ECLI:NL:RBNHO:2023:5221

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
22/4827
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van jachtakte wegens veroordeling voor rijden onder invloed

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de intrekking van de jachtakte van eiser door de Minister van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelt dat de intrekking van de jachtakte terecht is, omdat er twijfel is gerezen of het voorhanden hebben van wapens en munitie aan eiser kan worden toevertrouwd. Eiser was in het bezit van een jachtakte sinds 2014, maar is recentelijk veroordeeld voor rijden onder invloed, waarbij hij een alcoholpromillage van 535 ug/l had. Dit feit, in combinatie met de geldende regelgeving, leidde tot de conclusie dat de jachtakte niet langer aan eiser kon worden toevertrouwd. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder zijn persoonlijke omstandigheden en het beroep op het gelijkheidsbeginsel, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeert dat de intrekking van de jachtakte een noodzakelijke maatregel is ter bescherming van de veiligheid in de samenleving. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/4827

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.C. Mens),
en

de Minister van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F.H. Kamminga).

Inleiding

In een besluit van 1 december 2021 (het primaire besluit) heeft de korpschef de jachtakte van eiser ingetrokken.
Bij besluit van 12 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het administratief beroep van eiser hiertegen ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 12 januari 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 24 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1.1
De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht de jachtakte van eiser heeft ingetrokken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
1.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er aanwijzingen zijn dat het voorhanden hebben van wapens en munitie niet langer aan eiser kan worden toevertrouwd en dat de jachtakte dus terecht is ingetrokken. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
2.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser is sinds 2014 in het bezit van een jachtakte (nummer [#] ). Op 16 maart 2021 is die laatstelijk verlengd tot 31 maart 2022.
2.2
Uit het uittreksel van het justitieel documentatie systeem over eiser blijkt dat het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) eiser op 22 juli 2021 een strafbeschikking in de vorm van een geldboete heeft aangeboden voor overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 (te weten rijden onder invloed), gepleegd op 24 april 2021 in [woonplaats] . Eiser heeft op dat moment 535 ug/l geblazen. Dit strafbaar feit is gekwalificeerd als een misdrijf. Eiser heeft het geldbedrag ter hoogte van € 650,- betaald op 3 september 2021, zodat de strafbeschikking inmiddels onherroepelijk is.
De besluitvorming
3.1
In het primaire besluit van 1 december 2021 heeft de korpschef de aan eiser verleende jachtakte op grond van artikel 5.4, vierde lid, aanhef en onder c, van de Wet natuurbescherming (Wnb) in samenhang gelezen met paragraaf B1.2 van de Circulaire Wapens en Munitie 2019 (Cwm 2019) ingetrokken. De intrekking is gebaseerd op de grond dat er aanwijzingen zijn dat het voorhanden hebben van wapens en munitie niet langer aan eiser kan worden toevertrouwd.
3.2
Verweerder onderschrijft in het bestreden besluit het standpunt van de korpschef en heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Het standpunt van eiser in beroep
4. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte stelt dat er aanwijzingen zijn dat het voorhanden hebben van wapens en munitie niet langer aan hem kan worden toevertrouwd.
