ECLI:NL:RBNHO:2023:6611

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
10561542 VV 23-70
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing concurrentiebeding in kort geding; rechtsgeldigheid en belangenafweging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 juli 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en haar werkgever, Danone Trading ELN B.V. [eiser] heeft Danone gedagvaard met het verzoek om het concurrentiebeding in haar arbeidsovereenkomst te schorsen, omdat zij per 1 juli 2023 in dienst wil treden bij Mead Johnson B.V. Danone heeft bezwaar gemaakt tegen deze indiensttreding, stellende dat Mead Johnson een directe concurrent is en dat het concurrentiebeding rechtsgeldig is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het concurrentiebeding voldoet aan de wettelijke eisen en dat [eiser] door indiensttreding bij Mead Johnson het beding overtreedt. De belangenafweging valt voorlopig in het nadeel van [eiser] uit, omdat Danone voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [eiser] over vertrouwelijke informatie beschikt die van belang is voor de concurrentie. De vordering van [eiser] om het concurrentiebeding te schorsen is afgewezen, terwijl Danone in reconventie is toegewezen in haar vordering om [eiser] te verbieden werkzaamheden te verrichten voor Mead Johnson tot 1 juli 2024, met een dwangsom bij overtreding. De proceskosten zijn voor rekening van [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10561542 VV 23-70
Uitspraakdatum: 6 juli 2023
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende [plaats]
eiseres in conventie
gedaagde in reconventie
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. A.S. van Woudenberg
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DANONE TRADING ELN B.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde in conventie
eiseres in reconventie
verder te noemen: Danone
gemachtigde: mr. J. Stolk en mr. A.C. Verbeek

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft Danone op 20 juni 2023 gedagvaard. Danone heeft op 27 juni 2023 een akte houdende overlegging producties tevens houdende eis in reconventie ingediend.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 juni 2023. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
Danone is volgens de KvK-omschrijving een groothandel in zuivelproducten en spijsoliën en vetten.
2.2.
[eiser], geboren op 9 augustus 1983, is sinds 1 november 2013 bij Danone in dienst, eerst in de functies van Product Technologist Greater China en Senior Product Technologist China Team bij Nutricia Research, de R&D afdeling van Danone, en laatstelijk op basis van een contract voor onbepaalde tijd als Project Leader voor een salaris van € 6.227,05 bruto per maand.
2.3.
In de arbeidsovereenkomst van [eiser] is een concurrentiebeding en boetebeding opgenomen, waarin onder meer staat:
2.4.
Op 20 april 2023 heeft [eiser] de arbeidsovereenkomst met Danone opgezegd per 1 juli 2023. Op 1 mei 2023 heeft [eiser] Danone desgevraagd geïnformeerd dat zij per 1 juli 2023 in dienst wil treden bij Mead Johnson B.V. (hierna: ‘Mead Johnson’) als Manager R&D Product Development.
2.5.
Danone heeft per e-mail van 12 mei 2023 bezwaar gemaakt tegen de indiensttreding van [eiser] bij Mead Johnson. In e-mails van 1 juni 2023 en 13 juni 2023 heeft Danone haar bezwaar inhoudelijk toegelicht.

3.De vordering en het verweer in conventie

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening het concurrentiebeding vanaf 1 juli 2023 primair geheel en subsidiair gedeeltelijk, namelijk op zo een wijze dat [eiser] vanaf genoemde datum de mogelijkheid heeft om werkzaam te worden voor Mead Johnson, schorst, tot het moment dat over de geldigheid van dit beding in een bodemprocedure een oordeel is gegeven. [eiser] vordert verder dat Danone in de proceskosten wordt veroordeeld.
3.2.
Zij legt aan de vordering samengevat het volgende ten grondslag. [eiser] heeft een spoedeisend belang bij haar vordering omdat zij vanaf 1 juli 2023 wellicht geen inkomen meer heeft.
3.3.
Volgens [eiser] zijn Danone en Mead Johnson geen directe concurrenten. Mead Johnson richt zich, in tegenstelling tot Danone, alleen op de Chinese markt. Mead Johnson is weliswaar mogelijk een concurrent van specifieke Danone onderdelen, maar niet van de entiteit waar [eiser] in dienst is.
