ECLI:NL:RBNHO:2023:8070

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
C/15/334739 / HA ZA 22-747
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van gebruikersvergoeding uit concessieovereenkomst voor exploitatie van reclame-objecten

In deze zaak vordert de gemeente Hoorn dat Centercom Buitenreclame B.V. de resterende gebruikersvergoeding betaalt die voortvloeit uit een concessieovereenkomst voor de exploitatie van reclame-objecten. De overeenkomst, die in 2018 werd gesloten, verplichtte Centercom om een gebruiksvergoeding te betalen, maar door de coronacrisis heeft Centercom in 2020 en 2021 slechts de helft van het afgesproken bedrag betaald. De rechtbank oordeelt dat Centercom de overeenkomst volledig moet nakomen, omdat niet is aangetoond dat de financiële situatie van Centercom zo verslechterd is dat het onaanvaardbaar zou zijn om aan de verplichtingen te voldoen. De rechtbank wijst de vordering van de gemeente Hoorn toe, inclusief de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank benadrukt dat de coronamaatregelen geen reden vormen om de overeenkomst te wijzigen, aangezien het exploitatierisico bij Centercom ligt. De rechtbank concludeert dat Centercom onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat de financiële situatie onhoudbaar is, en dat de gemeente Hoorn zich als een goed opdrachtgever heeft gedragen door uitstel van betaling te verlenen. De proceskosten worden ook aan Centercom opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/334739 / HA ZA 22-747
Vonnis van 9 augustus 2023
in de zaak van
GEMEENTE HOORN,
te Hoorn,
eisende partij,
hierna te noemen: gemeente Hoorn,
advocaat: mr. M.A. le Belle te Alkmaar,
tegen
CENTERCOM BUITENRECLAME B.V.,
te Amstelveen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Centercom,
advocaat: mr. C.S.G. de Lange te Groningen.
De zaak in het kort
Centercom heeft met gemeente Hoorn in 2018 een concessieovereenkomst gesloten om reclame-objecten te kunnen exploiteren. In deze overeenkomst is afgesproken dat Centercom een gebruiksvergoeding moet betalen. Centercom heeft over de jaren 2020 en 2021 de helft van de afgesproken gebruiksvergoeding aan gemeente Hoorn betaald vanwege de coronacrisis. Gemeente Hoorn vordert in deze procedure dat Centercom wordt veroordeeld de rest van de gebruiksvergoeding te betalen. De rechtbank wijst deze vordering toe. De rechtbank is van oordeel dat Centercom de overeenkomst volledig dient na te komen. Dit heeft te maken met de aard van de concessieovereenkomst die gemeente Hoorn en Centercom hebben gesloten. Daarnaast is niet is gebleken dat de financiële situatie van Centercom dermate verslechterd is dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om haar aan haar verplichtingen uit de concessieovereenkomst te houden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding (met producties 1 tot en met 13),
  • de conclusie van antwoord (met producties 1 tot en met 12),
  • het tussenvonnis van 22 februari 2023,
  • de akte overlegging producties van gemeente Hoorn (met producties 14 tot en met 17),
  • de akte overlegging producties van Centercom van 15 mei 2023 (met productie 13),
  • de mondelinge behandeling van 25 mei 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Mr. Le Belle heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
In maart 2018 hebben gemeente Hoorn en Centercom, na een aanbestedingsprocedure, met ingang van 1 januari 2018 een concessieovereenkomst gesloten voor de duur van vijf jaar. Op grond van deze overeenkomst heeft Centercom het recht om in de openbare ruimte in gemeente Hoorn aan lichtmasten reclameobjecten (zogenaamde a0-reclamedisplays) te exploiteren. Daarvoor moet Centercom aan gemeente Hoorn een gebruiksvergoeding betalen, die per kwartaal moet worden voldaan.
2.2.
Bij brief van 17 maart 2020 heeft Centercom gemeente Hoorn verzocht in verband met de coronacrisis 50% van de gebruiksvergoeding over 2020 kwijt te schelden.
2.3.
Bij e-mail van 26 maart 2020 is namens gemeente Hoorn aangegeven dat voor de openstaande nota’s van 2020 uitstel van betaling wordt verleend tot 1 juli 2020 en dat daarna zal worden bekeken welke maatregelen passend of verder nodig zijn.
2.4.