In de Cwm uit 2016 stond dat rijden onder invloed niet zonder meer hoeft te leiden tot intrekking van een jachtakte en dat dit, afhankelijk van de omstandigheden, kan worden afgedaan met een schriftelijke waarschuwing. Dat in de Cwm uit 2019 deze passage niet meer is opgenomen, betekent niet dat de ruimte om af te wijken er niet meer is.
Ook stelt verweerder ten onrechte dat geen sprake is van disculperende omstandigheden. Eiser heeft niet eerder onder invloed van alcohol gereden en is ook niet eerder hiervoor veroordeeld. Eiser heeft zich altijd strikt gehouden aan de voorschriften van de Wnb en Cwm 2019. Hij is directeur van een grote onderneming en geeft leiding aan 100 personeelsleden. Hij is stabiel, plichtsgetrouw en draagt een grote verantwoordelijkheid. Hij besefte niet dat hij die bewuste avond te veel alcoholische dranken had gedronken. Hij had in de week van het incident griep en te weinig gegeten, maar wel fulltime gewerkt. Uit het overgelegde keuringsrapport van de psychiater, [naam] , blijkt dat geen sprake is van alcoholafhankelijkheid, dat er geen aanwijzingen zijn voor een verhoogde tolerantie, geestelijke afhankelijkheid of persoonlijkheidsproblematiek. Geconcludeerd wordt dat eiser geschikt is, zonder beperkingen. Ook was het alcoholpercentage niet zodanig hoog dat het rijbewijs van eiser is ingevorderd en een rijontzegging is opgelegd. Het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) heeft ook niet de rijgeschiktheid van eiser onderzocht of een cursus opgelegd. Hij heeft enkel een geldboete van € 650,- ontvangen en 1 strafpunt op zijn rijbewijs. Het mutatierapport waar verweerder zich op baseert, is ook uiterst summier zodat daaruit niet blijkt wat de feitelijke gang van zaken was op 24 april 2021. Eiser betwist (onder meer) dat hij slingerend over de weg reed en hij het stopteken van de verbalisanten zou hebben genegeerd. Ten onrechte wordt dit eiser zwaar aangerekend. Eiser verzoekt de rechtbank om de verbalisanten als getuigen op te roepen en te horen. Ook stelt verweerder weliswaar dat de andere strafbare feiten die in het justitieel documentatiesysteem staan over eiser niet zijn meegewogen, maar uit het besluit blijkt dat die wel zijn meegewogen. Dit is ten onrechte omdat deze strafbare feiten niets te maken hebben met alcohol- of geweldsdelicten en het om zeer oude zaken gaat, waarbij eiser vaak niet zelf betroken was maar zijn onderneming.
Eiser stelt ten slotte dat verweerder ten onrechte de uitspraak [1] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 6 oktober 2021 niet vergelijkbaar acht. De situaties zijn weliswaar niet geheel identiek maar wijken ook niet veel van elkaar af. Het alcoholpercentage en de geldboete bij eiser is iets hoger, maar in beide zaken is volstaan met het opleggen van een geldboete. De grens van het alcoholpromillage op grond waarvan moet worden ingetrokken of volstaan kan worden met een waarschuwing is onduidelijk. Ook eiser beschikt al jaren over een jachtakte en het jagen speelt een belangrijke rol in zijn leven. Op grond van het gelijkheidsbeginsel had moeten worden volstaan met een waarschuwing.
De reactie van verweerder
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat op grond van de geconstateerde feiten en omstandigheden, terecht is geconcludeerd dat er twijfel is gerezen of het voorhanden hebben van wapens en munitie langer aan eiser kan worden toevertrouwd. In dat geval is verweerder, gelet op het dwingend geformuleerde artikel 5.4, vierde lid, aanhef en onder c, Wnb gehouden de jachtakte in te trekken. Het rijden onder invloed is gekwalificeerd als een misdrijf en wordt dus in beginsel niet beschouwd als een lichte overtreding waarvoor met een schriftelijke waarschuwing kan worden volstaan. Ook mag het alcoholgehalte van een ervaren bestuurder niet hoger zijn dan 220 ug/l terwijl eiser 535 ug/l heeft geblazen, zodat geen sprake is van een geringe overschrijding.