Bovendien is het beding volgens [eiser] niet rechtsgeldig, omdat het te verstrekkend is vanwege de geografische reikwijdte. Daarnaast kan het belang van Danone ook beschermd worden met het geheimhoudingsbeding uit de arbeidsovereenkomst. Het belang van Danone bij het concurrentiebeding is immers dat specifieke concurrentiegevoelige bedrijfsinformatie geheim blijft. Overigens beschikt [eiser] niet over concurrentie gevoelige informatie.
Verder stelt [eiser] dat de belangenafweging ex artikel 7:653 lid 3 in haar voordeel moet uitvallen, omdat het beding haar onbillijk benadeelt. Het is in strijd met het recht van [eiser] op vrije arbeidskeuze. Het beperkt haar in aanzienlijke mate om binnen Nederland een passende werkkring te vinden. [eiser] had binnen Danone geen doorgroeimogelijkheden, terwijl zij door indiensttreding bij Mead Johnson een mooie carrièrestap kan maken en haar positie aanzienlijk kan verbeteren. Zij gaat er in salaris € 1.500 euro op vooruit en kan daarnaast een bonus van 40% realiseren. Daartegenover is het belang van Danone beperkt. [eiser] heeft zich bij Danone alleen beziggehouden met operationele werkzaamheden (buiten China) waardoor zij geen specifieke, cruciale en/of essentiële kennis heeft opgedaan dan wel informatie tot haar beschikking heeft gekregen, waarmee zij door indiensttreding bij Mead Johnson het bedrijfsdebiet van Danone kan schaden. Het komt ook regelmatig voor dat werknemers van Danone overstappen naar concurrenten zoals Mead Johnson, en die worden door Danone niet aan het concurrentiebeding gehouden.
3.4.
Danone betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat het concurrentiebeding wel degelijk rechtsgeldig is. Het beding voldoet namelijk aan de eisen van artikel 7:653 lid 1 BW. Danone voert verder aan dat [eiser] door in dienst te treden bij Mead Johnson het concurrentiebeding overtreedt. Mead Johnson verricht dezelfde of vergelijkbare activiteiten en is dus een directe concurrent. Daarbij heeft [eiser] bij Danone op posities gewerkt en werkt zij tot voor kort ook in een positie waarin zij de beschikking heeft over concurrentiegevoelige informatie. Ook de belangenafweging moet in het voordeel van Danone uitvallen. [eiser] wordt door het beding niet onbillijke benadeeld. Niet alleen bestaan binnen Danone voor [eiser] uitstekende doorgroeimogelijkheden, zij kan ook in allerhande posities buiten Special Nutrition aan het werk. Het belang van Danone is evident. De functie van [eiser] was niet alleen operationeel van aard, zij beschikt over concurrentiegevoelige informatie, en zij had bemoeienis met de afzetmarkt in China. Tot slot benadrukt Danone dat zij per vertrekkende medewerker kijkt in hoeverre zij vasthoudt aan een overeengekomen concurrentiebeding.

4.De vordering en het verweer in reconventie

4.1.
Danone vordert – samengevat – [eiser] te verbieden, direct of indirect als werknemer of anderszins werkzaamheden te verrichten voor Mead Johnson dan wel daaraan gelieerde ondernemingen voor de duur van het concurrentiebeding, met een dwangsom van
€ 15.000,00 per schending/overtreding en € 1.500,00 per (werk)dag dat de schending/overtreding voortduurt, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag. Danone vordert verder [eiser] te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding in conventie en in reconventie, inclusief nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente over deze (na)kosten.
4.2.
Danone onderbouwt haar vorderingen als volgt. [eiser] heeft aangegeven dat zij vanaf 1 juli 2023 werkzaamheden wil en zal gaan verrichten voor Mead Johnson. Danone heeft er belang bij dat haar dit tijdens de beperkende periode wordt verboden en, als [eiser] tijdens de beperkende periode toch in dienst treedt bij Mead Johnson, de boetes die op overtreding zijn gesteld in de arbeidsovereenkomst te innen. Om te voorkomen dat Danone daarvoor een separate procedure moet voeren, vraagt Danone om een verbod en een titel om de boetes te innen. De gevraagde dwangsommen zet Danone daarom op hetzelfde niveau als de in de arbeidsovereenkomst overeengekomen boetes. De hoogte van deze boetes is ook redelijk.
