ECLI:NL:RBNHO:2023:7140

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
331975 HA ZA 22-571
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over beëindiging arbeidsovereenkomst, bonusbedragen en waardering certificaten van aandelen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en ATS Global B.V. en Stichting Administratiekantoor Applied Tech Systems (STAK). De zaak betreft drie hoofdpunten: de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [verzoeker], de betaling van bonusbedragen over de jaren 2019 en 2021, en de waardering van certificaten van aandelen. De rechtbank oordeelde dat [verzoeker] zijn functie als CEO van ATS per 1 april 2022 heeft neergelegd, waardoor zijn arbeidsovereenkomst is geëindigd. Dit leidde tot de afwijzing van zijn verzoek om achterstallig loon, transitievergoeding en gefixeerde schadevergoeding. Echter, de rechtbank heeft ATS wel veroordeeld tot betaling van de openstaande bonusbedragen over 2019 en 2021, omdat de berekening van deze bonussen niet correct was uitgevoerd door ATS. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de STAK en ATS geen onrechtmatige ongelijkheid hebben gehandeld ten aanzien van de waardering van de certificaten van aandelen, omdat de omstandigheden van de A- en B-certificaten wezenlijk verschillen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer / oorspronkelijk rolnummer: C/15/331975 / HA ZA 22-571
Beschikking van 19 juli 2023
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [plaats],
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker],
advocaat: mr. J. Blaak te Hilversum,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
1.
ATS GLOBAL B.V.,
statutair gevestigd te Haarlem,
de stichting
2.
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR APPLIED TECH SYSTEMS,
statutair gevestigd te Haarlem,
verwerende partijen,
hierna samen te noemen: ATS en de STAK,
advocaat: mr. J. Oster te Amsterdam.

1.De zaak in het kort

1.1.
Deze zaak draait om drie geschilpunten, namelijk: 1. de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] en de eindafrekening, 2. de bonusbedragen over de jaren 2019 en 2021 en 3. de waardering van de certificaten van aandelen.
1.2.
De rechtbank wijst het verzoek van [verzoeker] tot betaling door ATS van achterstallig loon, de wettelijke verhoging daarover, de gefixeerde schadevergoeding, de contractuele beëindigingsvergoeding en de transitievergoeding af. De rechtbank is namelijk van oordeel dat [verzoeker] ontslag heeft genomen als CEO en statutair bestuurder van ATS, zodat tevens de (arbeidsrechtelijke) dienstbetrekking van [verzoeker] is geëindigd, althans dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is geëindigd.
1.3.
De rechtbank veroordeelt ATS tot betaling aan [verzoeker] van de restant bedragen aan bonus over de jaren 2019 en 2021. Partijen hebben namelijk hun bestaande bonusafspraken gewijzigd door overeen te komen dat [verzoeker] in het geval ATS (boekhoudkundig) netto verlies maakt, [verzoeker] een bonus ontvangt ter grootte van 5% van het verschil in goodwill-afschrijving ten opzichte de overeengekomen ondergrens van € 2.039.137.
1.4.
De rechtbank wijst het verzoek van [verzoeker] tot betaling van schadevergoeding vanwege de gestelde schending van het gelijkheidsbeginsel uit artikel 2:201 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) af. De rechtbank is namelijk van oordeel dat de houders van A-certificaten (van aandelen) en B-certificaten (van aandelen) zich niet in gelijke omstandigheden bevinden. Bovendien hebben ATS en de STAK de afspraken die met [verzoeker] zijn gemaakt over zijn participatie via het houden van certificaten van aandelen conform de inhoud van de administratievoorwaarden waarmee hij bij de aankoop van zijn certificaten akkoord is gegaan uitgevoerd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 maart 2023 en de daarin vermelde stukken,
- de akte overlegging aanvullende productie van mr. Oster, ontvangen door de rechtbank op 30 mei 2023, waarbij productie 19 is overgelegd,
- de akte in het geding brengen aanvullende producties van mr. Blaak, ontvangen door de rechtbank op 31 mei 2023, waarbij producties 35 tot en met 37 zijn overgelegd,
- de spreekaantekeningen van mr. Blaak,
- de spreekaantekeningen van mr. Oster,
- de mondelinge behandeling van 12 juni 2023 waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
De rechtbank heeft partijen ter zitting van 12 juni 2023 erop gewezen dat de vordering van [verzoeker] tot betaling van een transitievergoeding op grond van artikel 7:686a lid 2 BW ingesteld had moeten worden bij verzoekschrift. De rechtbank heeft daarom voorgesteld om de schakelbepaling van artikel 69 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) toe te passen en de zitting te beschouwen als een mondelinge behandeling in een verzoekschriftprocedure. Partijen hebben met dat voorstel ingestemd. De overige vorderingen van [verzoeker] zijn als ‘daarmee verband houdende vorderingen’ ex artikel 7:686a lid 3 BW eveneens behandeld.
