ECLI:NL:RBNHO:2023:7183

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
C/15/337446 / HA RK 23-37
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om inzage in administratie op grond van bestuurdersaansprakelijkheid

In deze zaak hebben Babariba B.V. en TUYO B.V. (gezamenlijk Babariba c.s.) een verzoek ingediend bij de Rechtbank Noord-Holland om inzage in de administratie van RICHARDSCHOICE HOLDING B.V. (RC Holding) op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit verzoek is gedaan in het kader van een geldleningsovereenkomst van € 70.000,- die Babariba c.s. met RC Holding is aangegaan. Babariba c.s. stelt dat zij onzakelijke transacties en selectieve betalingen door RC Holding vermoedt en dat zij inzage in de administratie nodig heeft om een mogelijke vordering op grond van bestuurdersaansprakelijkheid te onderbouwen.

De rechtbank heeft het verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelt dat Babariba c.s. niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 843a Rv, omdat niet is aangetoond dat de gevraagde bescheiden bestaan en omdat het verzoek te ruim is geformuleerd. De rechtbank benadrukt dat het recht op inzage niet onbeperkt is en dat de verzoeker een rechtmatig belang moet hebben bij de gevraagde inzage. De rechtbank concludeert dat Babariba c.s. onvoldoende bewijs heeft geleverd om haar verzoek te onderbouwen en dat de gevraagde documenten niet specifiek genoeg zijn aangeduid.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat Babariba c.s. in de proceskosten wordt veroordeeld, aangezien zij de partij is die ongelijk krijgt. De proceskosten aan de kant van RC Holding c.s. zijn vastgesteld op nihil, omdat zij procedeert zonder advocaat. De beschikking is gegeven door mr. D.D.M. Hazeu en openbaar uitgesproken op 1 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer / rekestnummer: C/15/337446 / HA RK 23-37
Beschikking van 1 augustus 2023
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BABARIBA B.V.,
te Utrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TUYO B.V.,
te Utrecht,
verzoekers,
advocaat: mr. M.C. van Rijswijk en mr. S. Lubberhuizen te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RICHARDSCHOICE HOLDING B.V.,
te Schoorl, gemeente Bergen,
2.
[verweerder],
te [woonplaats] ,
verweerders,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna Babariba en FNR (gezamenlijk Babariba c.s.) en RC Holding en [verweerder] (gezamenlijk RC Holding c.s.) genoemd.
De zaak in het kort
Babariba en RC Holding zijn een geldleningsovereenkomst van € 70.000,- overeengekomen. Het is Babariba c.s. gebleken dat RC Holding c.s. onzakelijke transacties en/of selectieve betalingen heeft verricht. Babariba c.s. verzoekt op grond van artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) inzage in een groot deel van de administratie van RC Holding c.s. zodat zij een eventueel in te stellen vordering op grond van bestuurdersaansprakelijkheid voldoende kan onderbouwen. De rechtbank wijst de verzoeken af omdat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 843a Rv.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 8 maart 2023 met producties 1 tot en met 42;
- de mondelinge behandeling van het verzoek op de zitting van 20 juni 2023. Op deze zitting zijn verschenen namens Babariba c.s., de heer [bestuurder] (eigenaar en bestuurder van Babariba c.s.), bijgestaan door mrs. Van Rijswijk en Lubberhuizen voornoemd, namens RC Holding en voor zichzelf, de heer [verweerder] (bestuurder van RC Holding).

2.De feiten

2.1.
Babariba is een investeringsmaatschappij, die participeert in en leningen verstrekt aan diverse soorten ondernemingen. Dit doet Babariba deels via haar dochteronderneming FNR.
2.2.
RC Holding is een holdingvennootschap, die 71% van de aandelen in het kapitaal van RichardsChoice Benelux (hierna: RC Benelux) hield. Op 9 juni 2020 is het faillissement van RC Benelux uitgesproken en op 21 december 2021 is het faillissement opgeheven vanwege een gebrek aan baten. Enig bestuurder en enig aandeelhouder van RC Holding is [verweerder] .
2.3.
Op 8 juli 2015 is er een overeenkomst van geldlening (hierna: de geldleningsovereenkomst) tot stand gekomen tussen Babariba en RC Holding. Babariba heeft een bedrag van € 70.000,- uitgeleend aan RC Holding met een rentevergoeding van 6% per jaar over het niet-afgeloste deel van de lening.
2.4.
Op grond van artikel 3 van de geldleningsovereenkomst dient RC Holding de lening in vijftien maandelijkse termijnen terug te betalen.
2.5.
Onder de voorwaarden van de geldleningsovereenkomst heeft Babariba op 27 september 2016 een bedrag van € 15.000,- uitgeleend aan RC Benelux. Daarnaast heeft FNR voor een koopsom van € 115.000,- in het aandelenkapitaal van RC Benelux geparticipeerd.
2.6.
FNR is hieromtrent met RC Benelux en RC Holding c.s. op 18 december 2015 een directiereglement overeengekomen.
2.7.
Bij vonnis van 3 augustus 2022 van deze rechtbank is RC Holding (bij verstek) veroordeeld tot betaling aan Babariba van € 71.475,- vermeerderd met de rente en kosten. Op 20 september 2022 is het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis door de deurwaarder aan RC Holding betekend. RC Holding is niet tot betaling overgegaan.

