ECLI:NL:RBNHO:2023:8237

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
10406658 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde verkeersboete wegens handelen in strijd met geslotenverklaring

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op een beroep tegen een administratieve verkeersboete. De boete was opgelegd aan betrokkene voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. De zitting vond plaats op 26 mei 2023, waar zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van betrokkene aanwezig waren.

De kantonrechter heeft de gedraging vastgesteld en de verweren van betrokkene beoordeeld. Betrokkene stelde dat er niet voldaan was aan de vereisten uit het beleidskader, zoals het ontbreken van een waarschuwingsbrief en de vraag of de camera correct functioneerde. De kantonrechter oordeelde echter dat de waarschuwingsbrief niet meer vereist was, aangezien de waarschuwingsperiode al was verstreken. Ook werd vastgesteld dat de camera op het moment van de gedraging correct functioneerde en dat de boete terecht was opgelegd.

De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en de boete in stand gelaten. De verzoeken om proceskostenvergoeding werden afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, en kan worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen zes weken na de datum van toezending.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10406658 \ WM VERZ 23-195
CJIB-nummer : 250730916
Uitspraakdatum : 30 juni 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Verkeersboete.nl (N.G.A. Voorbach)

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 26 mei 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een geslotenverklaring in beide richtingen.
2.2.
De verweren tegen de opgelegde boete
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en gemachtigde van betrokkene heeft namens betrokkene in het beroepschrift aangevoerd dat er niet is voldaan aan de vereisten uit het beleidskader, omdat er geen waarschuwingsbrief is verzonden, niet blijkt of de camera 5 minuten vóór en ná het tijdvak wordt geactiveerd en uitgezet, er een deugdelijke vooraankondiging van de geslotenverklaring is en of de bebording maandelijks wordt geschouwd. De gemachtigde stelt dan ook dat de verbalisant onbevoegd was om de boete op te leggen. Ook blijkt niet uit de stukken of er een aanvraag is ingediend of dat instemming is verleend om te handhaven. Tevens voert gemachtigde van betrokkene aan dat er een matiging moet plaatsvinden van 25 procent omdat er niet fysiek is gehoord, maar slechts telefonisch. Er is tevens sprake van opeenstapeling van boetes.
2.3.
Het standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld dat aan betrokkene meerdere boetes in korte tijd zijn opgelegd en heeft de kantonrechter in lijn met het hof [1] verzocht om de eerste boete in stand te laten en de daaropvolgende boetes, tot het moment dat betrokkene er bekend mee is geworden, te vernietigen. Ter zitting zijn er tevens schouwrapporten en een foto van de gedraging overgelegd.
2.4.
De beoordeling van de verweren met betrekking tot het Beleidskader
2.4.1.
De waarschuwingsbrief
De kantonrechter overweegt dat het verweer met betrekking tot de waarschuwingsbrief niet op gaat, omdat alleen in de eerste periode van de digitale handhaving door de gemeente een waarschuwingsbrief hoeft te worden verstuurd. Overtredingen van deze geslotenverklaring worden sinds 2017 via een camera geregistreerd. Deze waarschuwingsperiode was op donderdag 23 juni 2022 - de datum van de gedraging in de onderhavige zaak - derhalve ruimschoots verstreken.
2.4.2.
De schouw en vooraankondiging
De kantonrechter stelt vast dat aan de voorwaarden van de beleidsregels wordt voldaan. Op de foto van de gedraging die zich bij de stukken bevindt is weliswaar geen C-bord zichtbaar en evenmin dat het voertuig dat bord is gepasseerd, maar bij de stukken bevinden zich wel schouwrapporten waaruit dit volgt. Uit die schouwrapporten blijkt dat door de verbalisant maandelijks een schouw is gedaan, vóór en na de datum van de gedraging(en), en dat is vastgesteld dat het C-bord aanwezig was, zowel vóór het begin van de geslotenverklaring als bij de ingang van de geslotenverklaring. Daaruit volgt ook dat het voertuig van betrokkene, op het moment van het nemen van de foto, het C-bord is gepasseerd. Aan de hand van die schouwrapporten heeft de officier van justitie voldoende onderbouwd dat ten tijde van de gedraging het C-bord was geplaatst en is gepasseerd. Voor wat betreft de plaatsing van vooraankondigingsborden merkt de kantonrechter op dat geen rechtsregel voorschrijft dat een geslotenverklaring met eerder geplaatste borden wordt aangekondigd.
2.4.3.
De activeringstijd van de camera