4.3.
[eiser] vindt dat de reconventionele vordering moet worden afgewezen op grond van hetgeen hiervoor is overwogen.

5.De beoordeling

in conventie
5.1.
De vraag die in conventie beantwoord moet worden is of het concurrentiebeding van [eiser] geheel of gedeeltelijk geschorst moet worden.
spoedeisendheid
5.2.
Bij een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening als de onderhavige moet worden beoordeeld of [eiser] een zodanig spoedeisend belang heeft dat van haar niet kan worden verwacht dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. Bij die beoordeling dient in ieder geval te worden betrokken hoe aannemelijk het is dat de vordering van [eiser] in een bodemprocedure toegewezen zal worden, het belang van [eiser] bij het treffen van de voorziening en de gevolgen voor Danone bij het ten onrechte treffen van een voorziening.
5.3.
[eiser] vordert in conventie dat het beding zal worden geschorst. In het geval de bodemrechter, na schorsing van het concurrentiebeding door de kortgedingrechter, de vordering van de werknemer alsnog afwijst, heeft dat tot gevolg dat de werknemer (met terugwerkende kracht) eventuele overeengekomen boetes verschuldigd is. Daar staat tegenover dat de werkgever verbeurde boetes in beginsel niet zal kunnen incasseren zonder daarvoor eerst een procedure te starten. [eiser] heeft een spoedeisend belang omdat zij een voorlopig oordeel krijgt op grond waarvan zij haar positie beter kan inschatten. Een en ander geldt ook voor Danone. Dit betekent dat [eiser] (net als Danone) een voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening.
5.4.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de feiten en omstandigheden die aan de vordering ten grondslag zijn gelegd, voldoende aannemelijk zijn. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
het concurrentiebeding is rechtsgeldigheid
5.5.
Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of het concurrentiebeding rechtsgeldig is. Anders dan [eiser] oordeelt de kantonrechter dat het concurrentiebeding voldoet aan de eisen die artikel 7:653 lid 1 BW stelt. Het concurrentiebeding is schriftelijk met de meerderjarige [eiser] overeengekomen in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Dat het concurrentiebeding, zoals [eiser] heeft gesteld een grote geografische reikwijdte heeft, doet aan de geldigheid niet af. Ook de stelling van [eiser] dat het concurrentiebeding niet nodig is omdat het belang van Danone om bedrijfsgevoelige informatie geheim te houden wordt ondervangen door het geheimhoudingsbeding, maakt het concurrentiebeding niet ongeldig. Uit de toelichting bij het concurrentiebeding blijkt bovendien dat het concurrentiebeding op meer ziet dan geheimhouding.
door indiensttreding bij Mead Johnson schendt [eiser] het concurrentiebeding
5.6.
Partijen verschillen verder van mening over het antwoord op de vraag of [eiser] door indiensttreding bij Mead Johnson het concurrentiebeding schendt. [eiser] stelt zich op het standpunt dat Mead Johnson geen directe concurrent is van Danone. De kantonrechter volgt dit standpunt niet. Danone heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat Mead Johnson zich op dezelfde markt (Early Life Nutrition) als Danone begeeft, met direct concurrerende producten (babyvoeding), in hetzelfde land (voor Special Nutrition producten: China), met eenzelfde doelgroep (consumenten), en met vergelijkbare afzetkanalen (supermarkten, drogisterijen, etc.). [eiser] erkent dit ook met zoveel woorden; haar stelling is echter dat Mead Johnson geen directe concurrent is van de
entiteitwaar [eiser] in dienst is. Danone heeft deze stelling gemotiveerd betwist en met stukken onderbouwd dat Danone zich net als Mead Johnson juist richt op Special Nutrition producten. De voorlopige conclusie is dan ook dat [eiser] door bij Mead Johnson in dienst te treden het concurrentiebeding overtreedt.
de belangenafweging valt voorlopig in nadeel van [eiser] uit
5.7.