3.Het verzoek

3.1.
Babariba c.s. verzoekt dat RC Holding c.s. (hoofdelijk) op straffe van een dwangsom wordt veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van de beschikking tot afgifte aan Babariba c.s. over te gaan
I. van een afschrift van de volgende bescheiden:
een overzicht van alle betalingen die RC Benelux heeft gedaan (uit hoofde van managementvergoeding, RC-lening, cashopname, dividenduitkering of anderszins) vanaf het moment dat Babariba de geldlening aan RC Benelux heeft verstrekt tot datum van haar faillissement (inclusief bewijsstukken daarvoor), alsmede alle bankafschriften over deze periode, alsmede de grondslag(en) voor deze betalingen,
een overzicht van alle betalingen die RC Holding heeft gedaan (uit hoofde van managementvergoeding, RC-lening, cashopname, dividenduitkering of anderszins, voor zover niet reeds verstrekt) vanaf het moment dat Babariba de geldlening aan RC Holding heeft verstrekt (inclusief bewijsstukken daarvoor), alsmede alle bankafschriften over deze periode, alsmede de grondslag(en) voor deze betalingen,
(inrichtings) jaarrekeningen van RC Benelux over de jaren 2019 tot en met 2021 en de gespecificeerde grootboekrekeningen van RC Benelux en RC Holding over de jaren 2019 tot en met 2021,
een overzicht van alle besluiten en/of handelingen van RC Benelux die (potentieel) vallen onder de goedkeuringslijst van artikel 3.1 van het directiereglement vanaf het moment dat het directiereglement is overeengekomen tot datum faillissement van RC Benelux,
II. en een afschrift van de 475g-bescheiden:
alle (voorwaardelijke) aanspraken van RC Holding jegens bancaire instellingen, met vermelding van de grondslag van deze aanspraken, waaronder onder meer begrepen rekening-courant verhoudingen,
de meest recente kasstromen (kasstroomoverzicht) alsmede alle bekend en verwachte toekomstige kasstromen met betrekking tot RC Holding,
alle debiteuren van RC Holding, waaronder onder meer begrepen (voormalig) bestuursleden en aandeelhouders, met vermelding van de grondslag en omvang van de vorderingen,
alle intellectuele eigendomsrechten waar RC Holding aanspraken op heeft of zal verkrijgen, waaronder octrooien, handelsmerken, handelsnamen en bedrijfsnamen, logo’s, domeinnamen, auteursrechten, modelrechten, databaserechten, computersoftware, uitvindingen, know-how en alle soortgelijke eigendomsrechten telkens ongeacht of deze geregistreerd zijn, indien van toepassing onder vermelding van eventueel daarop rustende rechten van derden, inclusief vermelding van de boekwaarde van deze rechten en voorzien van alle op enig moment opgestelde waarderingsrapporten, die op deze rechten betrekking hebben,
alle overige activa in het bezit van RC Holding, indien van toepassing onder vermelding van eventueel daarop rustende rechten van derden, inclusief vermelding van de boekwaarde van de activa en voorzien van alle op enig moment opgestelde waarderingsrapporten, die op deze activa betrekking hebben,
III. met veroordeling van RC Holding c.s. in de proceskosten.
3.2.
Babariba c.s. legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij [verweerder] in rechte wil betrekken op grond van bestuurdersaansprakelijkheid. Bij Babariba c.s. is het vermoeden ontstaan dat [verweerder] (in zijn hoedanigheid van (indirect) bestuurder van RC Benelux en RC Holding) selectieve betalingen en/of onzakelijke betalingen heeft verricht. De door Babariba c.s. ontvangen documenten geven onvoldoende inzicht in de daadwerkelijke financiële gang van zaken binnen RC Benelux en RC Holding. Babariba c.s. stelt dat zij onvoldoende bewijsstukken heeft om de omvang van haar schade te beoordelen en verzoekt inzage in de bescheiden op grond van artikel 843a Rv. Aan de vereisten van dit artikel is volgens haar voldaan. Zo stelt Babariba c.s. dat zij een rechtmatig belang heeft omdat uit de opgevraagde bescheiden zal volgen of [verweerder] al dan niet onzakelijke transacties heeft gedaan. Ook aan het vereiste dat het om bepaalde bescheiden moet gaan, is voldaan omdat zij duidelijk heeft gemaakt om welke documenten het gaat en waar de documenten inhoudelijk op zien. Daarnaast is volgens Babariba c.s. sprake van een rechtsbetrekking tussen partijen, namelijk het onrechtmatig handelen van [verweerder] . Ten aanzien van verzoek onder II is de rechtsbetrekking gelegen in het veroordelend vonnis van deze rechtbank van 3 augustus 2022, aldus Babariba c.s.
3.3.
RC Holding c.s. voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de beoordeling van het verzoek heeft als uitgangspunt te gelden dat artikel 843a Rv niet voorziet in een onbeperkt recht op inzage van bescheiden jegens degene die deze tot zijn beschikking of onder zijn berusting heeft, maar dat deze bepaling het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden afhankelijk stelt van een aantal cumulatieve vereisten. Op grond van het eerste lid van artikel 843a Rv moet de eiser een rechtmatig belang hebben bij de afgifte of inzage, moet het gaan om bepaalde bescheiden en moeten die bescheiden zien op een rechtsbetrekking waarbij hij partij is; daaronder valt mede een rechtsbetrekking uit onrechtmatige daad.
4.2.
Daarnaast moet niet gebleken zijn van één van de in lid 3 en lid 4 van de bepaling gemaakte uitzonderingen op het inzagerecht, te weten dat 1) de wederpartij (beroepshalve) tot geheimhouding verplicht is met betrekking tot de bescheiden of dat 2) er gewichtige redenen zijn die maken dat afgifte geweigerd moet worden, of dat 3) redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder afgifte is gewaarborgd. Artikel 843a Rv geeft een partij geen vrijbrief om onbeperkt afgifte van bescheiden te vorderen en om aan de hand daarvan te onderzoeken of deze wellicht kunnen bijdragen aan de onderbouwing van het standpunt van die partij. De stukken moeten relevant zijn voor de rechtspositie van die partij.
Verzoek onder I
4.3.
Babariba c.s. stelt (mogelijk) een vordering te willen instellen jegens [verweerder] in zijn hoedanigheid van bestuurder van RC Holding op grond van bestuurdersaansprakelijkheid uit hoofde van betalingsonwil en/of selectieve betaling. Babariba c.s. is van mening dat zij over onvoldoende bewijsstukken beschikt om de omvang van haar schade te kunnen beoordelen.
4.4.
Het staat vast dat Babariba c.s. bescheiden verzoekt aangaande een rechtsbetrekking waarbij zij partij is, namelijk het gestelde onrechtmatige handelen van [verweerder] ((indirect) bestuurder van RC Benelux en RC Holding). Ten aanzien van de punten i. en ii. is de rechtbank van oordeel dat niet is voldaan aan het vereiste dat het bepaalde bescheiden moet betreffen. Zo verzoekt Babariba c.s. de overzichten van alle betalingen en de bankafschriften alsmede de grondslagen voor de betalingen. Niet is gebleken dat deze overzichten bestaan. De reikwijdte van het begrip bescheiden als bedoeld in artikel 843a Rv gaat niet zo ver dat daaronder mede bescheiden moeten worden begrepen die nog niet vervaardigd zijn. Babariba c.s. heeft haar verzoek dermate ruim geformuleerd, dat geen sprake is van een verzoek om een afschrift van bepaalde concreet aangeduide stukken. Ditzelfde geldt voor het verzoek tot afgifte van bankafschriften over een periode van meerdere jaren, waarbij in aanmerking wordt genomen dat uit het verzoekschrift blijkt dat Babariba c.s. reeds beschikt over een hoeveelheid bankafschriften. Het had op de weg van Babariba c.s, gelegen haar verzoek op dit punt te specificeren waarom zij belang heeft bij de afgifte van
allebankafschriften over die periode. Nu dit niet het geval is, is in zoverre naar het oordeel van de rechtbank sprake van een zogenoemde fishing expedition waarvoor artikel 843a Rv niet is bedoeld.
4.5.
Daarnaast verzoekt Babariba c.s. onder punt iii. de (inrichtings) jaarrekeningen van RC Benelux over de jaren 2019 tot en met 2021. Ter zitting heeft [verweerder] – desgevraagd – aangegeven dat hij de jaarrekeningen aan Babariba c.s. heeft verzonden. RC Holding c.s. beschikt niet over een ander soort jaarrekening dan reeds in handen is van Babariba c.s. Ook had [verweerder] de recent opgemaakte jaarrekening van 2021 ter zitting beschikbaar. De rechtbank is van oordeel dat Babariba c.s. haar rechtmatig belang inzake dit verzoek onvoldoende heeft onderbouwd.
