ECLI:NL:RBNHO:2023:5061

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5189
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van camerasystemen in de Gecombineerde Nomenclatuur en de goede procesorde

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V. die gespecialiseerd is in onderdelen en accessoires voor de industrie, en de inspecteur van de Belastingdienst/Douane. De zaak betreft de indeling van camerasystemen in de Gecombineerde Nomenclatuur (GN) en de vraag of het aanvoeren van een nieuwe beroepsgrond in een tiendagenstuk een schending van de goede procesorde oplevert. Eiseres had een uitnodiging tot betaling ontvangen van de douane voor een bedrag van € 50.635,06, waarvan € 48.865,19 aan douanerechten. De douane had de indeling van de camerasystemen gecorrigeerd van Taric-code 8525 8019 90 naar 8528 5900 90, wat resulteerde in een hoger tarief. Eiseres was het niet eens met deze indeling en heeft beroep ingesteld. Tijdens de zitting heeft eiseres nieuwe beroepsgronden aangevoerd, die door de rechtbank als te laat ingediend werden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de indeling van de camerasystemen door de douane terecht was en dat de nieuwe beroepsgrond niet in strijd met de goede procesorde was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde de verweerder tot het betalen van immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld en de vergoeding van het griffierecht toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/5189

uitspraak van de meervoudige douanekamer van 26 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.A. Biermasz),
en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Arnhem, verweerder.

Inleiding

Dit beroep gaat over de indeling van camerasystemen in de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: GN).
Verweerder heeft met dagtekening 30 mei 2019 een uitnodiging tot betaling (hierna: de utb) aan eiseres uitgereikt voor een bedrag van € 50.635,06, zijnde € 48.865,19 aan douanerechten op industriële producten en € 1.769,87 aan rente op achterstallen.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 3 september 2020 het daartegen gemaakte bezwaar van eiseres deels gegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen bij beroepschrift van 4 september 2020 beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 april 2023 te Haarlem.
Namens eiseres zijn verschenen de gemachtigde en haar kantoorgenoot mr. A. Wolkers.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 1] LL.M. en [naam 2] .

Feiten

1. Eiseres is Europa’s grootste specialist in onderdelen en accessoires voor de [soort] industrie. Het bedrijf heeft ruim 500.000 online beschikbare producten, 10 distributiecentra en 24 verkoopkantoren verspreid over Europa.
2. Op 11 december 2018 is door de douane een controle ingesteld bij eiseres. De controle zag op aangiften voor het brengen in het vrije verkeer in de periode van 4 maart 2016 tot en met 27 juli 2018 en was gericht op de juistheid van de indeling van de aangegeven goederen en de daarmee samenhangende juistheid en volledigheid van de afdracht van invoerrechten. Van de controle is door de douane op 9 april 2019 een rapport opgemaakt met nummer [#] .
3. De controle heeft betrekking gehad op 17 aangiften en heeft uiteindelijk geleid tot correctie van tien aangiften, die eiseres volgens verweerder heeft gedaan via directe vertegenwoordiger [naam 3] B.V.
4. De uit de controle voortvloeiende correcties hebben betrekking op monitors, (achteruitrij)camera’s, camerasystemen en sets van deze producten. De goederen zijn geproduceerd in China en van een logo van eiseres voorzien. De bij de goederen behorende aansluitkabels zijn voorzien van speciaal voor eiseres ontworpen aansluitingen. Elk product kent een eigen specifiek nummer.
5. De camerasystemen worden gebruikt in motorvoertuigen. Het doel en gebruik van het camerasysteem is om de bestuurder/bediener van de machine/het motorvoertuig in staat te stellen om de veiligheidssituatie rondom het voertuig te observeren en te controleren. Het camerasysteem bestaat uit: aansluitkabels, bevestigingsmateriaal, een montagesteun, een kleuren TFT-LCD monitor (ontworpen voor achteruitsystemen voor de automotive industrie, met een beeldschermdiagonaal van ongeveer 17,5 cm/7 inches en een beeldschermverhouding van 16:9) en een externe televisiecamera (met een voeding van 12 V DC/200 mA). Soms is het camerasysteem ook voorzien van een afstandsbediening. Het camerasysteem is uitgerust met aansluitingen voor het versturen (outputaansluiting in de televisiecamera) en ontvangen (inputaansluiting in de monitor) van de videosignalen van de camera naar de monitor. De monitor geeft de beelden realtime weer.
6. De camerasystemen zijn door eiseres in de aangiften ingedeeld onder Taric-code 8525 8019 90 met een tarief van 4,1%. De douane heeft de indeling gecorrigeerd naar Taric-code 8528 5900 90 (tot 1 januari 2017 Taric-code 8528 5970 90) met een tarief van 14%.
7. Met dagtekening 16 april 2019 heeft de douane per brief aan eiseres aangekondigd dat de douane, naar aanleiding van de uitkomst van de controle, voornemens is een utb uit te reiken. Eiseres heeft op dit voornemen gereageerd, maar haar reactie heeft niet geleid tot een herziening van het standpunt over de indeling van de douane.