Partijen verschillen tot slot van mening over het antwoord op de vraag of [eiser] door het in stand houden van het beding
onbillijkwordt benadeeld in verhouding tot het te beschermen belang van Danone. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter valt de belangenafweging in het nadeel van [eiser] uit. De kantonrechter legt dat hieronder uit.
5.8.
Danone heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat [eiser] over bijzondere, vertrouwelijke en specifieke bedrijfsmatige kennis van Danone beschikt, in het bijzonder over het Ultimum Nuturis Powder project en het Coconoir project. Danone heeft in dit kader verwezen naar de index van het overdrachtsdocument. Uit dit document blijkt bij welke projecten [eiser] betrokken is (geweest) en over welke informatie uit de verschillende (digitale) mappen zij in dat kader (heeft) beschikt. Deze informatie bestaat uit data die gebruikt wordt voor het maken van business cases van bepaalde producten in diverse landen, sales volumes per land, uiteenzettingen van onder andere risico’s over ingrediënten, recepten, verpakkingen en consumenten. Ook is door Danone aannemelijk gemaakt dat [eiser] ten aanzien van het Ultimum Nuturis Power project en het Coconoir project gedetailleerde informatie heeft ontvangen over het proces, de inhoud, het recept, de kleur, geur en smaak, de verpakking, de strategie, het merk en het portfolio van deze producten die worden ontwikkeld en binnen afzienbare tijd op de Chinese markt worden gelanceerd. Weliswaar heeft [eiser] geen informatie ontvangen over de marges op deze producten, maar al de hiervoor genoemde informatie is wel informatie die Mead Johnson graag wil hebben.
5.9.
Door [eiser] is de inhoud of haar kennis van deze mappen niet betwist. Zij heeft aangevoerd dat Ultimum Nuturis Powder een gepatenteerd product betreft en haar bemoeienis met betrekking tot het Coconoir project ziet op een gepatenteerde verpakking. Zij heeft aangevoerd dat zij de gedetailleerde informatie uit de mappen nooit uit haar hoofd zou kunnen reproduceren om daarmee Mead Johnson van dienst te zijn. [eiser] miskent daarmee naar het oordeel van de kantonrechter het belang van de opgesomde informatie. Informatie over het proces, inhoud, recept, kleur, geur, smaak, verpakking, strategie, merk, porfolio en compliance van deze producten, kan voor een directe concurrent als Mead Johnson ook zonder specifieke details zeer waardevol zijn.
Anders dan [eiser] heeft aangevoerd is deze informatie alleen beschikbaar voor de bij de genoemde projecten betrokken werknemers. Verder is voorlopig voldoende aannemelijk geworden dat China een belangrijke afzetmarkt voor Danone en voor Special Nutrition in het bijzonder is, met jaarlijks 2.4 miljard aan omzet, en dat [eiser] direct en indirect betrokken is bij projecten die betrekking hebben op deze afzetmarkt. [eiser] beschikt naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter dus over informatie
dater bepaalde nieuwe producten gelanceerd worden,
wanneerdie producten op de markt komen en
hoedie producten gelanceerd worden. Dat is essentiële informatie voor een concurrent. Hieruit volgt dat de kantonrechter er voorlopig voldoende van overtuigd is geraakt dat de vrees van Danone voor aantasting van haar bedrijfsdebiet bij een overstap van [eiser] naar Mead Johnson is gerechtvaardigd.
5.10.
Tegenover dit belang van Danone staat het belang van [eiser]. Door Danone is gemotiveerd betwist dat de (promotie)mogelijkheden binnen Danone zo beperkt waren dat [eiser] wel uit moest zien naar een positie buiten Danone. [eiser] heeft binnen Danone diverse functies vervuld en promotie gemaakt. Dat blijkt uit een staat die Danone heeft overgelegd waarop de door [eiser] ontvangen salarisverhogingen en bonussen zijn vermeld. Dat Danone ook in [eiser] heeft geïnvesteerd blijkt uit de omstandigheid dat [eiser] op kosten van Danone diverse opleidingen en cursussen heeft gevolgd. Bovendien heeft [eiser] in april/mei 2023 gesolliciteerd naar de functie van Greater China Product Development Team Leader. [eiser] was door naar de tweede ronde maar heeft zich uit eigen beweging vroegtijdig uit deze sollicitatie teruggetrokken (kennelijk vanwege haar sollicitatie bij Mead Johnson). Zij had, volgens Danone, echter een reële kans dat zij voor deze functie zou worden aangenomen. [eiser] had dus de door haar gestelde forse carrièrestap bij Mead Johnson óók bij Danone kunnen maken in de rol van Greater China Product Development Team Leader. Het salaris en de mogelijkheden zouden na de genoemde, mogelijke promotie alleen maar zijn gegroeid.