Op 22 oktober 2021 heeft Centercom de helft van het openstaande bedrag van de nota’s over 2020 en de eerste drie kwartalen van 2021 aan gemeente Hoorn betaald.
2.5.
Bij besluit van 29 april 2022 heeft gemeente Hoorn het verzoek van Centercom om de concessieovereenkomst te wijzigen afgewezen.
2.6.
Bij brief van 9 mei 2022 heeft gemeente Hoorn de concessieovereenkomst met Centercom verlengd met vijf jaar tot en met 31 december 2027.
2.7.
Bij brief van 25 augustus 2022 heeft gemeente Hoorn een laatste aanmaning aan Centercom gestuurd voor het openstaande bedrag van € 127.365,20 (de gebruiksvergoeding over het eerste kwartaal 2020 tot en met het vierde kwartaal 2021).
2.8.
Bij e-mail van 7 november 2022 heeft mr. Le Belle namens gemeente Hoorn Centercom nogmaals voor de laatste maal in de gelegenheid gesteld om het bedrag van € 127.365,20 te betalen.
2.9.
Betaling door Centercom van het openstaande bedrag is uitgebleven.

3.Het geschil

3.1.
Gemeente Hoorn vordert – samengevat – veroordeling van Centercom tot betaling van € 127.365,20, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
Het door gemeente Hoorn gevorderde bedrag betreft de helft van de gebruiksvergoeding die Centercom aan gemeente Hoorn moet betalen voor de exploitatie van de reclameobjecten over de jaren 2020 en 2021. Gemeente Hoorn vordert nakoming van Centercom van de concessieovereenkomst.
3.3.
Centercom voert verweer. Zij stelt dat de vorderingen van gemeente Hoorn moeten worden afgewezen en dat gemeente Hoorn moet worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
3.3.1.
Gemeente Hoorn heeft, naar mening van Centercom, niet zorgvuldig gehandeld omdat zij haar toezegging niet is nagekomen dat de situatie van Centercom zorgvuldig zou worden bekeken. Daarnaast was de coronacrisis een onvoorziene omstandigheid die er toe moet leiden dat de concessieovereenkomst moet worden aangepast. Gemeente Hoorn had een ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet mogen verwachten.
3.3.2.
De reclameobjecten worden hoofdzakelijk gebruikt voor het promoten van evenementen die door de overheidsmaatregelen niet door konden gaan. De ruimte voor andere campagnes op de reclamedisplays was beperkt en er was geen reëel alternatief.
Omdat de overeenkomst was aangegaan voor vijf jaar, tot en met 31 december 2022, had Centercom slechts negen maanden om de ontstane schade in te halen, wat onmogelijk is. De financiële klap is voor Centercom ook niet op te vangen met winsten uit het verleden omdat Centercom niet-commerciële partijen bedient en daardoor geen commerciële tarieven kan hanteren. Centercom heeft een terugloop in omzet gehad van tussen de 50% en 80%.
3.3.3.
Gemeente Hoorn heeft zich daarnaast niet als een goed opdrachtgever gedragen. De coronamaatregelen hadden voor gemeente Hoorn aanleiding moeten zijn om de overeenkomst te wijzigen, zoals andere gemeenten wel hebben gedaan.
De door gemeente Hoorn gevorderde wettelijke handelsrente moet worden afgewezen, ook omdat zij per 1 juli 2020 nog heeft toegezegd te onderzoeken of de betalingen verder konden worden opgeschort. De door gemeente Hoorn gevorderde buitengerechtelijke incassokosten moeten ook worden afgewezen. Centercom heeft de gemeente namelijk vooraf aangegeven dat het niet nodig was incasso’s te versturen en dat gemeente Hoorn beter direct kon dagvaarden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of Centercom de concessieovereenkomst met de gemeente volledig moet nakomen. De rechtbank is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord.
4.2.
Voordat de rechtbank de verschillende verweren van Centercom bespreekt, zal de rechtbank eerst in gaan op de wetsartikelen die op het geschil van partijen van toepassing zijn. Ook zal de rechtbank ingaan op de aard van de overeenkomst die partijen zijn aangegaan.
Artikel 6:258 BW, artikel 6:248 BW en onvoorziene omstandigheden
4.3.