Geschil

8. In geschil is of verweerder de camerasystemen terecht heeft ingedeeld onder Taric-code 8528 5900 90.
9. Eiseres is het niet eens met de wijze waarop verweerder de camerasystemen heeft geclassificeerd. Zij verdedigt de door haar in de aangiften gekozen indeling, waarbij de camerasystemen zijn aangegeven onder Taric-code 8525 8019 90.
In het door haar als tiendagenstuk aangeduide document van 4 april 2023 heeft eiseres aangevoerd dat verweerder ten onrechte eiseres als aangever/douaneschuldenaar heeft aangemerkt en de utb van 30 mei 2019 aan haar heeft uitgereikt. Eiseres heeft geen opdracht tot invoeraangiften gegeven, laat staan dat [naam 3] B.V. bevoegd was om als direct vertegenwoordiger op haar naam de in de utb opgenomen invoeraangiften in te dienen.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en veroordeling van verweerder in de proceskosten en tot vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht.
10. Verweerder is van mening dat de camerasystemen ingedeeld moeten worden onder Taric-code 8528 5900 90 en dat deze indeling terecht is gehandhaafd in bezwaar. Voor de indeling van de camerasystemen zijn de algemene indelingsregels 1, 3 c) en 6 van belang. Verweerder baseert zich voor de door hem voorgestane indeling onder meer op deze indelingsregels, aantekening 4 op afdeling XVI (Hoofdstuk 84 – 85) van de GN en Uitvoeringsverordening (EU) 336/2014 van 28 maart 2014.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
11. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Relevante regelgeving

12. De relevante bepalingen voor de indeling van goederen in de GN (indelingsregels) zijn:

1. De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en  voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen  de navolgende regels.

2a. De vermelding van een goed in een post heeft eveneens betrekking op dat goed in niet-complete of in niet-afgewerkte staat, voor zover dit de essentiële kenmerken van het complete of het afgewerkte goed vertoont. Deze vermelding heeft eveneens betrekking op een compleet of een afgewerkt goed of een goed op grond van de voorgaande volzin als zodanig aan te merken goed, indien het wordt aangeboden in gedemonteerde of in niet-gemonteerde staat.
(…)

3. Indien goederen met toepassing van het bepaalde onder 2b, of om enige andere reden vatbaar zijn voor indeling onder twee of meer posten, geschiedt de indeling als volgt: a) de post met de meest specifieke omschrijving heeft voorrang boven posten met een meer algemene strekking. Indien echter twee of meer posten elk afzonderlijk slechts betrekking hebben op een gedeelte van de stoffen of bestanddelen waaruit een mengsel of een goed is samengesteld of op een gedeelte van de artikelen, in het geval van goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden die posten, met betrekking tot bedoelde mengsels en goederen, aangemerkt als even specifiek, zelfs indien een van de andere posten daarvan een volledigere of nauwkeurigere omschrijving geeft; b) mengsels, werken die zijn samengesteld uit of met verschillende stoffen dan wel zijn vervaardigd door samenvoeging van verschillende goederen, zomede goederen in stellen of assortimenten opgemaakt voor de verkoop in het klein, waarvan de indeling niet mogelijk is aan de hand van het bepaalde 3a, worden ingedeeld naar de stof of naar het goed, waaraan de mengsels, de werken, de stellen of de assortimenten hun wezenlijke karakter ontlenen, indien dat kan worden bepaald;

c) in de gevallen waarin de indeling aan de hand van het bepaalde onder 3a en 3b niet mogelijk is, wordt van de verschillende in aanmerking komende posten, de post toegepast die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst.

(…)

6. Voor de indeling van goederen onder de onderverdelingen van een post zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van die onderverdelingen en de aanvullende aantekeningen, alsmede „mutatis mutandis” de vorenstaande regels, met dien verstande dat uitsluitend onderverdelingen van gelijke rangorde met elkaar kunnen worden vergeleken. Voor de toepassing van deze regel en voor zover niet anders is bepaald, zijn de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken eveneens van toepassing.”

13. Aantekening 3 op afdeling XVI (Hoofdstuk 84 – 85): luidde ten tijde van de invoer als volgt:

“Voor zover niet anders is bepaald, worden combinaties van machines van verschillende soorten, die bestemd zijn om gezamenlijk te functioneren en die een geheel vormen, alsmede machines met twee of meer verschillende (afwisselende of aanvullende) functies, ingedeeld naar de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het complex.”