De door eiser genoemde persoonlijke omstandigheden maken het voorgaande niet anders. Het hebben van griep, weinig gegeten hebben en hard werken vormen geen excuus om te rijden onder invloed. De stelling dat sprake was van een inschattingsfout en dat eiser niet besefte dat hij te veel had gedronken, volgt verweerder niet. Er was immers geen sprake van een kleine overschrijding maar een forse overschrijding boven het toegestane limiet van 220 ug/l. Hieruit volgt dat eiser wist of in elk geval had moeten weten dat het niet langer verantwoord was om een motorvoertuig te besturen. Ook volgt verweerder daarom niet eisers stelling dat geen sprake was van een gevaarlijke situatie. Door met een dergelijke alcoholpromillage deel te nemen aan het verkeer, is per definitie sprake van een gevaarlijke situatie. Ten aanzien van het mutatierapport stelt verweerder dat hierin voldoende duidelijk wordt aangegeven wat de feitelijke gang van zaken was. Het gegeven dat eiser slingerend reed en niet reageerde op het stopteken, is echter niet doorslaggevend geweest voor de intrekking. Ook heeft de korpschef de eerdere strafbare feiten die in het justitieel documentatiesystemen staan alleen aangehaald omdat eiser stelde dat hij nooit is veroordeeld voor andere overtredingen of misdrijven, terwijl dit niet juist is. Deze feiten hebben niet ten grondslag gelegen aan de intrekking van de jachtakte.
Verweerder acht het positief dat eiser zichzelf een stabiele, plichtsgetrouwe en verantwoordelijke persoon acht, dat hij niet eerder voor rijden onder invloed is veroordeeld, zich strikt houdt aan de voorschriften van de Wnb en Cwm 2019 en stelt dat recidive is uitgesloten. Deze omstandigheden leggen echter onvoldoende gewicht in de schaal om anders te concluderen. Ten aanzien van het psychiatrisch onderzoek stelt verweerder dat het positief is dat hieruit blijkt dat geen sprake is van alcoholafhankelijkheid of een verhoogde tolerantie en dat er geen aanwijzingen zijn voor geestelijke afhankelijkheid of persoonlijke problematiek, maar de korpschef heeft in zijn besluit ook niets overwogen over eisers psychische gesteldheid. Dit heeft bij de beoordeling dus geen rol gespeeld. De uitslag kan daarom niet tot een ander oordeel leiden. Gelet op de aard van het misdrijf, de opgelegde straf en het gegeven dat de pleegdatum nog ruim binnen de vier haar valt, heeft de korpschef geen aanleiding gezien om met een waarschuwing te volstaan. Van disculperende omstandigheden is niet gebleken. Verweerder stelt vervolgens dat de intrekking ook evenredig is. De intrekking van de jachtakte betekent immers niet dat eiser nooit meer een jachtakte zal kunnen verkrijgen. Eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt ten slotte niet omdat geen sprake is van een gelijke situatie.
Het toetsingskader
6.1
Een jachtakte wordt ingetrokken als er aanwijzingen zijn dat aan de vergunninghouder het voorhanden hebben van wapens of munitie niet langer kan worden toevertrouwd. [2]
6.2
Iemand die een vergunning heeft om wapens en/of munitie te hebben, heeft een bijzondere positie ten opzichte van burgers die geen wapens en/of munitie mogen hebben. Daarom moet van de vergunninghouder worden verlangd dat hij zich stipt houdt aan toepasselijke wettelijke regels en wordt verwacht dat hij geen overtredingen begaat die gezien kunnen worden als (ernstige) aantasting van de rechtsorde. [3] Wapens en munitie kunnen een ernstige bedreiging vormen voor de veiligheid in de samenleving, als zij in handen komen van personen die niet erg betrouwbaar zijn om wapens en munitie te hebben. Het intrekken van een jachtakte is een maatregel ter bescherming van de veiligheid in de samenleving. Geringe twijfel of het voorhanden hebben van wapens en/of munitie nog aan iemand kan worden toevertrouwd, is voldoende om een verlof in te trekken. [4]
6.3