4.6.
Ten aanzien van punt iv. is de rechtbank van oordeel dat Babariba c.s. onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat voor de beoordeling van haar mogelijk in te stellen vordering jegens RC Holding als bestuurder van RC Benelux op grond van bestuurdersaansprakelijkheid eveneens inzage is vereist in alle besluiten. Ook in dit geval heeft Babariba c.s. haar verzoek te ruim geformuleerd. Ter zitting is namens Babariba c.s. getracht de besluiten te concretiseren. Babariba c.s. heeft dit echter in onvoldoende mate gedaan en in antwoord op hetgeen wel naar voren is gebracht, heeft [verweerder] aangegeven dat er geen besluiten zijn. Volgens [verweerder] zijn er voornamelijk Whatsappberichten tussen de bestuurders van de vennootschappen, waaruit onder meer goedkeuring door de bestuurder van Babariba is gegeven voor bepaalde rechtshandelingen.
4.7.
Concluderend uit het bovenstaande wijst de rechtbank het verzoek onder I af.
Verzoek onder II
4.8.
Babariba c.s. verzoekt tevens inzage in de vermogenspositie van RC Holding. Het vonnis van deze rechtbank van 3 augustus 2022 is betekend en de deurwaarder heeft RC Holding gesommeerd op grond van artikel 475g lid 1 Rv inzage te geven. Babariba c.s. stelt dat op het niet nakomen van de informatieplicht uit voornoemd artikel geen sanctie is gesteld waardoor nakoming van deze verplichting kan worden gevorderd.
4.9.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 475g Rv en de jurisprudentie ter zake is een schuldenaar in beginsel verplicht een schuldeiser die een veroordeling tot betaling van een geldsom jegens hem verkreeg, inlichtingen omtrent zijn inkomens- en vermogenspositie en omtrent voor verhaal vatbare goederen te verschaffen. Hoe ver deze op de redelijkheid en billijkheid gebaseerde verplichting in een voorliggend geval reikt, hangt af van de concrete omstandigheden van dat geval. Bij het bepalen van de (reikwijdte van de) verplichting dient de rechter zich er rekenschap van te geven dat het wettelijk stelsel van informatie- en verantwoordingsverplichtingen niet wordt doorkruist. [1] Indien aannemelijk is dat sprake is van het onttrekken van vermogensbestanddelen aan verhaal kan een verdergaande informatieverstrekking gerechtvaardigd zijn. [2] Ook dan gaat de verdergaande informatieplicht echter niet zover dat een schuldenaar gehouden is rekening en verantwoording af te leggen van zijn financiële handel en wandel.
4.10.
De rechtbank merkt op dat dit verzoek is gebaseerd op artikel 843a Rv en dus aan de vereisten van voornoemd artikel dient te voldoen. Het veroordelend vonnis van 3 augustus 2022 is gewezen tussen Babariba en RC Holding en het verzoek onder II is namens Babariba c.s. gedaan en betreft zowel RC Holding als [verweerder] . Voor zover dit verzoek de partijen FNR en [verweerder] betreft is aan het vereiste van het bestaan van een rechtsbetrekking niet voldaan.
4.11.
Daarnaast is niet voldaan aan het vereiste dat het bepaalde bescheiden moet betreffen. Babariba c.s. heeft ook het verzoek onder II te ruim geformuleerd. Tevens is niet gebleken dat deze bescheiden bestaan. Kortom, er is geen sprake van een verzoek om een afschrift van bepaalde concreet aangeduide stukken.
4.12.
Samengevat wijst de rechtbank ook het verzoek onder II af.
Proceskosten
4.13.
Babariba is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Aangezien RC Holding c.s. procedeert zonder een advocaat worden de proceskosten vastgesteld op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de verzoeken af,
5.2.
veroordeelt Babariba c.s. in de proceskosten, aan de kant van RC Holding c.s. tot op heden begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.D.M. Hazeu en in het openbaar uitgesproken op
1 augustus 2023.

Voetnoten

1.HR 20 september 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0338
2.Gerechtshof Amsterdam 21 september 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BV0492