In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, beroep had ingesteld tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting van de gemeente Zaandam. De naheffingsaanslag, opgelegd op 28 november 2021, bedroeg € 66,85. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de uitspraak op bezwaar was door de verweerder ongegrond verklaard. Bij het indienen van het beroep heeft de gemachtigde van eiser verzuimd om de bestreden uitspraak op bezwaar over te leggen, ondanks herhaaldelijke verzoeken van de rechtbank om dit te doen. De rechtbank oordeelde dat het niet overleggen van de uitspraak op bezwaar in strijd was met artikel 6:5, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat vereist dat een afschrift van het besluit bij het beroepschrift wordt gevoegd. De rechtbank concludeerde dat het goede verloop van de procedure in het gedrang kwam door het verzuim van de gemachtigde. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank merkte op dat de gemachtigde ook niet had aangetoond dat hij de uitspraak op bezwaar niet had ontvangen, en dat hij in zijn verweer onvoldoende bewijs had geleverd om zijn stelling te onderbouwen. De rechtbank kwam niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak, omdat de ontvankelijkheid van het beroep niet was gewaarborgd. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig overleggen van relevante stukken in bestuursrechtelijke procedures.