De houder van een jachtakte kan het voorhanden hebben van wapens en munitie in beginsel niet langer worden toevertrouwd indien hij binnen de laatste vier jaar is veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf waarbij een geldboete is opgelegd. Vrijwillige betaling van een geldboete die bij strafbeschikking van het Openbaar Ministerie is opgelegd, wordt gelijkgesteld met een onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak. Het weigeren of intrekken van een jachtakte is geen strafrechtelijke sanctie, maar een maatregel ter bescherming van de veiligheid van de samenleving. Ten slotte kan worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing indien de aard of de ernst van de verweten gedraging, de kans op recidive, de recente persoonlijke ontwikkelingen van betrokkene, de pleegdatum of eventueel disculperende omstandigheden dat toelaten. [5]
Zijn er aanwijzingen dat het voorhanden hebben van wapens en munitie niet langer aan eiser kan worden toevertrouwd?
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er twijfel is gerezen of het voorhanden hebben van wapens en munitie aan eiser kan worden toevertrouwd. Op grond van het geldende beleid in het Cwm 2019 volgt uit het enkele feit dat eiser binnen de laatste vier jaar is veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf waarbij een strafbeschikking is opgelegd reeds dat twijfel bestaat of het voorhanden hebben van wapen en munitie nog langer aan eiser kan worden toevertrouwd. Van een vergunninghouder wordt namelijk verlangd dat hij zich stipt houdt aan toepasselijke wettelijke regels en dat hij geen overtredingen begaat die gezien kunnen worden als (ernstige) aantasting van de rechtsorde.
De overige strafbare feiten die omtrent eiser in het justitieel documentatiesysteem staan, zijn door de korpschef slechts genoemd in reactie op eisers bezwaarschrift maar zijn aan de intrekking van eisers jachtvergunning niet ten grondslag gelegd. Verweerder heeft dit ter zitting nogmaals expliciet bevestigd. Hetgeen eiser hieromtrent aanvoert leidt daarom niet tot een ander oordeel. Ook de omstandigheden rondom het incident op 24 april 2021 zoals genoemd in het mutatierapport, hebben geen doorslaggevende rol gespeeld bij de intrekking van de jachtakte. Het feit dat de strafbeschikking is opgelegd, in combinatie met het hoge alcohol promillage, was daarvoor al voldoende. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de verbalisanten als getuigen op te roepen en te horen. Hetgeen eiser hieromtrent in beroep heeft aangevoerd slaagt niet.
Kan met een waarschuwing worden volstaan?
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in dit geval geen redenen hoeven zien om te volstaan met een waarschuwing en/of om af te zien van de intrekking van de jachtakte van eiser. In het oude beleid van 2016 stond expliciet dat onder omstandigheden een schriftelijke waarschuwing kon worden gegeven, maar dat is ook mogelijk onder het nieuwe beleid van 2019 en maakt niet dat verweerder nu daarmee ook had moeten volstaan. De motivering die verweerder in het bestreden besluit heeft gegeven over de door eiser naar voren gebrachte persoonlijke en disculperende omstandigheden acht de rechtbank daartoe toereikend. Hetgeen eiser hieromtrent aanvoert slaagt niet.
Gelijkheidsbeginsel
9. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. In de door eiser aangehaalde uitspraak van de Afdeling was immers sprake van een gemeten alcoholgehalte van 245 ug/l, terwijl eiser 535 ug/l en dus meer dan twee maal de toegestane hoeveelheid alcoholgehalte heeft geblazen. De betreffende jachtaktehouder in de aangehaalde uitspraak was sinds 1960 in het bezit van een jachtakte, terwijl eiser sinds 2014 een jachtakte heeft. Verder was in die zaak sprake van een strafbeschikking in de vorm van een geldboete van
€ 325,- die naderhand door het Openbaar Ministerie werd ingetrokken, terwijl de boete van eiser € 650,- is en die inmiddels onherroepelijk is geworden. Er is geen sprake van een gelijke situatie.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit tot intrekking van de jachtakte van eiser in stand blijft. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. Martens, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

