ECLI:NL:RBNHO:2023:5743

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
10315758 KG 23-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot doorbetaling van loon in kort geding tussen werknemer en werkgever over de aard van de arbeidsovereenkomst

In deze zaak vordert een werknemer, aangeduid als [eiseres], doorbetaling van haar loon van de werkgever, EOS B.V. De werknemer stelt dat er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan, terwijl de werkgever betoogt dat het een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd betreft die inmiddels is geëindigd. De kantonrechter heeft op 22 maart 2023 in kort geding geoordeeld dat de werknemer gelijk heeft. De kantonrechter oordeelt dat de werknemer voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand is gekomen, ondanks het ontbreken van een ondertekend contract. De werkgever had in een e-mail aan de werknemer aangegeven dat zij een vaste aanstelling zou krijgen, wat door de kantonrechter als een bindende toezegging werd beschouwd. De kantonrechter heeft EOS veroordeeld tot doorbetaling van het salaris van de werknemer, inclusief wettelijke verhogingen en rente, vanaf 16 december 2022. De proceskosten zijn voor rekening van de werkgever, die in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10315758 \ KG EXPL 23-19
Uitspraakdatum: 22 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. L. van Dijk
tegen
de besloten vennootschap
EOS B.V.
gevestigd te Schagen
gedaagde
verder te noemen: EOS
gemachtigde: mr. T. Koenders
De zaak in het kort
In deze zaak vordert een werknemer doorbetaling van loon. Volgens de werknemer is tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan die nog steeds voortduurt. De werkgever stelt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die al is geëindigd. De kantonrechter oordeelt in dit kort geding dat de werknemer gelijk heeft en veroordeelt de werkgever tot doorbetaling van loon.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft EOS op 17 februari 2023 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 maart 2023. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft EOS met een e-mail van 7 maart 2023 een conclusie van antwoord en stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
EOS is een praktijk van psychotherapeuten, psychologen en pedagogen die ambulante jeugdhulp aanbiedt.
2.2.
[eiseres] , geboren op [geboortedatum] 1987, is op 15 december 2020 voor bepaalde tijd in dienst getreden bij EOS, in de functie van Jeugdzorgwerker B voor 24 uur per week, met een salaris van (inmiddels) € 2.634,41 bruto per maand.
2.3.
De arbeidsovereenkomst tussen partijen is aangegaan voor de duur van een jaar en tot 15 december 2021.
2.4.
In een e-mail van 12 oktober 2021 van de algemeen directeur van EOS, [algemeen directeur] (hierna: [algemeen directeur] ), aan [financieel adviseur] , financieel adviseur van EOS (hierna: [financieel adviseur] ), en aan een medewerker van de administratie en [eiseres] , staat het volgende:
“Zojuist contractbespreking gehad met [eiseres] .
Zij krijgt een vaste aanstelling en gaat een trede in salaris omhoog.
(…) gezien de drukte van (…) wil jij nieuw contract klaarzetten voor ondertekening door [eiseres] en mij?
(…) zorg jij ervoor dat contract in goede orde bij TVG belandt?”
2.5.
Door EOS is een schriftelijke arbeidsovereenkomst opgesteld, waarin staat dat [eiseres] per 15 december 2021 voor onbepaalde tijd in dienst treedt, in de functie van Jeugdzorgmedewerker B voor 24 uur per week, met een salaris van € 3.716,10 bruto per maand op basis van een 36-urige werkweek. Deze arbeidsovereenkomst is niet ondertekend.
2.6.
De door [algemeen directeur] in de e-mail van 12 oktober 2021 genoemde salarisverhoging is doorgevoerd in december 2021. Op de salarisspecificaties van de maand januari 2022 en nadien staat telkens:
“Contract: Onbepaald”.Voordien stond daar:
“Contract: Bepaald”.
2.7.
In een e-mail van 6 december 2021 heeft [eiseres] aan [algemeen directeur] verzocht om een drietal aanpassingen in de toegezonden arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, waaronder een aanpassing ten aanzien van de afspraken over het verrichten van andere werkzaamheden dan die tot de normale functie behoren.
2.8.