14. Aantekening 4 op afdeling XVI (Hoofdstuk 84 – 85):

“Indien een machine of een combinatie van machines uit individuele elementen bestaat (ook indien afzonderlijk opgesteld of onderling verbonden door elektrische of andere leidingen, overbrengingsmechanismen of andere voorzieningen), bestemd om gezamenlijk een welbepaalde functie te verrichten, zoals bedoeld bij een der posten van hoofdstuk 84 of 85, wordt het geheel ingedeeld onder de post die in verband met die functie van toepassing is.”

15. De onderverdeling van GN-post 8525 luidde, voor zover van belang, als volgt:
“8525 Zendtoestellen voor radio-omroep of televisie, ook indien met ingebouwd
ontvangtoestel of toestel voor het opnemen of het weergeven van geluid;
televisiecamera's, digitale fototoestellen en videocamera-opnametoestellen 8525 80 - televisiecamera's, digitale fototoestellen en videocamera-opnametoestellen
- - televisiecamera’s
8525 80 19 - - - andere
8525 80 19 90 - - - - andere”
16. De onderverdeling van GN-post 8528 luidde, voor zover van belang, als volgt:
“8528 Monitors en projectietoestellen, niet uitgerust met ontvangtoestel voor televisie;
ontvangtoestellen voor televisie, ook indien met ingebouwd ontvangtoestel voor
radio-omroep of toestel voor het opnemen of weergeven van geluid of van beelden
- monitors werkend met een kathodestraalbuis
8528 49 00 - andere monitors
8528 52 - - geschikt om direct te worden aangesloten op en ontworpen zijn om te worden
gebruikt met een automatische gegevensverwerkende machine van post 8471
8528 52 91 - - - andere
8528 52 91 00 - - - - met lcd-beeldscherm
8528 59 - - andere
8528 59 00 90 - - - andere”
17. Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2016/1761 van 28 september 2016 luidt als volgt:

“Een op batterijen werkend toestel (een zogenoemde „inspectiecamera”), bestaande uit:

- een besturingsgedeelte voorzien van een joystick, een registreerinrichting, een sleuf voor geheugenkaarten en een lcd-scherm met een schermdiagonaal van ongeveer 9 cm (3,5 inch);
- een flexibele elektrische kabel met een lengte van 3 m en een diameter van ongeveer 7 mm;
- een camera;
- een ledverlichting.

Het toestel is ontworpen om hoofdzakelijk te worden gebruikt voor technische inspecties van holle ruimten. Het kan videobeelden opnemen en vastleggen. De filmbeelden kunnen realtime worden bekeken.

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 4 op afdeling XVI en de tekst van de GN-codes 8525, 8525 80 en 8525 80 91.
Indeling onder post 9031 als meet- of verificatie-instrumenten, -apparaten, -toestellen en -machines is uitgesloten, omdat het doel van het toestel niet het verifiëren of meten van holle ruimten is, maar het opnemen van beelden en het omzetten ervan in een als videobeeld vastgelegd elektrisch signaal (zie ook de GS-toelichtingen op post 8525 ).
Het toestel bestaat uit individuele elementen die onderling zijn verbonden en zijn bestemd om gezamenlijk een welbepaalde functie te verrichten, zoals bedoeld bij een van de posten van hoofdstuk 84 of 85. Gezien de objectieve kenmerken van het toestel is de functie ervan videobeelden opnemen en vastleggen. Indeling als monitor onder post 8528 is daarom uitgesloten.
Het moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 8525 80 91 als videocamera-opnametoestellen enkel voorzien van een opnamemogelijkheid van het door de televisiecamera geregistreerde beeld en geluid.”
18. Verordening (EG) nr. 476/2009 van 5 juni 2009 luidt als volgt:

“Een systeem bestaande uit de volgende componenten:

