ECLI:NL:RBMNE:2020:2453

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4022
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.G.M. Buys
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag indicatie zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz)

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, en het Centrum Indicatiestelling Zorg (verweerder). Eiseres had een aanvraag ingediend voor een indicatie voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), welke door verweerder was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres lijdt aan verschillende lichamelijke aandoeningen, waaronder coccygodynie, astma, hypertensie, cataract, hypercholesterolemie en psychische problematiek. Eiseres stelde dat deze klachten leidden tot een behoefte aan 24-uurszorg, die door haar zoon zou worden verleend. Verweerder had echter in zijn besluit gesteld dat er geen noodzaak was voor permanent toezicht of 24-uurszorg, en dat de zorgbehoefte van eiseres kon worden ingevuld met thuiszorg of zorg door familieleden.

De rechtbank oordeelde dat verweerder zich terecht had gebaseerd op de adviezen van medisch adviseurs, die concludeerden dat er geen dwingende noodzaak was voor 24-uurszorg. Eiseres had geen contra-expertise overgelegd die de medische adviezen betwistte. De rechtbank benadrukte dat het bestaan van valgevaar op zich niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van ernstig nadeel, zoals vereist in de Wlz. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4022

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juni 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D.D. Pietersz),
en

Centrum Indicatiestelling Zorg, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E. Koedood).

