Uitspraak
18.5922 WLZ
CIZ
OVERWEGINGEN
blijvendwordt verstaan: van niet voorbijgaande aard.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, geboren in 2012, een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), welke door het CIZ bij besluit van 2 oktober 2017 is afgewezen. Het CIZ heeft in het bestreden besluit van 13 februari 2018, dat het bezwaar van appellante ongegrond verklaarde, gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat de grondslag verstandelijke handicap van toepassing is. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat appellante in hoger beroep heeft aangevochten. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld. De Raad heeft geen steun gevonden in de door appellante ingediende stukken om tot een ander oordeel te komen. De Raad heeft opgemerkt dat de overgelegde stukken niet betrekking hebben op de situatie van appellante tijdens de beoordelingsperiode tot en met 13 februari 2018. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.