5.11.
De conclusie is dat [eiser] onvoldoende heeft aangetoond dat zij onbillijk wordt benadeeld door het concurrentiebeding. Het is daarom voorshands niet aannemelijk geworden dat de rechter in de bodemprocedure het beding zal vernietigen. Ook voor een gedeeltelijke vernietiging bestaat geen aanleiding. [eiser] heeft de stelling van Danone dat de kennis die [eiser] bij Danone heeft verkregen vanwege de lange doorlooptijden van de (door)ontwikkeling van producten en projecten, voor een ruim langere periode dan de beperkende periode van 12 maanden actueel en bruikbaar is, niet betwist. De kantonrechter zal de gevraagde voorziening van [eiser] dan ook afwijzen.
Proceskosten
5.12.
De proceskosten in conventie komen voor rekening van [eiser], omdat zij ongelijk krijgt. De wettelijke rente daarover is toewijsbaar vanaf de datum gelegen veertien dagen na betekening van dit vonnis.
5.13.
Danone vordert daarnaast veroordeling van [eiser] in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (Zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten – die als gevorderd worden begroot op € 132,00 en, als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden op € 222,00, de explootkosten van betekening van het vonnis – een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De kantonrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.
in reconventie
5.14.
Uitgangspunt is dat het [eiser] op grond van het concurrentiebeding verboden is vóór 1 juli 2024 in dienst te treden bij Danone en dat [eiser] het concurrentiebeding zou schenden indien zij haar voornemen om voor 1 juli 2024 in dienst te treden bij Danone zou uitvoeren. De vordering van Danone, voor zover strekkende tot een verbod aan [eiser] om tot 1 juli 2024 direct of indirect als werknemer of anderszins werkzaamheden te verrichten voor Mead Johnson dan wel daaraan gelieerde ondernemingen voor de duur van het concurrentiebeding, is dan ook in beginsel toewijsbaar. Gelet op wat in conventie is overwogen, acht de kantonrechter het ook aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat zodanig verbod – dat zou neerkomen op onbeperkte handhaving van het concurrentiebeding – niet leidt tot een onbillijke benadeling van [eiser]. De gevraagde voorziening zal in zoverre worden toegewezen.
5.15.
De kantonrechter ziet gelet op de vrees van Danone voor aantasting van haar bedrijfsdebiet en de opstelling van [eiser] in deze procedure, voldoende grond om bij het verbod ook de gevorderde dwangsommen op te leggen. Nu de hoogte van de gevorderde dwangsommen aansluit bij het boetebeding uit de arbeidsovereenkomst, zullen deze worden toegewezen als verzocht. De kantonrechter zal de dwangsom wel maximeren tot
€ 250.000,00.
Proceskosten
5.16.
[eiser] zal ook in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. In reconventie zullen de kosten van Danone echter worden gesteld op nihil. De vordering in reconventie heeft een zodanige samenhang met de vordering in conventie, dat Danone hierdoor geen extra kosten heeft moeten maken.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
6.1.
weigert de gevraagde voorzieningen;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Danone worden vastgesteld op een bedrag van € 793,00 aan salaris van de gemachtigde van Danone, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten ingaande de 15e dag na de datum van betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
6.4.
verbied [eiser] direct of indirect als werknemer of anderszins werkzaamheden te verrichten voor Mead Johnson dan wel daaraan gelieerde ondernemingen voor de duur van het concurrentiebeding (dus tot 1 juli 2024), op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 15.000,00 per schending/overtreding en € 1.500,00 per (werk)dag dat de schending/overtreding voortduurt, met een maximum van € 250.000,00;
6.5.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, die tot en met vandaag voor Danone worden vastgesteld op nihil;
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter