezet en dat met deze brief heeft erkend, volgt de rechtbank daarom niet. Van belang is hierbij nog dat niet door de vrouw is weersproken dat bij de man in 2007 een borderline persoonlijkheidsstructuur is gediagnosticeerd en de man in zijn tienerjaren en rond zijn vijfentwintigste levensjaar in periodes ook last heeft gehad van suïcidale gedachten.
5.16.
Het voorgaande brengt mee dat het gevorderde onder III, IV en V zal worden afgewezen.
De woning aan de [adres]
5.17.
De vrouw vordert onder VI medewerking van de man om de woning aan de [adres] op haar naam te krijgen door middel van de door notaris mr. Jager opgestelde akte van partiële verdeling. De man heeft verklaard bereid te zijn aan de tenaamstelling uitvoering te geven. Dat tenaamstelling desondanks nog niet plaats heeft gevonden is te wijten aan het feit dat de vrouw in de akte van partiële verdeling wenst op te nemen dat de vrouw een door haar aan de man te betalen bedrag van € 1.592.500,- mag verrekenen
“met de genoegzaam bekende vordering”van de vrouw op de man. De man betwist dat sprake is van een dergelijke vordering en gaat daarom niet akkoord met deze vermelding. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw onvoldoende onderbouwd waar deze formulering op is gebaseerd. Nu de vrouw aan deze formulering in de akte van partiële verdeling vast houdt en haar vordering hieraan koppelt, zal deze vordering daarom worden afgewezen.
Agiobesluiten
5.18.
De vrouw vordert onder VII medewerking van de man aan het als bestuurder van [A. 2] nemen van agiobesluiten. De rechtbank wijst deze vordering af. Partijen dienen uitvoering te geven aan het Convenant en een dergelijke verplichting is hierin niet opgenomen. Daar komt bij dat [A. 2] in de onderhavige procedure geen partij is zodat de vordering ook daarom niet toewijsbaar is.
5.19.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van de vrouw zullen worden afgewezen. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
[adres]
5.20.
De man vordert primair onder II medewerking van de vrouw aan de overdracht van de woning aan de [adres] op grond van de artikelen 3.3 en 3.4 van het Convenant. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de man verklaard deze vordering in te trekken, nu de vrouw gelet op het vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 4 oktober 2022 haar medewerking heeft toegezegd. Deze vordering behoeft daarom geen bespreking meer.
[adres]
5.21.
De man vordert primair onder III medewerking van de vrouw aan de overdracht van de woning aan de [adres] op grond van de artikelen 3.8 en 3.9 van het Convenant. Het door de vrouw hiertegen gevoerde primaire verweer is gegrond op de veronderstelling dat haar vorderingen in conventie worden toegewezen. Nu dit niet het geval is, kan dit verweer niet slagen.
5.22.
Subsidiair beroept de vrouw zich op een opschortingsrecht. Volgens de vrouw kan zij niet worden verplicht tot nakoming van haar prestaties onder het Convenant en de VSO daar waar de man nalaat zijn prestaties eerst na te komen c.q. daarin jegens de vrouw toerekenbaar tekortschiet en bij de vrouw de gegronde vrees bestaat dat de man ook zijn overige verplichtingen uit het Convenant en de VSO niet zal nakomen.
5.23.
Ook dit verweer slaagt niet. Zoals overwogen in het vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 4 oktober 2022 ten aanzien van de woning aan de [adres] komt de vrouw ook met betrekking tot de woning aan de [adres] geen beroep op een opschortingsrecht toe, omdat van een wederkerige vordering geen sprake is en toedeling van deze woning aan de man zoals vastgelegd in artikel 3.6 van het Convenant ook op geen enkele wijze gekoppeld is aan, dan wel afhankelijk is van, de overige in het Convenant vastgelegde afspraken. In artikel 3.9 van het Convenant is immers vastgelegd dat partijen verklaren
“hierbij onherroepelijk volmacht te verlenen (…) om namens ieder der partijen de akte waarin de onroerende zaak wordt geleverd aan de man te ondertekenen, (…) en verder al datgene te verrichten wat de gevolmachtigde raadzaam zal oordelen (…) om te bewerkstelligen dat voormelde onroerende zaak uitsluitend eigendom wordt van de man”. De medewerking aan de goederenrechtelijke levering van de woning aan de man is derhalve reeds in het Convenant gegeven. De vrouw kan hier niet achteraf alsnog op terugkomen. De vordering van de man zal daarom worden toegewezen.
