ECLI:NL:RBNHO:2023:7432

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 mei 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
10365113 \ WM VERZ 23-141
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een administratieve sanctie die aan de betrokkene is opgelegd voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. De zitting vond plaats op 21 april 2023, waarbij de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de gemachtigde van de betrokkene niet. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, correct is geconstateerd door de verbalisant. De betrokkene heeft aangevoerd dat de hoorplicht is geschonden, omdat hij niet fysiek is gehoord door de officier van justitie. De kantonrechter oordeelt dat de schending van de hoorplicht weliswaar is vastgesteld, maar dat dit niet leidt tot een verlaging van de boete met 25%, zoals door de gemachtigde is verzocht. De kantonrechter wijst erop dat de gemachtigde wel degelijk telefonisch is gehoord en dat de situatie niet vergelijkbaar is met eerdere uitspraken van het Gerechtshof.

Daarnaast heeft de gemachtigde van de betrokkene aangevoerd dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was, maar de kantonrechter oordeelt dat de verbalisant terecht op kenteken heeft bekeurd. De kantonrechter concludeert dat de boete terecht is opgelegd en verklaart het beroep tegen de beschikking ongegrond. De kantonrechter wijst ook het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10365113 \ WM VERZ 23-141
CJIB-nummer : 248157525
Uitspraakdatum : 5 mei 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Verkeersboete.nl (N.G.A. Voorbach)

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 april 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden.
2.2.
De verweren tegen de gedraging waarvoor de boete is opgelegd
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en gemachtigde van betrokkene heeft namens betrokkene aangevoerd dat er ten onrechte is afgezien van staandehouding. Daarnaast is de gedraging onvoldoende individualiseerbaar, omdat de pleeglocatie erg ruim is omschreven. Ook voert gemachtigde aan dat de hoorzitting niet fysiek heeft plaatsgevonden en er dus een matiging van de boete dient plaats te vinden van 25%.
2.3.
Het standpunt van de vertegenwoordiger van de officier van justitie
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld dat de hoorplicht inderdaad is geschonden. Dit leidt tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie, maar niet tot matiging van 25 procent, zoals gemachtigde aangeeft. Voor het overige heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
2.4.
De beoordeling van het verweer met betrekking tot schending fysieke hoorplicht
De gemachtigde van betrokkene heeft gesteld dat de boete moet worden verlaagd met 25%, omdat betrokkene in het administratief beroep bij de officier van justitie niet is gehoord. Daarbij is verwezen naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. [1] In die uitspraak heeft het hof geoordeeld dat bij betrokkenen die zonder hulp van een (professioneel) gemachtigde in beroep gaan, de officier van justitie structureel het recht schendt om te worden gehoord. Het hof heeft daarom de boete met 25% verlaagd, mede omdat er geen concreet zicht bestaat op een oplossing daarvoor.
De gemachtigde van betrokkene heeft op zichzelf gelijk dat de officier van justitie ook in dit geval de hoorplicht heeft geschonden. De gemachtigde en betrokkene zijn namelijk niet ‘fysiek’ gehoord door de officier van justitie. Er is ook geen toestemming gegeven om daarvan af te zien. Het beroep is daarom gegrond en de beslissing van de officier van justitie zal worden vernietigd wegens een schending van de hoorplicht.
De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om de boete met 25% te verlagen. De schending van de hoorplicht die hier aan de orde is, kan niet gelijk worden gesteld met de schending waarover het hof oordeelde. In dit geval gaat het niet om een betrokkene die zonder professioneel gemachtigde in beroep is gegaan, maar werd betrokkene bijgestaan door een gemachtigde. Bovendien is die gemachtigde door de officier van justitie in de gelegenheid gesteld om telefonisch te worden gehoord en is daarvan ook gebruik gemaakt. Er is dus geen sprake van het geheel achterwege laten van iedere vorm van horen van een betrokkene zonder gemachtigde. Overigens is het de kantonrechter ambtshalve bekend dat professioneel gemachtigden maar zeer zelden betrokkenen meenemen naar een (hoor)zitting, zodat de schending van de hoorplicht in dit soort gevallen ook in zoverre een ander karakter en gevolg heeft dan in de uitspraak van het hof.
2.5.
De beoordeling van het verweer met betrekking tot het niet staande houden van betrokkene
Gemachtigde van betrokkene heeft aangevoerd dat betrokkene had moeten worden staande gehouden. Als zich een reële mogelijkheid heeft voorgedaan tot staandehouding van de bestuurder van het voertuig waarmee de geconstateerde overtreding is verricht, moet de boete aan die bestuurder worden opgelegd. De boete mag in dat geval niet aan de kentekenhouder van het voertuig worden opgelegd. Blijkens de stukken heeft in dit geval geen staandehouding plaatsgevonden. In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant het volgende: “
verbalisant reed in een niet als politievoertuig herkenbaar voertuig en had geen stopmiddelen aan boord.” Uit de verklaring van de verbalisant blijkt naar het oordeel van de kantonrechter dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was en is er dus terecht op kenteken bekeurd.
2.6.
De beoordeling van het verweer met betrekking tot het verdedigingsbeginsel
Uitgangspunt in zaken betreffende de WAHV dat de inleidende beschikking ten aanzien van het kenteken van het voertuig, de aard, plaats en tijd van de gedraging voldoende gegevens bevat om de gedraging waarop de beschikking betrekking heeft te individualiseren [2] . Daar is in het onderhavige geval aan voldaan. Niet aannemelijk is gemaakt dat de inleidende beschikking onvoldoende informatie bevat om de gedraging waarop de sanctie betrekking heeft te individualiseren. De kantonrechter verwerpt het verweer dat de gedraging niet voldoende individualiseerbaar is. Uit het zaakoverzicht blijkt dat het gaat om de Rijksweg A7 ter hoogte van hmp 42.5, rijrichting van Hoorn naar Avenhoorn. Gelet daarop moet het betrokkene duidelijk zijn om welke gedraging het gaat en op welke locatie.
2.7.
De beoordeling van de gedraging waarvoor de boete is opgelegd
De verbalisant heeft verklaard dat hij zag dat de bestuurder van het voertuig tijdens het rijden een mobiele telefoon met de rechterhand vasthield en hiermee bezig was. De verbalisant heeft de waarneming gedaan door het voertuig de verbalisant langzaam te laten inhalen waarbij de verbalisant vier seconden duidelijk en onbelemmerd in het voertuig kon kijken. De bestuurder slingerde en was duidelijk met de mobiel bezig, aldus de verbalisant.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd wordt daarom ongegrond verklaard.
2.8.
Proceskosten
De kantonrechter zal het verzoek om een proceskostenvergoeding afwijzen. Gelet op de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. [3]
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Vgl. het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2022:9934.
2.vgl. het arrest van het Gerechtshof Leeuwarden van 26 januari 2005, gepubliceerd op rechtspraak.nl en te vinden met zoekterm ECLI:NL:GHLEE:2005:AS8373.
3.Vgl. uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 april 2020, te vinden op www.rechtspraak.nl met zoekterm ECLI:NL:GHARL:2020:3336.