Centercom doet een beroep op onvoorziene omstandigheden en verwijst daarbij naar artikel 6:258 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). [1] Centercom treedt in deze procedure op als gedaagde partij en heeft geen vordering in reconventie ingediend. Omdat artikel 6:258 lid 1 BW bepaalt dat de rechtbank de overeenkomst kan wijzigen op vordering van één van partijen, en gemeente Hoorn niet heeft gevorderd dat de overeenkomst moet worden gewijzigd, is dit artikel op het geschil van partijen niet van toepassing. Artikel 6:258 lid 1 BW is echter een nadere uitwerking van het algemenere artikel 6:248 lid 2 BW. In dit artikel is bepaald dat een tussen partijen als gevolg van de overeenkomst geldende regel niet van toepassing is voor zover dat in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Onvoorziene omstandigheden kunnen ook op grond van artikel 6:248 lid 2 BW ertoe leiden dat partijen elkaar over en weer niet volledig behoeven te houden aan een overeenkomst. De rechtbank zal het verweer van Centercom dan ook op basis van artikel 6:248 lid 2 BW beoordelen.
4.4.
Uit de woorden van artikel 6:248 lid 2 BW ‘naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar’ volgt dat de rechter deze mogelijkheid terughoudend moet toepassen. Onvoldoende is dat er sprake is van ‘strijd met redelijkheid en billijkheid’; de eis van artikel 6:248 lid 2 BW is strenger. Met andere woorden: een beroep op artikel 6:248 lid 2 BW kan alleen in uitzonderingsituaties worden toegestaan.
4.5.
Bij de beoordeling van het geschil van partijen stelt de rechtbank voorop dat de coronacrisis en de daarop volgende maatregelen een onvoorziene omstandigheid zijn waarmee bij het aangaan van de concessieovereenkomst tussen partijen in 2018 geen rekening is gehouden. Dit staat tussen partijen niet ter discussie.
Concessieovereenkomst
4.6.
Gemeente Hoorn vordert nakoming van een concessieovereenkomst. Partijen hebben beide in hun stukken verwezen naar het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 27 oktober 2021. [2] In dit vonnis heeft deze rechtbank onder 6.12. over de concessieovereenkomst in het algemeen het volgende opgemerkt: “
Wezenlijk voor een concessie is dat er een opdracht tot exploitatie is en dat het exploitatierisico is overgedragen. De verantwoordelijkheid voor een kostendekkende of winstgevende exploitatie ligt daarmee bij de concessiehouder(in deze zaak Centercom – toevoeging rechtbank Noord-Holland)
, zonder de garantie dat haar investeringen of kosten kunnen worden terugverdiend. Het is aan de concessiehouder zelf om te bepalen hoe hij de exploitatie vormgeeft. Na het sluiten van de concessieovereenkomsten optredende omstandigheden komen in beginsel voor rekening en risico van de concessiehouder. Fluctuaties in omzet en resultaten vallen daar ook onder.
Uit de stukken van partijen volgt dat zij van dezelfde uitleg van een concessieovereenkomst uitgaan als de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank sluit zich bij deze uitleg aan.
4.7.
Wat betreft de financiële risico’s verbonden aan de concessieovereenkomst zijn partijen in artikel 12.1 van de concessieovereenkomst overeengekomen: “
(…) Voorts worden niet onder overmacht begrepen (…) liquiditeits- c.q. solvabiliteitsproblemen aan de zijde van de leverancier (…)” Gemeente Hoorn legt deze bepaling zo uit dat financiële problemen aan de zijde van de leverancier – in dit geval Centercom – voor diens eigen risico komen en dus geen overmacht opleveren. Deze uitleg van de bepaling is door Centercom niet betwist. Centercom stelt echter wel dat de coronamaatregelen dermate ernstige financiële gevolgen voor haar met zich hebben meegebracht dat gemeente Hoorn om die reden geen ongewijzigde instandhouding van de concessieovereenkomst kan verwachten. De rechtbank begrijpt dit zo dat volgens Centercom de bepaling dat de gebruiksvergoeding moet worden betaald, buiten toepassing moet blijven voor zover die de helft van het overeengekomen bedrag overschrijdt. De rechtbank zal de verweren van Centercom in dat kader beoordelen.
Verweren Centercom
4.8.
Volgens Centercom is, in het licht van de coronacrisis, sprake van een aantal (bijkomende) omstandigheden waardoor zij niet kan worden gehouden aan volledige nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. Het gaat om de volgende omstandigheden:
de gemeente Hoorn heeft toezeggingen gedaan (onder meer dat er na 1 juli 2020 naar de financiële gesteldheid van Centercom zou worden gekeken om te beoordelen wat verder noodzakelijk was) en is deze vervolgens niet nagekomen,
de financiële positie van Centercom is verslechterd, mede doordat:
i. er geen reëel alternatief voor Centercom was om haar diensten aan te bieden aan andere partijen dan de culturele sector,
ii. de overeenkomst liep tot 31 december 2022 waardoor Centercom slechts negen maanden had om de ontstane schade in te halen,
iii. Centercom kan de financiële klap niet opvangen met winsten uit het verleden,
de gemeente heeft niet gehandeld als een goed opdrachtgever.
Ad a en c
4.9.
De rechtbank gaat eerst in op de verweren dat gemeente Hoorn haar toezeggingen niet is nagekomen (a) en niet heeft gehandeld als een goed opdrachtgever (c).
4.10.
De bedoelde toezeggingen zijn opgenomen in de brieven van gemeente Hoorn van 26 maart 2020 (zie hiervoor onder 2.3) respectievelijk van 29 april 2022. In die laatste brief heeft gemeente Hoorn onder meer het volgende aan Centercom geschreven:

De gemeente doet haar best de gevolgen van de crisis zo goed mogelijk op te vangen, de financiële impact van de COVID-19 pandemie is groot en we kunnen nog niet alles overzien. De gemeente moet verantwoord omgaan met publiek geld en heeft ook tekorten. Uitgangspunt is dat gebruikers die hun vergoeding kunnen betalen dat ook doen. De gemeente wil onder strikte voorwaarden u als gebruiker tegemoet komen als u failliet dreigt te gaan als gevolg van de coronacrisis. De rol van de gemeente is dan om te beoordelen in hoeverre de schuld deels kan worden kwijtgescholden met als doel om een doorstart te maken. Bent u een onderdeel van een holding of een groter concern dat beschikt over voldoende kapitaal dan telt dit mee in de beslissing.
Centercom leest in dit onderdeel van de brief van gemeente Hoorn dat gemeente Hoorn zorgvuldig naar de situatie zou kijken, wat gemeente Hoorn vervolgens, volgens Centercom, niet heeft gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank berust deze stelling op een te beperkte lezing van het geciteerde stuk. Gemeente Hoorn heeft daar immers het voorbehoud gemaakt dat Centercom alleen bij een dreigend faillissement tegemoet kan worden gekomen. In de correspondentie met gemeente Hoorn heeft Centercom nooit laten weten dat laatstgenoemde situatie zich voordeed. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Centercom desgevraagd aangegeven dat wel van een dreigend faillissement sprake is geweest. Onderbouwende stukken van deze stelling heeft Centercom echter niet overgelegd, zodat daaraan wordt voorbijgegaan.
4.11.
Centercom heeft wel een bewijsaanbod gedaan aan te tonen dat zij verlies heeft geleden. Dat zij verlies heeft geleden, wordt echter niet door gemeente Hoorn betwist. Het lijden van verlies op zichzelf is bovendien een exploitatierisico dat met het aangaan van de concessieovereenkomst van gemeente Hoorn op Centercom is overgedragen.
4.12.
De conclusie is dat uit de brief van 29 april 2022 van gemeente Hoorn blijkt dat alleen in geval van een dreigend faillissement een tegemoetkoming gedaan kan worden en dat niet is komen vast te staan dat daarvan sprake is geweest. Nadere beoordeling van de financiële positie van Centercom, voor zover die achterwege is gebleven, zou dus hoe dan ook niet tot een tegemoetkoming hebben geleid. Het verweer dat gemeente Hoorn haar toezeggingen niet is nagekomen slaagt alleen al daarom niet.
4.13.
Centercom stelt verder dat gemeente Hoorn niet als goed opdrachtgever heeft gehandeld omdat het risico van de coronacrisis volledig bij Centercom is gelegd. Centercom verwijst daarbij naar de reflexwerking van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, het proportionaliteitsbeginsel van artikel 1.10 van de Aanbestedingswet dat van toepassing was op de aanbesteding en de algemene voorwaarden van de gemeente zelf. Volgens Centercom heeft de gemeente zich daarmee verplicht mee te denken.
4.14.