Ook het verweer dat de activeringstijd van de camera’s van de geslotenverklaring moet blijken uit de schouwrapporten, treft naar het oordeel van de kantonrechter geen doel. In het Beleidskamer staat niet vermeld dat de activeringstijd van de camera moet zijn opgenomen in de schouwrapporten [2] . De uitzondering om te laden en te lossen binnen de geslotenverklaring geldt tussen 07:00 en 11:00 uur en 17:00 en 19:30 uur van maandag tot en met zaterdag, op koopavond van 17:00 tot 18:00 en gedurende het kaasmarktseizoen op vrijdagochtend van 07:00 tot 10:00. Uit het zaakoverzicht blijkt dat de gedraging is begaan op een donderdag om 19:10 uur (koopavond), zodat vast staat dat de gedraging is begaan binnen de venstertijden waarin de geslotenverklaring van kracht was.
2.5.
De beoordeling van het verweer met betrekking tot de bevoegdheid
Op zichzelf volgt uit de Regeling dat digitaal handhaven slechts mogelijk is na instemming van het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie.
Maar ook als uit de stukken niet blijkt van die instemming, moet worden aangenomen dat de ambtenaar (van de gemeente) bevoegd was om de boete op te leggen. Uitgangspunt is immers dat in beginsel van de bevoegdheid van de ambtenaar mag worden uitgegaan. [3] Alleen als gemotiveerd wordt betwist dat sprake is van de hiervoor genoemde instemming, kan er aanleiding zijn om aan de bevoegdheid van de ambtenaar te twijfelen. Dat is hier niet het geval.
Daarbij komt dat de Regeling wat betreft de toetsing van de instemming door het Openbaar Ministerie verwijst naar eerdergenoemd Beleidskader, en dat zowel de Regeling als het Beleidskader zich in dit verband primair richten tot de gemeenten. De kantonrechter ziet daarom geen grond om aan te nemen dat de volgens de Regeling vereiste instemming een beleidsregel is waarop betrokkene een beroep kan doen. Ook in de rechtspraak is die instemming niet aangemerkt als een beleidsregel omtrent de wijze waarop gemeentelijke buitengewoon opsporingsambtenaren van hun bevoegdheid om een boete op te leggen gebruik dienen te maken. [4]
2.6.
De beoordeling van het verweer met betrekking tot schending fysieke hoorplicht
De gemachtigde van betrokkene heeft gesteld dat de boete moet worden verlaagd met 25%, omdat betrokkene in het administratief beroep bij de officier van justitie niet is gehoord. Daarbij is verwezen naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. [5] In die uitspraak heeft het hof geoordeeld dat bij betrokkenen die zonder hulp van een (professioneel) gemachtigde in beroep gaan, de officier van justitie structureel het recht schendt om te worden gehoord. Het hof heeft daarom de boete met 25% verlaagd, mede omdat er geen concreet zicht bestaat op een oplossing daarvoor.
De gemachtigde van betrokkene heeft op zichzelf gelijk dat de officier van justitie ook in dit geval de hoorplicht heeft geschonden. De gemachtigde en betrokkene zijn namelijk niet ‘fysiek’ gehoord door de officier van justitie. Er is ook geen toestemming gegeven om daarvan af te zien. Het beroep is daarom gegrond en de beslissing van de officier van justitie zal worden vernietigd wegens een schending van de hoorplicht.
De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om de boete met 25% te verlagen. De schending van de hoorplicht die hier aan de orde is, kan niet gelijk worden gesteld met de schending waarover het hof oordeelde. In dit geval gaat het niet om een betrokkene die zonder professioneel gemachtigde in beroep is gegaan, maar werd betrokkene bijgestaan door een gemachtigde. Bovendien is die gemachtigde door de officier van justitie in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord en is daarvan ook gebruik gemaakt. Er is dus geen sprake van het geheel achterwege laten van iedere vorm van horen van een betrokkene zonder gemachtigde. Overigens is het de kantonrechter ambtshalve bekend dat professioneel gemachtigden maar zeer zelden betrokkenen meenemen naar een (hoor)zitting, zodat de schending van de hoorplicht in dit soort gevallen ook in zoverre een ander karakter en gevolg heeft dan in de uitspraak van het hof.
2.7.
De beoordeling van de gedraging waarvoor de boete is opgelegd
De kantonrechter stelt vast dat aan betrokkene meerdere boetes zijn opgelegd voor het handelen in strijd met gesloten verklaring. Op zichzelf moeten deze gedragingen worden aangemerkt als aparte en te onderscheiden overtredingen, waarvoor ook telkens een boete kan worden opgelegd. De kantonrechter volgt echter het voorstel van de vertegenwoordiger van de officier van justitie en zal de boete in onderhavige zaak, omdat dit de eerste boete betreft in een reeks van meerdere boetes, in stand laten. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
2.7.
Proceskosten
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Vgl. het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 februari 2023, te vinden op rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2023:1663.
2.Vgl. het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 september 2022, te vinden op rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2022:7566.
3.Zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 april 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummerECLI:NL:GHARL:2022:3347.
4.Zie noot 1.
5.Zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2022:9934.