2.3.
Ten slotte is beschikking bepaald.

3.De feiten

3.1.
[verzoeker], geboren op [geboortedatum], is per 1 april 2008 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) ATS op grond van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Per 1 april 2009 is [verzoeker] met (de rechtsvoorganger van) ATS een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. [verzoeker] vervulde de functie van ‘Group Business Development Manager’.
3.2.
Per 1 april 2011 is [verzoeker] de functie van ‘Director Global Operations’ gaan vervullen. Zijn arbeidsovereenkomst is daarbij bij brief van 27 januari 2011 gewijzigd. De gewijzigde arbeidsvoorwaarden hielden onder meer in een verhoging van het bruto maandsalaris naar
€ 7.000,- en een (gewijzigde) bonusregeling naar een percentage van 5% van de netto winst na belastingen. Tevens kwam [verzoeker] in aanmerking voor de koop van certificaten van aandelen in het kapitaal van ATS. [verzoeker] kocht 28.000 certificaten voor een bedrag van
€ 1,07 per certificaat.
3.3.
In 2005 kocht [verzoeker] nog eens 5.000 certificaten voor een bedrag van € 4,08 per certificaat.
3.4.
Met ingang van 1 april 2016 is [verzoeker] tot CEO en statutair bestuurder van ATS benoemd. Partijen kwamen op 11 april 2016 een nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een looptijd tot 30 april 2020 overeen. Het bruto maandsalaris van
€ 7.000,- en de tantième ter grootte van 5% van de winst na belasting bleven hetzelfde. Bij het sluiten van deze overeenkomst heeft [verzoeker] een bedrag van € 175.000,00 ontvangen als compensatie voor “
bonus of andere verplichtingen van de werkgever uit voorgaande jaren”. Daarnaast is in deze overeenkomst in artikel 19 bepaald dat [verzoeker] bij voortijdige beëindiging van de overeenkomst (kort gezegd) op initiatief van de werkgever recht heeft op een vergoeding van één bruto maandsalaris per gewerkt dienstjaar, met een maximum van één bruto jaarsalaris inclusief vakantiegeld, tantième en overige emolumenten.
3.5.
In 2016 kocht [verzoeker] nog 18.000 certificaten voor een bedrag van € 4,08 per certificaat. [verzoeker] ontving jaarlijks per brief van de STAK een overzicht waarin de STAK opgave heeft gedaan van het aantal door [verzoeker] gehouden certificaten, de prijs en de totale waarde daarvan.
3.6.
Bij brief van 31 maart 2020 heeft ATS aan [verzoeker] het volgende geschreven:

I am pleased to confirm an extension of your current role as CEO and Director of ATS Global BV until 1 April 2022 when your current employment agreement will end. We have agreed with Rabo Corporate Investments that you will be appointed a non-executive supervisory board member from 1 April 2022 on appropriate terms and conditions.
Terms and conditions remain unchanged from the employment agreements that we signed on 1 April 2016 and 27 January 2011 with exception of the bonus calculation.Your annual bonus will be the higher of 5% of the net profits (original agreement) or 5% of the change in goodwill amortisation from the base line agreed of Euro 2.039.137.”
3.7.
De STAK heeft de administratievoorwaarden per 1 januari 2021 gewijzigd. Alle certificaten die tot en met 31 december 2020 zijn uitgegeven zijn als ‘A certificaten’ aangeduid en worden gewaardeerd aan de hand van de oude waarderingsmethode: de gemiddelde winst na belastingen van de afgelopen drie jaar, vermenigvuldigd met 5, vermeerderd met de nettowaarde van het eigen vermogen van ATS. Alle certificaten die vanaf 1 januari 2021 zijn uitgegeven worden aangeduid als ‘B-certificaten’. De B-certificaten worden jaarlijks onafhankelijk door Inde gewaardeerd aan de hand van de ‘Discounted Cash Flow-methode’.
3.8.
In opdracht van ATS heeft een externe partij, Fenix Leadership, in overleg met het managementteam in 2021 een profielschets voor een nieuw aan te stellen CEO opgesteld.
3.9.