Een medewerker van de administratie van EOS heeft op 13 december 2021 in een e-mail een aangepaste versie van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan [eiseres] toegestuurd. [eiseres] heeft in reactie daarop in een e-mail van 14 december 2021 opgemerkt dat zij nog niet al haar aanpassingen terugzag en een vraag gesteld over het onversleuteld mailen van de arbeidsovereenkomst.
2.9.
Op 21 december 2021 hebben [financieel adviseur] en [eiseres] een gesprek gehad over de arbeidsovereenkomst. In een WhatsApp-bericht van 31 december 2021 heeft [eiseres] aan [financieel adviseur] laten weten dat zij nog een aanpassing van het contract zal sturen en in een WhatsApp-bericht van 10 januari 2022 heeft zij gemeld dat zij die aanpassing door omstandigheden nog niet heeft kunnen maken.
2.10.
Op 16 mei 2022 is [eiseres] wegens ziekte uitgevallen voor haar werk en tot op heden heeft zij haar werk niet hervat.
2.11.
In een e-mail van 28 oktober 2022 heeft [algemeen directeur] aan [eiseres] meegedeeld dat haar arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd afloopt op 15 december 2022 en dat EOS deze overeenkomst niet zal verlengen.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter EOS bij wijze van voorlopige voorziening veroordeelt tot betaling van het salaris van € 2.634,41 bruto per maand vanaf 16 december 2022, te vermeerderen met wettelijke verhoging, rente en kosten. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat partijen overeenstemming hebben bereikt over een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met ingang van 16 december 2021 en dat de arbeidsovereenkomst dus niet is geëindigd door het aflopen van een bepaalde tijd. Volgens [eiseres] duurt de arbeidsovereenkomst daarom voort na 16 december 2022 en heeft zij aanspraak op betaling van salaris.
3.2.
EOS betwist de vordering. EOS doet in de eerste plaats een beroep op de zogenoemde vervaltermijn en stelt dat de vordering van [eiseres] daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Volgens EOS moet haar e-mail van 28 oktober 2022, waarin wordt gemeld dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd afloopt op 15 december 2022, als een opzegging worden gezien en heeft [eiseres] niet tijdig verzocht om vernietiging daarvan. Verder stelt EOS dat tussen partijen geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand is gekomen, maar dat alleen sprake is van een stilzwijgende voortzetting van de eerste arbeidsovereenkomst voor (opnieuw) een bepaalde tijd van een jaar. Daarbij wijst EOS erop dat tussen partijen geen overeenstemming is bereikt over de essentialia van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, met name niet over de inhoudelijke werkzaamheden.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiseres] een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, nu het hier gaat om een vordering tot betaling van salaris.
4.2.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure.
4.3.
Het gaat in deze zaak om de vraag of EOS moet worden veroordeeld tot doorbetaling van loon op en na 16 december 2022.
4.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter moet de vordering van [eiseres] worden toegewezen. Dat oordeel wordt hierna toegelicht en uitgelegd.
4.5.
Het beroep van EOS op de vervaltermijn slaagt niet. Op zichzelf stelt EOS terecht dat een werknemer binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, moet verzoeken om vernietiging van een opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever. [1] Echter, de e-mail van EOS van 28 oktober 2022 is geen opzegging van de arbeidsovereenkomst, maar is bedoeld als (wettelijk verplichte) aanzegging dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd afloopt op 15 december 2022 en niet wordt verlengd. [2] Die aanzegging is geen opzegging en hoefde door [eiseres] ook niet als een opzegging te worden opgevat. In dit geval is daarom geen vervaltermijn van toepassing.
4.6.
Anders dan EOS, ziet de kantonrechter geen reden om te oordelen dat [eiseres] de e-mail van 28 oktober 2022 redelijkerwijs wel als opzegging had moeten beschouwen. EOS heeft met die e-mail immers geen opzegging, maar uitsluitend een aanzegging beoogd, zoals hiervoor is overwogen. Dat geldt ook als EOS bij de aanzegging ten onrechte heeft aangenomen dat sprake was van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die afliep. Daarbij is van belang dat een misvatting van EOS over de aard van de arbeidsovereenkomst, waardoor haar aanzegging niet adequaat en (daardoor) niet eenduidig zou zijn, niet ten nadele van [eiseres] mag werken, mede gelet op de rechtsgevolgen daarvan voor [eiseres] . [3]
4.7.