BIJLAGE

Wet natuurbescherming

Artikel 5.4, vierde lid
De jachtakte wordt in elk geval ingetrokken indien:
(…)
c. de houder misbruik heeft gemaakt van wapens of munitie dan wel van de bevoegdheid om wapens of munitie voorhanden te hebben, of indien er anderszins aanwijzingen zijn dat aan hem het voorhanden hebben van wapens of munitie niet langer kan worden toevertrouwd;
(…).

Circulaire wapens en munitie 2019

B Bijzonder deel (B)
1. Geen vrees voor misbruik
1.1
Algemeen
(…)
‘Vrees voor misbruik’ en ‘het niet langer kunnen toevertrouwen’ zijn twee verschillende omschrijvingen voor in feite dezelfde situatie. Hetgeen hierna wordt opgemerkt met betrekking tot de invulling van het ‘vrees voor misbruik-criterium’ kan daarom analoog worden toegepast indien het de intrekking of weigering van een vergunning betreft om reden dat het voorhanden hebben van wapens of munitie niet (langer) kan worden toevertrouwd.
1.2
Invulling van het ‘vrees voor misbruik’ criterium
Wapens en munitie vormen een potentieel ernstige bedreiging voor de veiligheid in de samenleving indien zij in handen komen van personen die onvoldoende betrouwbaar zijn om wapens en munitie voorhanden te hebben. Derhalve wordt er een restrictief beleid gevoerd waar het de toepassing van het criterium ‘geen vrees voor misbruik’ betreft.
Degene aan wie een vergunning wordt verleend voor het voorhanden hebben van wapens en/of munitie komt in een bijzondere positie te verkeren ten opzichte van zijn medeburgers, voor wie immers het algemene wettelijke verbod geldt om wapens of munitie voorhanden te hebben. Die positie brengt met zich mee dat van de vergunninghouder stipte naleving van de (wapen)wettelijke voorschriften moet kunnen worden verlangd en dat van hem tevens wordt verwacht dat hij zich onthoudt van overtredingen die kunnen worden beschouwd als een (ernstige) aantasting van de rechtsorde.
Het weigeren dan wel intrekken van een verlof is uitdrukkelijk geen strafrechtelijke sanctie, maar is een maatregel ter bescherming van de veiligheid in de samenleving. Tegen de achtergrond van het eerdergenoemde maatschappelijke belang, is daarom reeds geringe twijfel aan het verantwoord zijn van de te maken (of gemaakte) uitzondering – ook naar de vaste jurisprudentie van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State – voldoende reden om een verlof niet te verlenen respectievelijk in te trekken. Het spreekt voor zich dat die twijfel gebaseerd moet zijn op een objectief toetsbare motivering (zie hierna).
Voor de beoordeling van de vraag of in een bepaald geval vrees voor misbruik bestaat worden in dit onderdeel een aantal concrete criteria gegeven. De korpschef zal aan de hand van deze criteria in elk geval afzonderlijk moeten bezien of er sprake is van ‘vrees voor misbruik’.
Bij het onderzoek in verband met de vraag of er vrees voor misbruik bestaat kan gebruik worden gemaakt van informatie afkomstig uit de registers van de justitiële documentatie en van andere, politiële informatie, die afkomstig kan zijn uit verschillende bronnen.
Bij dergelijk onderzoek kan blijken van:
a. veroordelingen en andere rechterlijke uitspraken;
b. andere omtrent de aanvrager bekende feiten.
(…)
Ad a. (veroordelingen en andere rechterlijke uitspraken) Strafbare feiten
De aanvrager of houder van een in de Wet wapens en munitie genoemde vergunning mag op het moment van de aanvraag en tijdens het houderschap niet:
a. (…)
c.binnen de laatste vier jaren zijn veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf waarbij een geldboete of een taakstraf is opgelegd;
(…)
Transacties en strafbeschikkingen
Vrijwillige betaling van een geldsom, als bedoeld in artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht (een transactie met het Openbaar Ministerie), of als bedoeld in artikel 257a, 257b en 257ba van het Wetboek van Strafvordering (een strafbeschikking, opgelegd door het Openbaar Ministerie of door een opsporingsambtenaar) wordt gelijk gesteld met een onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak.
(…)
Relatie met de Wet natuurbescherming
(…) De jachtakte wordt ingetrokken indien de houder misbruik heeft gemaakt van wapens of munitie dan wel van de bevoegdheid om wapens of munitie voorhanden te hebben, of indien er anderszins aanwijzingen zijn dat aan hem het voorhanden hebben van wapens en munitie niet langer kan worden toevertrouwd (zie artikel 5.4, vierde lid, aanhef en onder c, van de Wet natuurbescherming). De termen ‘vrees voor misbruik’ en ‘het niet langer kunnen toevertrouwen’ in de WWM en de hierboven weergegeven termen in de Wet natuurbescherming vallen inhoudelijk samen.
Hetgeen hierboven omtrent ‘vrees voor misbruik’ en ‘het niet langer kunnen toevertrouwen’ is aangegeven, geldt derhalve ook bij de toepassing van de Wet natuurbescherming.

Voetnoten

2.Zie artikel 5.4, vierde lid, aanhef en onder c, van de Wet natuurbescherming (Wnb).
3.Dit blijkt uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, o.a. ABRvS 10 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1126, r.o. 4. Zie ook Circulaire Wapens en Munitie 2019 onderdeel B, 1.2.
4.Dit volgt uit Circulaire Wapens en Munitie 2019 onderdeel B, onder 1.2.
5.Dit volgt uit de Circulaire Wapens en Munitie 2019 onderdeel B, onder 1.2.