Tussen eind oktober en begin november 2021 heeft er tussen [betrokkene 1], statutair bestuurder en ‘Chair Board of Directors’ van ATS, en [verzoeker] een e-mailwisseling plaatsgevonden waarin [betrokkene 1] tekstvoorstellen deed voor de interne aankondiging ten aanzien van het vertrek van [verzoeker] als CEO van ATS en de benoeming van [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]) als de nieuwe CEO van ATS.
3.10.
Per e-mail van 9 november 2021, met onderwerp: “Our New Chief Executive Officer (CEO), schreef een medewerker van ATS, [betrokkene 3], aan [verzoeker]:
“(…) Wat een onverwacht bericht!Waarschijnlijk heb je al van meer mensen de vraag gekregen… Wat ga je doen? Jij bent toch veel te energiek om te stoppen met werken…(…)”
[verzoeker] antwoordde daarop dezelfde dag:

(…) Het zat in ons plan.Geen idee wat ik ga doen maar dat zal niet zo’n probleem zijn. Ik verveel niet gauw. En ik zie wel wat erop mijn weg komt.
Voor mij is het belangrijk om op tijd het stokje over te geven. (…)”
3.11.
In een e-mail van 22 december 2021 heeft [verzoeker] het volgende aan ATS ([betrokkene 1]) geschreven:
“Further after my departure from the CEO role the relationship between you(Rb: gedoeld wordt op [betrokkene 1])
and the MT is the responsibility of [betrokkene 2] and I see no role for me in this and neither I want it. (…) Based on the above considerations an my personal believe that I only want to be in a role where I can add value (…) my current position is that I don’t see a clear role for me after 1st April with ATS.
If you ask me if this a final position that for 80% it is (…)”
3.12.
De notulen van de directors meeting van ATS van 8 februari 2022 vermelden voor zover relevant:
“(…) the Chairman commences by sharing that this will be the last BoD for [verzoeker], as the CEO of our company, who will hand the stick to [betrokkene 2] as our new CEO as of the 1st of April 2022. [betrokkene 1](Rb: [betrokkene 1])
thanks [verzoeker](Rb: [verzoeker])
for his service to the company and also guiding the company through difficult times due to Covid. We will miss [verzoeker] dearly!”
3.13.
Per 1 maart 2022 is [betrokkene 2] benoemd tot statutair bestuurder van ATS.
3.14.
Per e-mail van 11 maart 2022 heeft [betrokkene 1] aan [verzoeker] twee alternatieven voor het einde van de arbeidsrelatie voorgesteld:
- “
“End of employment agreement on 31 March 2022 with Euro 60.000,00 gross bonus payment and automatic sale of depositary receipts conforming to the Foundation administration rules,
OR
-
End of employment agreement 31 March 2026 with Euro 15.000,00 annual remuneration in an advisory role from 1 April 2022. Current and future remuneration without bonus. Sale of depositary receipts can then be completed at any time in accordance with the Foundation administration rules with automatic sale on 31 March 2026 if not sold prior to this date.”
3.15.
Op 22 maart 2022 stuurde [verzoeker] per e-mail, met onderwerp: “
Lunch voor mijn afscheid”, aan zijn assistente welke collega’s daarvoor uitgenodigd moesten worden.
3.16.
Per e-mail van 23 maart 2022 reageerde [verzoeker] op de onder 3.14 aangehaalde e-mail. [verzoeker] liet onder meer weten dat in het voorstel de beëindigingsvergoeding zoals die was overeengekomen in artikel 19 van de arbeidsovereenkomst van 1 april 2016 ontbrak. [verzoeker] schreef daarbij ook dat de component ‘winst na belasting’ de waardebepaling van zijn A-certificaten onredelijk beïnvloedt. [verzoeker] stelde om die reden voor dat ATS hem in het kader van de beëindiging van het dienstverband een bedrag zou betalen dat gelijk zou zijn aan het bedrag dat [verzoeker] bij verkoop van zijn 51.000 A-certificaten tegen een prijs van B-certificaten zou hebben ontvangen.
3.17.
Per e-mail van 24 maart 2022 schreef [betrokkene 1] aan [verzoeker]:

Apparently it is necessary to remind you of the events that have led to our agreement that you will leave the company on April 1, 2022. Initially when we discussed you appointment you made it clear that you wanted to stop working when you were 63. Then, in order to ensure a smooth CEO transition we agreed you would stay for another 2 years and we confirmed this in a jointly signed letter, which also clearly refers to your employment agreement coming to an end on 1 April 2022. We have subsequently taken all the relevant steps together to ensure a smooth transition and to prepare the company for your departure per April 1 2022. At no time have you ever indicated that you wished to continue in a different function. In fact you have both publicly and privately declared you will be leaving and this is your own decision. (…)
Accordingly, we totally reject your counterproposal, which is not only completely inappropriate under the given circumstances, but also has no legal or contractual merit. (…)
For the avoidance of doubt: the proposal we have made to you on 11 March is herewith withdrawn and you counterproposal of yesterday is rejected in full.”