Procesverloop

Bij besluit van 24 juni 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een indicatie voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) afgewezen.
Bij besluit van 5 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2020. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst omdat eiseres niet de beschikking had over het verweerschrift en het medisch advies van 31 oktober 2019.
Bij brief van 28 mei 2020 heeft de rechtbank geoordeeld dat het niet nodig is om in deze zaak opnieuw een zitting te houden. De zitting zal daarom achterwege worden gelaten, tenzij een van de partijen aangeeft dat zij mondeling op een zitting wil worden gehoord.
Partijen hebben niet laten weten dat zij op een zitting willen worden gehoord.
Bij brief van 9 juni 2020 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiseres heeft verschillende lichamelijke aandoeningen zoals coccygodynie, astma, hypertensie, cataract, hypercholesterolemie en klachten naar aanleiding van een bekkenfractuur. Verder zijn er aanwijzingen voor (onbehandelde) psychische problematiek in de vorm van depressieve periodes, een gestoorde rouwverwerking en mogelijk een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Eiseres heeft een inwonende zoon die haar mantelzorg verleent. Op 20 mei 2019 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een indicatie op grond van de Wlz.
2. In het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat bij eiseres sprake is van de grondslag somatiek en de grondslag psychiatrie. Verweerder heeft verder overwogen dat om in aanmerking te komen voor de Wlz een verzekerde – kort samengevat – een blijvende behoefte moet hebben aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Uit de medische informatie komen geen cognitieve stoornissen naar voren. Er is sprake van psychiatrische problematiek, maar de grondslag psychiatrie geeft geen toegang tot de Wlz. Vanuit de fysieke beperkingen bij eiseres is er een noodzaak van zorg, maar niet in die mate dat er voortdurend verzorging en begeleiding nodig is. Eiseres zou zich vanuit haar fysieke beperkingen met dagelijkse verzorging, verpleging en begeleiding staande kunnen houden in een individuele, zelfstandige woonomgeving. Thuiszorg zou kunnen worden ingezet of zorg door de familie die op meerder momenten per dag wordt geboden. Deze zorg zou kunnen worden bekostigd op grond van de Zorgverzekeringswet of de Wet maatschappelijke ondersteuning. Voor ongeplande zorg kan gebruik worden gemaakt van persoonsalarmering. Het is niet objectiveerbaar dat eiseres vanwege fysieke of cognitieve beperkingen geen gebruik zou kunnen maken van persoonsalarmering. Eiseres kan de komst van een begeleider afwachten zonder dat er ernstig nadeel ontstaat.
3. Eiseres voert aan dat haar somatische klachten er toe leiden dat zij 24-uurszorg nodig heeft. Zij wil deze zorg – die niet is in te plannen - door haar zoon laten uitvoeren. Eiseres heeft door haar aanhoudende pijnklachten een ernstig verstoorde nachtrust, hierdoor moet zij regelmatig uit bed worden geholpen om te kunnen bewegen en daarmee de pijnklachten te verminderen. Ook moet zij van en naar het toilet en de douche worden begeleid. Een persoonsalarmering kan deze zorgbehoefte niet wegnemen. Op het moment dat eiseres ernstige pijnklachten in de nacht ervaart, moet zij direct uit bed worden geholpen om te kunnen bewegen. Dit geldt ook voor de toiletgang. Eiseres kan hier niet lang op wachten. Eiseres heeft een ernstig valrisico zodat zij niet zelf in de nacht uit bed kan gaan. Ter onderbouwing heeft eiseres verwezen naar een afschrift van haar huisartsendossier, een brief van haar huisarts van 2 juni 2019 en een notitie in haar dossier van [naam revalidatiecentrum] van 10 juli 2017.
4. In artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz is het volgende bepaald:
Een verzekerde heeft recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1° door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2° door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
5. Zoals de hoogste rechter in dit soort zaken heeft overwogen [1] heeft een verzekerde slechts toegang tot Wlz‑zorg, indien de in de aanhef van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz genoemde grondslagen leiden tot een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid, zoals omschreven in artikel 3.2.1, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Wlz.
6. De medisch adviseurs van verweerder hebben adviezen uitgebracht op 24 juni 2019 en in beroep op 31 oktober 2019. Medisch adviseur drs. [A] heeft op 24 juni 2019 geconcludeerd dat sprake is van de grondslag ‘somatiek’ en dat op basis van de fysieke beperkingen van eiseres er geen noodzaak tot 24 uur per dag zorg in de nabijheid kan worden onderbouwd. Er is sprake van planbare zorg eventueel in combinatie met zorg op afroep. Er zijn aanwijzingen voor (onbehandelde) psychische problematiek, maar dit is geen grondslag in het kader van de Wlz.
De medische situatie is – omdat in beroep veel nieuwe medische informatie is ontvangen – nader beoordeeld door medisch adviseur [B] . Zij concludeert op 31 oktober 2019 dat er geen dwingende noodzaak is om het eerdere advies van 24 juni 2019 aan te passen omdat uit de uitgebreide medische informatie van de huisarts en de specialistische correspondenties geen nieuwe medische feiten zijn op te maken. Wat betreft de somatische problematiek kan op grond van geobjectiveerde aandoeningen de huidige invaliderende ernst en mate van de beperkingen die eiseres aangeeft, niet geheel worden verklaard. Een medische noodzaak voor permanent toezicht, dan wel 24-uurstoezicht op basis van de somatische problemen is niet aantoonbaar. Bovendien kan momenteel geen uitspraak gedaan worden over de levenslange zorgbehoefte van eiseres, omdat haar geadviseerd is om met revalidatie te blijven bewegen. Het is niet uitgesloten dat als gevolg van revalidatie de klachten verminderen en de verzorgingsbehoefte afneemt. Er is verder geen informatie aangereikt waaruit is op te maken dat eiseres op psychiatrisch gebied als uitbehandeld is te beschouwen. Niet uitgesloten kan worden dat met adequate behandeling vermindering van de klachten kan optreden, waardoor verbetering in algeheel functioneren en zodoende afname van de verzorgingsbehoefte is te verwachten. Op basis van de beschikbare gegevens kan niet worden vastgesteld dat eiseres niet in staat zou zijn om adequaat hulp te roepen op relevante momenten.
7. Een bestuursorgaan dat bij de besluitvorming gebruik maakt van een advies van een medisch adviseur mag volgens vaste jurisprudentie [2] in het algemeen op dat advies afgaan, mits is gebleken dat dit advies volledig is en op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Het ligt vervolgens op de weg van de verzekerde om medische stukken te overleggen die aan het medisch advies doen twijfelen.
8. De rechtbank oordeelt dat verweerder het bestreden besluit mocht baseren op de adviezen van de medisch adviseur. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van de noodzaak voor permanent toezicht of 24 uurs zorg. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen contra-expertise heeft overgelegd zodat verweerder van de medische adviezen uit mocht gaan. Ook ziet de rechtbank in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de inhoud van de medische adviezen. Het door eiseres overgelegde afschrift van haar huisartsendossier, de brief van haar huisarts van 2 juni 2019 en de notitie in haar dossier van [naam revalidatiecentrum] van 10 juli 2017 zijn daar voor onvoldoende. Uit deze stukken blijkt niet dat eiseres niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel te voorkomen. Uit de wetsgeschiedenis bij de Wlz blijkt dat het bestaan van enig valgevaar in beginsel nooit kan worden uitgesloten en daarom niet voldoende is voor het aannemen van ‘ernstig nadeel’ in de zin van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz [3] . Dat sprake zou zijn van een onacceptabel risico, heeft eiseres onvoldoende aangetoond. Ook is niet gebleken dat eiseres geen gebruik kan maken van hulpmiddelen indien zij hulp nodig heeft.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. Buys, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven, griffier. De beslissing is uitgesproken op 25 juni 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet
uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer
mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderdrechter
de uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep, uitspraak van 12 september 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2784.
2.de Centrale Raad van Beroep (bijvoorbeeld de uitspraak van 10 april 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ7639).
3.zie Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2013/14, 33 891, nr. 3, p. 147.