Advocaat- en advieskosten in het kader van de scheiding
5.24.
De man vordert onder V de vrouw te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 39.894,41 uit hoofde van door de man voor de vrouw betaalde advocaat- en advieskosten in het kader van de scheiding.
5.25.
De vrouw betwist deze vordering. Zij voert aan dat uit de door de man overgelegde specificaties blijkt dat het gaat om facturen die zijn gericht aan [D.] en [A. 2] en de man deze facturen niet zelf heeft betaald, zodat hem geen beroep toekomt op grond van artikel 9.1 van het Convenant.
5.26.
Het verweer van de vrouw faalt. In het Convenant is bepaald dat de kosten door partijen bij helfte worden gedragen en door de vrouw is niet weersproken dat deze zijn voldaan uit vermogen dat aan de man is toebedeeld. Dat de kosten wellicht via de bankrekening van genoemde vennootschappen is betaald is dan ook niet relevant. Nu vast staat dat de vrouw de helft van de betaalde advocaat- en advieskosten dient te betalen, zal de vordering worden toegewezen.
Verdeling van de ING-rekening
5.27.
De man vordert onder VI veroordeling van de vrouw tot betaling van € 67.064,79 uit hoofde van de verdeling van de ING-rekening ten name van de vrouw die partijen over het hoofd hebben gezien. Het saldo op deze rekening bedroeg op de peildatum 31 december 2020 € 138.057,58 en komt voort uit belastingteruggaven over het jaar 2020 welke op grond van artikel 6.3 van het Convenant toekomen aan de man. Uit de stellingen van de vrouw (zie randnummer 2.31 van de dagvaarding) leidt de rechtbank af dat ook de vrouw van mening is dat het saldo van deze rekening in de verdeling moet worden betrokken. Het betoog van de vrouw dat de man, juist omdat partijen het hier over eens zijn, geen recht en belang heeft om een dergelijke vordering tot verdeling in te stellen, volgt de rechtbank niet en zij gaat hier dan ook aan voorbij. Dit betekent dat de vordering van de man zal worden toegewezen.
Werkelijke proceskosten
5.28.
De man vordert ten slotte betaling van de werkelijke (proces)kosten die hij heeft gemaakt en nog zal maken. Volgens de man heeft de vrouw met de onderhavige procedure de man, nog los van de emotionele stress, nodeloos op kosten gejaagd.
De vrouw betwist deze vordering en concludeert tot afwijzing hiervan.
5.29.
Volgens vaste jurisprudentie is slechts in bijzondere gevallen vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten aangewezen. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM.
5.30.
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken dat de vrouw haar vordering heeft gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze geen enkele kans van slagen hadden. Er kan dan ook niet worden gezegd dat het ontoelaatbaar was dat de vrouw haar standpunten in deze procedure ter beoordeling heeft voorgelegd. De vorderingen zijn weliswaar op sommige onderdelen moeilijk te volgen en zijn uiteindelijk ook afgewezen, maar dat is in het licht van voormelde terughoudendheid niet voldoende om te kunnen spreken van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen in de hiervoor bedoelde zin.
5.31.
De conclusie is dat er geen aanleiding is af te wijken van de hoofdregel van artikel 237 Rv. De vordering onder IX zal worden afgewezen. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
6.3.
bepaalt dat de vrouw binnen een termijn van een maand na de datum van dit vonnis verplicht is mee te werken aan de overdracht van de gemeenschappelijke woning te [adres] aan de man voor een bedrag van € 650.000,
6.4.
bepaalt dat dit vonnis op de voet van artikel 3:300 BW in de plaats treedt van alle voor de levering vereiste uitvoeringshandelingen waaraan de vrouw (door ondertekening) haar medewerking dient te verlenen teneinde de onder 6.3 bedoelde woning aan de man te leveren,
6.5.
veroordeelt de vrouw om aan de man te betalen een bedrag van € 39.894,41 uit hoofde van door de man voor de vrouw betaalde advocaat- en advieskosten scheiding,
6.6.
veroordeelt de vrouw om aan de man te betalen een bedrag van € 67.064,79 uit hoofde van de verdeling van de ING-rekening,
6.7.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.8.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Bellaart, mr. H.A. Pott Hofstede en mr. B. de Metz en in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 299