3.18.
Eind maart 2022 plande [verzoeker] meerdere telefonische vergaderingen met collega’s. De onderwerpen van de telefonische vergaderingen luidden: “
Farewell call Dan”, “
Uitzwaai call met Rob” en “
before we loose contact”. Ook deelde [verzoeker] zijn persoonlijke contactgegevens met diverse relaties.
3.19.
Bij brief van 24 maart 2022 schreef [betrokkene 1] [verzoeker] dat zijn bonus over 2021
€ 14.567,40 bedroeg en bij brief van 30 maart 2022 dat het dienstverband op 31 maart 2022 eindigde.
3.20.
[verzoeker] heeft daarop per e-mail van 31 maart 2022 gereageerd waarin hij schrijft dat zijn arbeidsovereenkomst en statutair bestuurderschap niet van rechtswege per 1 april 2022 eindigen en dat hij daarom beschikbaar en bereid is om zijn werkzaamheden voort te zetten, zolang geen beëindiging heeft plaatsgevonden.
3.21.
Op 31 maart 2022 vond de afscheidslunch van [verzoeker] plaats. [verzoeker] ontving daarbij een afscheidscadeau en een digitale kaart met berichten van collega’s als: “
Congratulations [verzoeker] on an outstanding career. Wishing you the best for your retirement!”,
Dear [verzoeker]. Wishing you all the best for your retirement!”en “
Ik wens een heel fijn pensioen toe!”
3.22.
Per e-mail van 4 april 2022 liet [betrokkene 1] weten dat het volgens hem steeds helder was dat [verzoeker] aanvankelijk op een leeftijd van 63 jaar wilde stoppen met werken en dat partijen later overeenkwamen dat de arbeidsovereenkomst, na een verlenging van twee jaar, op 31 maart 2022 zou eindigen.
3.23.
ATS heeft per 31 maart 2022 de eindafrekening opgemaakt op grond waarvan [verzoeker] over de maand maart 2022 een bedrag van € 15.985,45 aan salaris inclusief vakantiegeld en niet opgenomen vakantiedagen heeft ontvangen.
3.24.
Per brief van 22 april 2022 liet de STAK aan [verzoeker] weten dat de door hem gehouden certificaten van aandelen als verplicht en automatisch aangeboden golden, dat de verkoopprocedure was gestart en dat [verzoeker] een prijs van € 4,67 per certificaat zou ontvangen. Op 9 juni 2022 heeft de STAK een bedrag van € 238.170,00 aan [verzoeker] betaald.
3.25.
Bij aandeelhoudersbesluit van 12 juli 2022 is [verzoeker] als statutair bestuurder van ATS ontslagen.

4.Het verzoek en verweer

4.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, ATS te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van:
€ 27.522,13 bruto aan achterstallig loon over de periode 1 april 2022 – 11 juli 2022,
€ 13.761,17 aan wettelijke verhoging over het achterstallig loon,
€ 32.954,44 bruto aan transitievergoeding,
€ 46.516,13 bruto aan gefixeerde schadevergoeding,
€ 98.000,00 bruto aan contractuele beëindigingsvergoeding,
€ 26.749,95 aan achterstallige bonus over het jaar 2019,
€ 80.848,15 aan achterstallige bonus over het jaar 2021,
vermeerderd met de wettelijke rente over bovengenoemde bedragen.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank ATS en de STAK hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van:
8. € 484.500,00, € 484.500,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, ter zake van (her)waardering van de door [verzoeker] gehouden certificaten van aandelen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover,
8. € 484.500,00, [verzoeker] verzoekt de rechtbank tot slot om ATS in de proceskosten te veroordelen.
4.2.
