In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die lijdt aan congenitale myopathie, en de Raad van Bestuur van het CIZ. Eiseres had een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), maar deze aanvraag werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid kon worden aangetoond. De medisch adviseurs van verweerder concludeerden dat de zorgbehoefte van eiseres planbaar en oproepbaar was, en dat er geen objectieve gegevens waren die de noodzaak voor 24 uur zorg onderbouwden.
De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat het beroep ongegrond is. De rechtbank heeft daarbij de medische adviezen van de medisch adviseurs van verweerder gevolgd, die zorgvuldig tot stand waren gekomen. Eiseres had aangevoerd dat zij 24 uur per dag zorg nodig had vanwege verslikgevaar en valgevaar, maar de rechtbank oordeelde dat de informatie die eiseres had aangeleverd niet voldoende was om de noodzaak voor 24 uur zorg te onderbouwen. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van de zorgbehoefte moet plaatsvinden op basis van objectieve medische gegevens en dat de enkele mogelijkheid van gevaar niet voldoende is om recht op zorg te claimen.
De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en aangegeven dat eiseres geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de wens van eiseres om veilig te leven mogelijk op andere manieren kan worden ingevuld, maar dat dit niet onder de Wlz valt. De rechtbank heeft de mogelijkheid open gelaten dat eiseres na de datum van het bestreden besluit mogelijk wel in aanmerking komt voor zorg op grond van de Wlz.