Bij haar verweer gaat Centercom niet in op het voorbehoud van gemeente Hoorn in de brief van 29 april 2022 dat zij verantwoord dient om te gaan met publiek geld en ook tekorten heeft. Daar komt bij dat gemeente Hoorn Centercom uitstel van betaling heeft gegeven voor de gebruiksvergoeding die Centercom in 2020 verschuldigd was. Daarmee heeft gemeente Hoorn zich naar oordeel van de rechtbank als goed opdrachtgever gedragen. Uit de stellingen die zijn ingenomen in de conclusie van antwoord leidt de rechtbank af dat gemeente Hoorn zich, naar mening van Centercom, alleen als goed opdrachtgever zou hebben gedragen als gemeente Hoorn de gebruiksvergoeding met de helft, of althans aanzienlijk zou hebben verminderd. Dit standpunt kan echter niet slagen, alleen al omdat daarbij op geen enkele wijze rekening wordt gehouden met de publiekrechtelijke functie die gemeente Hoorn vervuld.
Ad b
4.15.
Dit brengt de rechtbank naar bespreking van de verslechterde financiële situatie van Centercom en de verschillende omstandigheden die daarbij mede een rol hebben gespeeld. Beoordeeld moet worden of de financiële situatie van Centercom zodanig is verslechterd, dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat gemeente Hoorn nakoming door Centercom vordert van haar contractuele verplichting tot betaling van de volledige gebruiksvergoeding [3] . De rechtbank oordeelt dat dat niet het geval en licht dat als volgt toe.
4.16.
Centercom heeft gemeente Hoorn, gelet op mogelijke toekomstige aanbestedingen, enkel de jaarrekening 2020 en de concept jaarrekening 2021 verstrekt. Gegevens van de jaren voor 2020 en gegevens over de jaren 2022 en 2023 ontbreken. Uit de wel verstrekte jaarrekeningen heeft gemeente Hoorn afgeleid dat:
  • in 2020 een bedrag van € 600.000,- aan participanten en overige deelnemingen, te weten Lock Holding B.V., Toppot B.V., en Project 2 Buitenreclame B.V., is afgelost,
  • de rekening-courant met Project 2 Buitenreclame, één van de aandeelhouders van Centercom, is gestegen van nihil naar € 902.038, en
  • aan managementfee een bedrag van € 185.000,- is betaald aan Project 2 Buitenreclame en € 139.500,- aan een aan Centercom gelieerde vennootschap.
Gemeente Hoorn wijst er nadrukkelijk op dat ondanks de omzetverliezen door Centercom een bedrag van € 200.000,- en € 902.038 (tezamen € 1,1 miljoen) en een bedrag van € 185.000,- aan Project 2 Buitenreclame is overgemaakt.
De aandeelhouders van Centercom zijn, naast Project 2 Buitenreclame B.V., Lock Holding B.V. en Toppot B.V. Enig aandeelhouder van Project 2 Buitenreclame B.V. is Crew at Work B.V. Gemeente Hoorn heeft er op gewezen dat het eigen vermogen van Crew at Work B.V. , Lock Holding B.V. en Toppot B.V., in 2020 respectievelijk 1,3 miljoen, 11 miljoen en 29 miljoen is.
4.17.
Centercom heeft naar aanleiding van deze cijfers aangevoerd dat te eenzijdig is gekeken naar de stukken en dat gemeente Hoorn niet weet welke verplichtingen daar voor Centercom tegenover staan. Mede gelet echter op de voorbehouden die gemeente Hoorn in haar brief van 29 april 2022 heeft gemaakt met betrekking tot de ernst van de financiële gevolgen én dat rekening worden gehouden met het deel uitmaken van een holding of een groter concern, had het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van Centercom gelegen om aan gemeente Hoorn meer duidelijkheid te verschaffen dan zij heeft gedaan als zij aanspraak wilde maken op een regeling met gemeente Hoorn. Daarbij is ook van belang Centercom met de door haar verstrekte gegevens over 2020 en 2021 alleen onderbouwt dat in die jaren sprake was van omzetverliezen, wat gemeente Hoorn niet betwist. Juist ook gezien haar stelling dat zij de verliezen niet kon opvangen met winsten uit het verleden en dat de gehanteerde tarieven weinig marge bieden voor het goedmaken daarvan in de toekomst, had Centercom meer inzicht moeten bieden in de cijfers over overige jaren, in elk geval 2022 en 2023. Dat Centercom dat, kennelijk vanuit commerciële motieven, niet heeft gedaan komt voor haar eigen rekening en risico. De overzichten met cijfers over 2017 tot en met 2023 die Centercom als producties 13 heeft overgelegd, zijn zonder nadere toelichting, die ontbreekt, in dit verband onvoldoende.
4.18.
Centercom heeft op deze manier onvoldoende onderbouwd dat haar financiële positie zodanig is, dat betaling vorderen van de volledige gebruiksvergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.19.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Centercom nog gesteld dat andere, grotere gemeenten wel bereid waren een helpende hand te bieden aan Centercom. Centercom heeft ook een bewijsaanbod gedaan dat andere gemeenten de coronacrisis wel beoordelen als een onvoorziene omstandigheid. Het feit dat de coronacrisis kan beschouwd als een onvoorziene omstandigheid staat, zoals de rechtbank al eerder heeft overwogen, tussen partijen vast. Net als voor de toepassing van artikel 6:258 BW geldt, is die enkele omstandigheid bij de toepassing van artikel 6:248 BW echter onvoldoende om tot het door Centercom gewenste resultaat te komen. Dit bewijsaanbod is dan ook niet relevant voor beslechting van het geschil van partijen.
Bovendien is onduidelijk, als al komt vast te staan dat andere gemeenten wel hun overeenkomst met Centercom hebben aangepast, waarom gemeente Hoorn daartoe ook gehouden zou zijn. Dit geldt zeker gelet op de voorbehouden die gemeente Hoorn heeft gemaakt. Zoals al eerder overwogen, gaat Centercom daarnaast in haar verweer voorbij aan het feit dat gemeente Hoorn in haar brief heeft aangegeven dat zij verantwoord dient om te gaan met publiek geld.
4.20.
Wat betreft de beperkte looptijd van de concessieovereenkomst tot 31 december 2022 overweegt de rechtbank als volgt. Volgens Centercom was de resterende looptijd na het einde van de maatregelen in verband met Corona op 1 maart 2022 maar negen maanden en daarmee te kort om het verlies te kunnen terugverdienen.
Vast staat echter dat de concessieovereenkomst met gemeente Hoorn met vijf jaar is verlengd tot en met 31 december 2027. Daarmee is ook de terugverdientijd met vijf jaar verlengd. De enkele opmerking van Centercom dat dit geen oplossing biedt vanwege de geringe marge is onvoldoende om het argument van de te geringe terugverdientijd te onderbouwen. Dit slaagt dan ook niet.
Conclusie
4.21.
Zoals al eerder overwogen dient artikel 6:248 lid 2 BW door de rechtbank terughoudend te worden toegepast. Onbetwist is dat Centercom in de jaren 2020 en 2021 omzetverliezen heeft geleden. Dit alleen is echter onvoldoende om de bepalingen van de concessie-overeenkomst deels buiten toepassing te laten. Dit heeft enerzijds te maken met de aard van de concessieovereenkomst, waarbij het exploitatierisico wordt overgedragen aan de concessiehouder. Anderzijds zijn de omstandigheden die Centercom naar voren heeft gebracht van onvoldoende gewicht om Centercom gedeeltelijk van haar verplichtingen uit de concessieovereenkomst te ontslaan. Centercom heeft weliswaar omzetverlies geleden maar niet is gebleken dat de financiële situatie van Centercom dermate verslechterd is dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om haar aan haar verplichtingen uit de concessieovereenkomst te houden.
Wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten
4.22.
Gemeente Hoorn vordert dat haar vordering wordt vermeerderd met de wettelijke handelsrente van € 17.770,77. Dit bedrag betreft de rente op roldatum van de facturen van het eerste kwartaal 2020 tot en met het vierde kwartaal 2021. Daarnaast vordert gemeente Hoorn de wettelijke handelsrente per 15 december 2022. Tot slot vordert gemeente Hoorn aan buitengerechtelijke incassokosten € 2.048,65.
Centercom voert verweer tegen de gevorderde wettelijke handelsrente, de ingangsdatum daarvan en tegen de buitengerechtelijke incassokosten.
4.23.
Volgens Centercom heeft gemeente Hoorn aan haar laten weten enkel de wettelijke rente te vorderen en niet de wettelijke handelsrente. Centercom baseert zich daarbij op de brief van 25 augustus 2022 van gemeente Hoorn waarin gemeente Hoorn een laatste aanmaning aan Centercom heeft gezonden. In deze brief is opgenomen: “
U krijgt nog eenmaal de mogelijkheid de nota’s te betalen binnen vijftien dagen nadat deze brief bij u is bezorgd. Als u niet betaalt, stellen wij direct de procedure tot gerechtelijke invordering in werking. Ook zal vanaf dat de datum dat u de vordering verschuldigd bent, wettelijke rente worden toegerekend.”. Gemeente Hoorn betwist dat uit de laatste zin van de geciteerde passage moet worden afgeleid dat zij bij niet betaling de wettelijke rente in plaats van de wettelijke handelsrente van Centercom zou vorderen. Gelet op de betwisting van gemeente Hoorn, waar Centercom verder niet meer op heeft gereageerd, is de rechtbank van oordeel dat de vordering van gemeente Hoorn wat betreft de wettelijke handelsrente moet worden toegewezen.
4.24.
De rechtbank begrijpt dat gemeente Hoorn de wettelijke handelsrente vordert met ingang van 2 juni 2020, het moment waarop uiterlijk het eerste kwartaal 2020 van de gebruiksvergoeding moest worden betaald. De rente over de daarop volgende facturen wordt vervolgens berekend vanaf het moment dat deze facturen opeisbaar zijn geworden.
In de e-mail van 26 maart 2020 wordt namens gemeente Hoorn aangegeven dat voor de openstaande nota(s) van 2020 uitstel van betaling wordt verleend tot 1 juli 2020 en dat daarna zal worden bekeken welke maatregelen passen of verder benodigd zijn. In de brief van 29 april 2022 wijst gemeente Hoorn het verzoek om de concessieovereenkomst aan te passen af en vordert de openstaande nota’s tot en met het eerste kwartaal van 2022 van € 176.253,44 over te maken, zonder aanspraak te maken op rente. In de brief van 25 augustus 2022 vordert gemeente Hoorn ook nog niet betaling van rente, maar wordt wel aangekondigd dat bij uitblijven van betaling en gerechtelijke invordering wettelijke rente zal worden berekend. Die aankondiging is ook gedaan in de e-mail die namens gemeente Hoorn is gestuurd op 7 november 2022. De dagvaarding dateert vervolgens van 1 december 2022.
4.25.
De rechtbank is van oordeel dat de ingangsdatum van de wettelijke handelsrente moet worden gesteld dertig dagen na 25 augustus 2022, dus met ingang van 25 september 2022. [4] De rechtbank komt tot dit oordeel enerzijds omdat gemeente Hoorn zelf heeft meegewerkt aan een uitstel van betaling van de gebruiksvergoeding. Anderzijds heeft gemeente Hoorn voor het eerst pas op 25 augustus 2022 aangegeven aanspraak te maken op wettelijke rente. Het verzoek van Centercom om de concessieovereenkomst te wijzigen heeft gemeente Hoorn ook pas op 29 april 2022 officieel afgewezen. Vanaf 25 augustus 2022 heeft Centercom er rekening mee moeten houden dat gemeente Hoorn aanspraak zou kunnen maken op wettelijke handelsrente. Om die reden zal de rechtbank 30 dagen na deze datum, dus 25 september 2022, als ingangsdatum voor de gevorderde rente aanhouden.
4.26.
De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Gemeente Hoorn heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gaat het in het Besluit bepaalde tarief niet te boven en zal worden toegewezen. Dit oordeel wordt niet anders door het feit dat het voor gemeente Hoorn duidelijk moest zijn dat Centercom niet zou reageren op incasso’s, zoals Centercom heeft aangevoerd.
4.27.
Centercom is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van gemeente Hoorn als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
130,11
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
3.760,00
(2 punten × € 1.880,00)
Totaal
9.627,11
4.28.
Gemeente Hoorn vordert veroordeling van Centercom in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak [5] levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Centercom om aan gemeente Hoorn te betalen een bedrag van € 127.365,20, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 25 september 2022, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Centercom in de buitengerechtelijke incassokosten van € 2.048,65,
5.3.
veroordeelt Centercom in de proceskosten, aan de zijde van gemeente Hoorn tot dit vonnis vastgesteld op € 9.627,11, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Auwerda en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2023.

Voetnoten

1.Artikel 6:258 lid 1 BW luidt als volgt: De rechter kan op vordering van een der partijen de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten.
3.Zie hiervoor onder 4.3 en 4.7
4.Artikel 6:119a lid 2 BW.
5.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853