Aan dit verzoek legt [verzoeker] – verkort weergegeven – ten grondslag dat de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] niet door het verstrijken van de tijd waarvoor zij werd aangegaan eindigde, maar in verband met het arbeidsverleden van [verzoeker] opgezegd diende te worden met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden. Dit maakt dat de opzegging, volgens [verzoeker], onregelmatig is en ATS aan [verzoeker] een (gefixeerde schade)vergoeding verschuldigd is gelijk aan het loon inclusief vakantietoeslag over de resterende looptijd van de arbeidsovereenkomst. [verzoeker] recht heeft op de transitievergoeding en op de beëindigingsvergoeding uit artikel 19 van de arbeidsovereenkomst. [verzoeker] maakt verder aanspraak op betaling van restantbedragen aan bonus over het jaar 2019 en 2021. Volgens [verzoeker] heeft ATS de bonus over die jaren onjuist berekend, zodat [verzoeker] een te laag bedrag heeft ontvangen. Aan het verzoek ten aanzien van de certificaten van aandelen legt [verzoeker] ten grondslag dat ATS, althans de STAK, haar certificaathouders ongelijk behandeld doordat zij de prijs van A-certificaten aan de hand van een andere waarderingsmethode vaststelt dan de prijs van B-certificaten. Volgens [verzoeker] handelt ATS, althans de STAK, daarmee onrechtmatig en dienen zij aan [verzoeker] schadevergoeding te betalen.
4.3.
ATS en de STAK verweren zich tegen het verzoek en komen tot de conclusie dat [verzoeker] niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, althans dat zijn verzoek moet worden afgewezen met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten. ATS en de STAK voeren daartoe – verkort weergegeven – aan dat [verzoeker] zijn arbeidsovereenkomst zelf heeft opgezegd, althans dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is geëindigd, omdat hij zelf heeft toegewerkt naar zijn vertrek als CEO en statutair bestuurder van ATS. Van onregelmatige opzegging is daarom geen sprake. Ten aanzien van de bonus over de jaren 2019 en 2021 betwist ATS dat de uitgekeerde bedragen onjuist berekend zijn. Ook betwist ATS, althans de STAK dat zij haar certificaathouders ongelijk heeft behandeld door de A-certificaten en B-certificaten aan de hand van verschillende waarderingsmethodes te waarderen.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen bestaan drie geschilpunten. Ten eerste zijn partijen het oneens over de vraag of de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] zonder dat deze opgezegd hoefde te worden is geëindigd. Ten tweede bestaat er een geschil over de uitgekeerde bonusbedragen over de jaren 2019 en 2021. Ten slotte verschillen partijen van mening over de toegepaste waarderingsmethode bij terugkoop door ATS van door [verzoeker] gehouden certificaten van aandelen. De rechtbank zal hieronder op ieder geschilpunt ingaan.
De arbeidsovereenkomst is geëindigd door de ontslagname
5.2.
[verzoeker] stelt dat zijn tijdelijke arbeidsovereenkomst niet door het verstrijken van de bepaalde tijd eindigde, maar dat ATS deze met inachtneming van de contractueel overeengekomen opzegtermijn van zes maanden had moeten opzeggen, omdat een tijdelijke arbeidsovereenkomst die een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd opvolgt op grond van artikel 7:667 lid 4 BW niet van rechtswege eindigt. Volgens [verzoeker] moet ATS daarom achterstallig loon en schadevergoeding aan hem betalen. De rechtbank volgt het betoog van [verzoeker] niet en legt dat hieronder uit.
5.3.
[verzoeker] kan worden gevolgd in zijn stelling dat in het voorliggende geval de zogenoemde Ragetlie-regel van toepassing is, zodat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die volgde op de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd moest worden opgezegd. De rechtbank komt echter tot het oordeel dat uit alle overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting volgt dat de arbeidsrechtelijke relatie tussen ATS en [verzoeker] op grond van de 15 april arresten is geëindigd omdat [verzoeker] zijn functie als CEO met ingang van 1 april 2022 heeft neergelegd. Uitdrukkelijk heeft de Hoge Raad in het arrest Bartelink/Ciris (HR 15 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS2713) immers overwogen dat ook de ontslagneming door de statutair bestuurder in beginsel tot gevolg heeft dat zijn dienstbetrekking eindigt, waaruit tevens voortvloeit dat niet kan worden aanvaard dat de bestuurder, die zijn functie neerlegt, die ontslagneming eenzijdig kan beperken tot het verlies van de hoedanigheid van bestuurder van de vennootschap met instandhouding van de dienstbetrekking.
5.4.