In dit kort geding is ook voldoende aannemelijk geworden dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand is gekomen.
4.8.
Het antwoord op de vraag of een overeenkomst tot stand is gekomen, is afhankelijk van wat beide partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid, overeenkomstig de betekenis die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen. Aanbod en aanvaarding behoeven niet steeds uitdrukkelijk plaats te vinden. Zij kunnen in elke vorm plaatsvinden en kunnen ook besloten liggen in een of meer gedragingen. [4]
4.9.
De inhoud en strekking van de hiervoor aangehaalde e-mail van 12 oktober 2021 van [algemeen directeur] is luid en duidelijk en komt erop neer dat [eiseres] een
“vaste aanstelling”krijgt, dat wil zeggen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, en in samenhang daarmee ook een salarisverhoging. Die toezegging is gepaard gegaan met toezending van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, die nagenoeg gelijkluidend is aan de eerdere schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, en waarin alle belangrijke afspraken zijn neergelegd over onder meer de functie en het salaris. Aan die toezegging in de e-mail van 12 oktober 2021 heeft EOS ook gevolg gegeven, door het salaris te verhogen in december 2021 en door een vermelding op de salarisspecificaties vanaf januari 2022 dat sprake is van een contract voor onbepaalde tijd.
4.10.
Het enkele feit dat partijen niet zijn overgegaan tot ondertekening van de schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd doet er niet aan af dat die overeenkomst tot stand is gekomen. Ondertekening van die overeenkomst is immers geen vereiste voor totstandkoming daarvan. Bovendien blijkt uit de stukken en wat op de zitting is besproken dat partijen het over alle belangrijke en essentiële onderdelen van de arbeidsovereenkomst eens waren. Er is geen discussie over de functie die is overeengekomen, namelijk Jeugdzorgmedewerker B, geen discussie over het salaris en ook geen discussie over andere afspraken die in de schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd staan.
4.11.
EOS neemt het standpunt in dat er naar aanleiding van de reactie van [eiseres] in de e-mail van 6 december 2021 aanpassingen zijn aangebracht in de schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, maar dat daarover geen overeenstemming is bereikt, omdat partijen het niets eens konden worden over de inhoudelijke werkzaamheden. Dat standpunt volgt de kantonrechter niet. Partijen waren het immers eens over de functie van [eiseres] , te weten Jeugdzorgmedewerker B, en die functie is [eiseres] ook ongewijzigd blijven uitvoeren. De inhoudelijke werkzaamheden zijn in essentie evenmin gewijzigd.
4.12.
Wel heeft [eiseres] in haar e-mail van 6 december 2021 een vraag gesteld over de afspraken met betrekking tot het verrichten van andere werkzaamheden dan die welke tot haar normale functie behoren. Daarbij had [eiseres] kennelijk op het oog dat in artikel 2 lid 3 van de schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd staat dat EOS van [eiseres] kan verlangen om ook andere dan de eigen werkzaamheden te verrichten, voor zover dat redelijkerwijs gevergd kan worden. Dat artikel stond ook al in de schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. [eiseres] heeft in haar e-mail van 6 december 2021 voorgesteld dat zij minimaal voor 80% haar oorspronkelijke taak zal vervullen en maximaal 20% inzetbaar zal zijn voor andere werkzaamheden.
4.13.
De kantonrechter stelt vast dat partijen over het voorstel van [eiseres] om af te spreken dat zij minimaal 80% haar eigen werkzaamheden zal verrichten en maximaal 20% andere werkzaamheden, kennelijk geen definitieve overeenstemming hebben bereikt. Die enkele omstandigheid staat echter niet in de weg aan de conclusie dat partijen over alle essentiële elementen van de schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd al overeenstemming hadden bereikt. Partijen hadden immers geen discussie over het uitgangspunt van artikel 2 lid 3 van de schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, namelijk dat EOS in beginsel van [eiseres] kon verlangen om andere werkzaamheden te verrichten, voor zover dat redelijkerwijs van [eiseres] gevergd kon worden. Het voorstel van [eiseres] was in feite niet meer of minder dan een nadere invulling van de vraag in welke mate en welke concrete andere werkzaamheden redelijkerwijs van [eiseres] gevergd konden worden. Die nadere invulling is geen voorwaarde voor de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst, maar slechts onderdeel van de uitvoering daarvan. Ook als partijen een handtekening hadden gezet onder de schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, hadden zij nog een nadere invulling kunnen en zo nodig moeten geven aan artikel 2 lid 3 van die overeenkomst.