Ter onderbouwing van het standpunt dat [verzoeker] zijn functie per 1 april 2022 heeft neergelegd en dat hierover tussen partijen ook overeenstemming bestond, heeft ATS erop gewezen dat zij ruim voor deze datum op zoek is gegaan naar een opvolger van [verzoeker]. In 2021 heeft er door een externe partij, Fenix, een scan van het toenmalige managementteam van ATS plaatsgevonden met als doel om een profiel op te stellen voor de nieuwe CEO en dat nadien een geschikte kandidaat is gevonden. Verder deed [betrokkene 1] per e-mail van 28 oktober 2021 aan [verzoeker] en diens opvolger [betrokkene 2] tekstvoorstellen voor de interne aankondiging dat [betrokkene 2] per 1 april 2022 de rol van CEO van [verzoeker] zou gaan overnemen en hoe [verzoeker] de resterende maanden tot aan zijn vertrek zou gaan invullen. Daartegen heeft [verzoeker] niet geprotesteerd. [verzoeker] heeft vervolgens [betrokkene 2] ingewerkt, steeds in duidelijke bewoordingen aan relaties laten weten dat hij per 1 april 2022 zijn functie als CEO zou neerleggen (zie de feiten sub 3.18), ter ere van zijn vertrek een afscheidslunch laten organiseren en deze lunch vervolgens bijgewoond. [verzoeker] heeft zijn persoonlijke contactgegevens gedeeld met diverse zakenrelaties, zodat deze hem na zijn vertrek privé konden bereiken. Gelet op al deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [verzoeker] ontslag heeft genomen als bestuurder van de vennootschap.
5.5.
Voor een uitzondering op de hoofdregel dat een ontslagname tevens de beëindiging van de dienstbetrekking met zich brengt, is slechts plaats als een wettelijk ontslagverbod aan de beëindiging in de weg staat, of als partijen anders zijn overeengekomen (zie HR 15 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS2713). Van een ontslagverbod is geen sprake. Ten aanzien van de tweede uitzonderingsmogelijkheid (‘tenzij partijen anders zijn overeengekomen’) wordt overwogen dat partijen weliswaar hebben gesproken over een andere positie die [verzoeker] na 1 april 2022 zou kunnen gaan vervullen, maar over een concrete andere positie hebben partijen nooit overeenstemming bereikt en die leek [verzoeker] gelet op zijn uitlatingen in de mail van 22 december 2021 ook niet te ambiëren. Partijen hadden wel voor ogen dat [verzoeker] na 1 april 2022 als commissaris benoemd zou worden in een nog op te richten Raad van Commissarissen (‘RvC’, zie de brief van 31 maart 2020 weergegeven onder de feiten), maar daartoe is het niet gekomen, omdat de RvC niet is opgericht en naar ter zitting is gebleken ook niet zal worden opgericht. Deze toezegging kan naar het oordeel van de rechtbank niet beschouwd worden als een afspraak die moet leiden dat van de hoofdregel zou moeten worden afgeweken.
5.6.
Gelet op het voorgaande is aan de arbeidsrechtelijke relatie tussen [verzoeker] en ATS een einde gekomen per 1 april 2022, zodat er geen grond bestaat voor toewijzing van de vorderingen tot betaling van achterstallig loon, de gefixeerde schadevergoeding, de transitievergoeding en de contractuele beëindigingsvergoeding. Het verzoek van [verzoeker] zal daarom in zoverre worden afgewezen.
De bonusbedragen over de jaren 2019 en 2021 zullen worden toegewezen
5.7.
Bij brief van 31 maart 2020 is de bonusregeling van [verzoeker] gewijzigd. Partijen zijn in die brief overeengekomen: ‘
Your annual bonus will be the higher of 5% of the net profits (original agreement) or 5% of the change in goodwill amortisation from the base line agreed of Euro 2.039.137’.[verzoeker] grondt de vorderingen tot nabetaling van de bonusbedragen over de jaren 2019 en 2021 op deze bepaling. Volgens [verzoeker] volgt uit de overgelegde jaarcijfers van 2019 een goodwill-afschrijving van
€ 3.906.225. De bonus over 2019 bedraagt daarmee (€ 3.906.225 – € 2.039.137) x 5% =
€ 93.354,40. Vast staat dat ATS een bedrag ter hoogte van € 66.604,45 aan [verzoeker] heeft betaald, zodat nog een bedrag van € 26.749,95 open staat.
Uit de overgelegde jaarrekening 2021 die [verzoeker] als productie 32 heeft overgelegd, volgt een goodwill-afschrijving van € 3.947.448. De bonus over 2021 bedraagt daarmee (€ 3.947.448 – € 2.039.137) x 5% = € 95.415,55. Vast staat dat ATS een bedrag van € 14.567,40 aan [verzoeker] heeft betaald, zodat nog een bedrag van € 80.848,15 open staat.
5.8.
ATS staat een andere uitleg voor. Volgens ATS moet het totaalbedrag aan goodwill-afschrijving over 2019 met een bedrag van € 534.999 naar beneden worden bijgesteld tot een goodwill-afschrijving van € 3.371.226 (in plaats van het totaalbedrag € 3.906.225 dat uit de jaarcijfers volgt), omdat de bedrijfsovername die ATS in 2018 deed buiten de bonusafspraak valt. Ook het totaal aan goodwill-afschrijving over het jaar 2021 moet naar beneden bijgesteld worden in verband met de bedrijfsovernames die ATS in de jaren na 2017 deed. Volgens ATS is deze bonusregeling aan [verzoeker] aangeboden om er voor te zorgen dat [verzoeker], ook als ATS netto verlies leed, toch een bonus zou ontvangen ter grootte van 5% over het verschil in goodwill-afschrijvingen waarbij de goodwill-afschrijving van het boekjaar 2017 als uitgangspunt werd genomen.
5.9.
Bij de beoordeling van de vraag wat partijen zijn overeengekomen komt het niet alleen aan op de taalkundige uitleg van de bewoordingen van de gemaakte afspraken, maar ook op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan die afspraken mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (vgl. Hoge Raad 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981AG4158 Haviltex).
5.10.
Naar het oordeel van de rechtbank is de tekst van de gemaakte afspraak duidelijk en laat die geen ruimte voor twijfel. Uit de tekst volgt dat [verzoeker] een jaarlijkse bonus krijg uitbetaald die ofwel 5% van het de nettowinst van ATS bedraag, ofwel 5% van het verschil in goodwill-afschrijving ten opzichte van de afgesproken ondergrens van
€ 2.039.137. [verzoeker] heeft er op gewezen dat partijen de gewijzigde bonusregeling overeenkwamen, omdat ATS haar strategie wijzigde waarbij de nadruk op groei door overnames kwam te liggen, waardoor de betaalde goodwill voor die bedrijfsovernames steeg. Omdat die goodwill over vijf jaar werd afgeschreven, kwam de nettowinst na belastingen van ATS meer onder druk te staan. Vanaf 2019 leed ATS daardoor, ondanks dat haar bedrijfswaarde steeg, boekhoudkundig verlies. De nieuwe bonusregeling zorgde er voor dat [verzoeker] ondanks deze verliezen toch een bonus kon realiseren. Dat het daarbij om een momentopname van de goodwill-afschrijving ten aanzien van de acquisities die door ATS waren gedaan tót 1 januari 2018 ging en dat daarom acquisities van na die datum zoals ATS heeft betoogd buiten de bonusafspraak vielen en dus niet meer meegenomen moeten worden in de berekening van de bonus, blijkt niet uit de tekst van de bepaling en heeft ATS ook niet anderszins aannemelijk gemaakt. Als dit is wat ATS met de bonusregeling voor ogen had, dan had ATS als de opsteller van de bonusclausule de afspraak nader in deze zin moeten duiden.
5.11.
De conclusie ten aanzien van de bonus is dat de vordering op dit punt zal worden toegewezen en de rechtbank zal bepalen dat ATS de openstaande bedragen ten aanzien van de bonus over 2019 en 2021 aan [verzoeker] moet betalen.
De certificaten van aandelen
5.12.
Niet in geschil is dat de administratievoorwaarden 2021 van toepassing zijn op de 51.000 certificaten van aandelen van [verzoeker]. Op grond van artikel 5.1 van de administratievoorwaarden 2021 golden de certificaten die [verzoeker] hield automatisch als aangeboden als gevolg van beëindiging van zijn dienstverband. De STAK, althans ATS heeft de certificaten die [verzoeker] hield ingekocht en [verzoeker] ontving daarvoor € 4,67 per certificaat. Op 9 juni 2022 heeft de STAK een bedrag van € 238.170,00 aan [verzoeker] betaald.
5.13.
[verzoeker] vindt dat hij € 14,17 per certificaat van aandeel had moeten ontvangen. Hij vindt het onderscheid in de administratievoorwaarden 2021 tussen A- en B-certificaten, waarbij voor de prijsbepaling verschillende waarderingsmethoden (zie de feiten 3.7) worden gehanteerd, zodat bij (gedwongen) verkoop van het A-certificaat wordt uitgegaan van een aanzienlijk lagere waarde per onderliggend aandeel dan bij de verkoop van het B-certificaat, terwijl de onderliggende aandelen van de A- en B-certificaten identiek zijn ongeoorloofd en dus onrechtmatig.
5.14.