4.14.
[eiseres] heeft op de zitting toegelicht dat haar voorstel om minimaal 80% haar eigen werkzaamheden te verrichten voor haar ook geen voorwaarde of ‘breekpunt’ was, maar een aanvulling van de afspraken. Er blijkt uit de correspondentie tussen partijen en de stukken ook niet dat dit voor [eiseres] of EOS een essentieel punt was voor totstandkoming van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Ook gelet daarop kan daarom niet worden aangenomen dat het ontbreken van een concrete nadere invulling van artikel 2 lid 3 in de weg staat aan die totstandkoming.
4.15.
EOS heeft gesteld dat [eiseres] in een gesprek met [financieel adviseur] op 21 december 2021 heeft verklaard dat zij de garantie wilde dat zij alleen ingezet zou worden op zorg voor jonge kinderen en dat zij niet met oudere kinderen wilde werken. Ook zou [eiseres] in dat gesprek hebben geëist dat dit in de arbeidsovereenkomst werd opgenomen en dat dit een ‘dealbreaker’ was. Echter, [eiseres] heeft betwist dat zij een dergelijke garantie heeft gevraagd en heeft ontkend dat zij genoemde eis heeft gesteld. Het is aan EOS om de gestelde verklaring van [eiseres] te bewijzen – en in dit kort geding aannemelijk te maken – omdat EOS een beroep doet op deze verklaring. EOS is daarin niet geslaagd. De enkele verklaring van [financieel adviseur] op de zitting is tegenover de ontkenning van [eiseres] onvoldoende. De stelling van EOS vindt ook geen steun in de stukken en is niet consistent, omdat in de e-mail van de advocaat van EOS van 8 december 2022 wordt gesteld dat [eiseres] zou hebben verlangd dat zij alleen werd ingezet op lichtere/ambulante dossiers. Dat is weer wat anders. Voor nadere bewijslevering door EOS is in dit kort geding geen plaats.
4.16.
Verder weegt mee dat EOS heeft nagelaten om na haar toezegging in de e-mail van 12 oktober 2021 dat [eiseres] een vaste aanstelling krijgt, aan [eiseres] mee te delen dat die vaste aanstelling volgens EOS weer van de baan was en niet tot stand was gekomen. Dat had in het licht van de hiervoor genoemde omstandigheden wel op de weg gelegen van EOS. Door dit na te laten heeft EOS temeer het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt bij [eiseres] dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand was gekomen.
4.17.
De conclusie is dus dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] zal toewijzen. De hoogte van het gevorderde salaris is niet betwist. EOS zal daarom worden veroordeeld tot betaling van het salaris van € 2.634,41 bruto per maand (inclusief emolumenten) vanaf 16 december 2022. De gevorderde wettelijke verhoging en wettelijke rente is ook toewijsbaar, omdat het salaris te laat is betaald. De wettelijke verhoging zal worden gematigd tot 20%.
4.18.
De gevorderde vakbondscontributie is niet betwist en daarom toewijsbaar.
4.19.
De proceskosten komen voor rekening van EOS, omdat zij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt EOS tot betaling aan [eiseres] van het salaris van € 2.634,41 bruto (inclusief emolumenten) per maand vanaf 16 december 2022, tot zo lang de arbeidsovereenkomst voortduurt, te vermeerderen met de wettelijke verhoging tot een maximum van 20%, en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van opeisbaarheid van het salaris tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt EOS tot betaling aan [eiseres] van € 213,00 aan vakbondscontributie, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van de gehele betaling;
5.3.
veroordeelt EOS tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 125,86
griffierecht € 244,00
salaris gemachtigde € 793,00 ;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7:686a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.Artikel 7:668 lid 1 BW.
3.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 17 november 2017, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, met nummer ECLI:NL:HR:2017:2905 (
4.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 17 december 2021, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, met nummer ECLI:NL:HR:2021:1889 (