Onbetwist is zoals ATS heeft aangevoerd dat de administratievoorwaarden eind 2020 zijn gewijzigd in de administratievoorwaarden 2021 als gevolg van de fiscale risico’s die zijn geïdentificeerd naar aanleiding van het onderzoek dat in verband met de participatie van Rabo Participaties B.V. is uitgevoerd. Naar aanleiding van dat onderzoek werd ATS geadviseerd om toekomstig uit te geven certificaten van aandelen aan de hand van een andere waarderingsmethode te waarderen die beter aansluit bij de werkelijke waarde van de onderneming. Om die reden werden in de administratievoorwaarden 2021 B-certificaten gecreëerd die zowel bij aankoop als bij verkoop zouden worden gewaardeerd aan de hand van de discounted cashflow methode. Voor de bestaande certificaathouders, die vanaf 1 januari 2021 worden aangeduid als A-certificaten, werd de waarderingsmethode niet gewijzigd. Voor die (oude) A-certificaten bleef de oude waarderingsmethode, die ook van toepassing was bij de aankoop van de A-certificaten, gelden. Volgens ATS zijn de omstandigheden daarom niet gelijk, zodat geen sprake is van ongelijke behandeling.
5.15.
De rechtbank volgt het betoog van [verzoeker] niet en legt dat hieronder uit.
5.16.
Artikelen 2:8 BW en 2:201 lid 2 BW stellen eisen aan de wijze waarop de vennootschap haar aandeelhouders en certificaathouders behandelt. Artikel 2:201 lid 2 BW bepaalt dat de vennootschap de aandeelhouders onderscheidenlijk certificaathouders die zich in gelijke omstandigheden bevinden, op dezelfde wijze moet behandelen. Weliswaar brengen de administratievoorwaarden 2021 ten aanzien van de prijsvaststelling bij verkoop van certificaten onderscheid tussen A- en B-certificaten tot stand, maar daarmee is nog geen sprake van ongeoorloofd onderscheid dat een ongelijke behandeling tot gevolg heeft.
5.17.
Het gelijkheidsbeginsel uit artikel 2:201 lid 2 BW wordt immers slechts geschonden in het geval sprake is van ongelijke behandeling van certificaathouders
die zich in gelijke omstandighedenbevinden. Daarvan is geen sprake. De A-certificaathouders en de B-certificaathouders bevinden zich niet in gelijke omstandigheden, omdat het moment van aankoop van de certificaten verschillend is. In artikel 1.1 van de administratievoorwaarden 2021 is immers bepaald dat de bestaande certificaten die tot 31 december 2020 werden uitgegeven (per 1 januari 2021) worden gedefinieerd als A-certificaten waarvoor de oude waarderingsmethode (Fair Valuation A) blijft gelden en dat alle certificaten die na 1 januari 2021 zijn uitgegeven, B-certificaten zijn die aan de hand van de ‘Fair Valuation B’ methode worden gewaardeerd. Alle certificaathouders in dezelfde klasse worden op deze manier op eenzelfde wijze behandeld en bovendien worden de voorwaarden waarmee de bestaande certificaathouders op het moment van aankoop hebben ingestemd gerespecteerd. Ook [verzoeker] is bij de aankoop van zijn certificaten (in 2011, 2015 en 2016) steeds (uitdrukkelijk) akkoord gegaan met de administratievoorwaarden van de STAK en de waarderingsmethode die van toepassing was op zijn certificaten. De formule opgenomen in de definitie ‘Fair Valuation A’ was zowel bij de aankoop van de certificaten door [verzoeker] als bij de aanbiedingsplicht van toepassing en is tussentijds niet gewijzigd. ATS en de STAK hebben de afspraken die met [verzoeker] zijn gemaakt over zijn participatie via certificaten van aandelen conform de inhoud van die afspraken uitgevoerd, zodat hen geen verwijt treft. De rechtbank wijst de vordering van [verzoeker] tot betaling door de STAK, en/of ATS tot € 484.500,00 daarom af.
Proceskosten
5.18.
Omdat partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt ATS om aan [verzoeker] te betalen een bedrag ter grootte van € 26.749,95 ter zake van achterstallige bonus over het jaar 2019, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 september 2022 tot aan de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt ATS om aan [verzoeker] te betalen een bedrag ter grootte van € 80.848,15 ter zake van achterstallige bonus over het 2021, vermeerderd met de wettelijk rente daarover vanaf 5 september 2022 tot aan de dag van volledige betaling,
6.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.4.
verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. P.M. Wamsteker, mr. W. Aardenburg en mr. D.J. Beenders en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2023.