- een op een onderwatervaartuig (een zogenaamd „op afstand bediend vaartuig (Remote Operated Vehicle — ROV)”) gemonteerde hogeresolutie-televisiecamera,
- een besturingsapparaat met beeldscherm voor de afstandsbediening van het vaartuig en van de camera, bijvoorbeeld door middel van een joystick, en de weergave van de beelden die door de camera worden opgenomen,
- een elektrische kabel.
De eerste component weegt ongeveer 3,6 kg. Het totale gewicht van het systeem bedraagt ongeveer 32 kg.
Het systeem wordt gebruikt voor werkzaamheden onder water voor de opname van beelden en de overdracht daarvan per kabel naar het beeldscherm op het besturingsapparaat. Het toestel kan werken tot op een diepte van ongeveer 90 m.
Indeling overeenkomstig de algemene regels 1, 3 b) en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 4 op afdeling XVI en de tekst van de GN-codes 8525, 8525 80 en 8525 80 19.
Het wezenlijke karakter van de component die bestaat uit een op een onderwatervaartuig gemonteerde televisiecamera (van GN-code 8525 80 19) wordt verleend door de camera en niet door het vaartuig, dat enkel dient om de camera over een beperkte afstand te vervoeren.
Als gevolg daarvan moet deze component, indien afzonderlijk aangeboden, worden ingedeeld onder GN-code 8525 80 19.
Aangezien de afzonderlijke componenten onderling zijn verbonden en het systeem uit afzonderlijke componenten bestaat die bestemd zijn om gezamenlijk een welbepaalde functie te verrichten, zoals bedoeld bij een van de posten van hoofdstuk 84 of 85, is aantekening 4 op afdeling XVI van toepassing.
De functie van het systeem is beelden op te nemen zonder ze op te slaan. Het hele systeem moet daarom als televisiecamera worden ingedeeld onder GN-code 8525 80 19.”
19. Uitvoeringsverordening (EU) nr. 336/2014 van 28 maart 2014 luidt als volgt:

“Een set opgemaakt voor de verkoop in het klein (een zogenaamd „draadloos achteruitkijkcamerasysteem”) voor inbouw in motorvoertuigen, omvattende:

- een dag- en nachttelevisiecamera met een CMOS-sensor en een 2,4-millimeterlens,
- een draadloze videosignaalzender met een antenne,
- een 2,4 GHz draadloze videosignaalontvanger met een lcd-kleurenscherm met een beeldschermdiagonaal van 17,8 cm (7 inches) en een resolutie van 480 x 240 pixels.
De set is uitgerust met functieknoppen en een AV-interface voor de aansluiting van externe audio of videotoestellen. De televisiecamera registreert geen geluid. Het product is bedoeld om te worden gebruikt in bijvoorbeeld auto’s, bussen en trailers, en stelt de bestuurder in staat om te zien wat zich achter hem bevindt.
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1, 3 c) en 6, voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de bewoordingen van de GN-codes 8528, 8528 72 en 8528 72 40.
De artikelen worden beschouwd als goederen in een set opgemaakt voor de verkoop in het klein in de zin van regel 3 b), aangezien de verschillende componenten samen zijn opgemaakt om in een specifieke behoefte te voorzien of een specifieke activiteit te verrichten.
De set bestaat uit een zendtoestel voor televisie (onderverdeling 8525 50), een televisiecamera (onderverdeling 8525 80) en een ontvangtoestel voor televisie (onderverdeling 8528 72). Geen van de afzonderlijke componenten verleent de set zijn wezenlijke karakter, aangezien zij alle even belangrijk zijn voor het functioneren van de set.
De set moet bijgevolg worden ingedeeld onder GN-code 8528 72 40 als een ander ontvangtoestel voor televisie, voor kleurenweergave, met lcd-beeldscherm.”

Beoordeling door de rechtbank

20. Tijdens de behandeling ter zitting heeft eiseres haar beroepsgronden ter zake de schending van het verdedigingsbeginsel en/of het motiveringsbeginsel en ter zake van de indeling van de monitors ingetrokken.
21. Eiseres heeft op 4 april 2023 een stuk ingediend, waarin zij een nieuwe beroepsgrond heeft aangevoerd. Eiseres stelt dat zij geen machtiging directe vertegenwoordiging aan [naam 3] B.V. heeft afgegeven en dat verweerder haar daarom ten onrechte als aangever/douaneschuldenaar heeft aangemerkt en de utb van 30 mei 2019 aan haar heeft uitgereikt.
22. Verweerder voert primair aan dat de nieuwe beroepsgrond te laat is aangevoerd en subsidiair dat deze beroepsgrond niet correct is. [naam 3] B.V. beschikte wel degelijk over een machtiging van eiseres en verweerder heeft deze machtiging alsnog bij [naam 3] B.V. opgevraagd en ter zitting overgelegd. Verweerder heeft van de heffingsambtenaar begrepen dat in het controlerapport een vergissing is gemaakt en abusievelijk geen melding van de machtiging van eiseres is gemaakt.
23. Artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat partijen tot tien dagen voor de zitting nadere stukken kunnen indienen. Deze nadere stukken moeten betrekking hebben op reeds eerder in de procedure aangedragen beroepsgronden. De rechtbank is van oordeel dat artikel 8:58 van de Awb niet is bedoeld om een nieuwe beroepsgrond in te dienen. Het door eiseres op 4 april 2023 ingebrachte document kan daarom niet als zodanig worden aangemerkt.
24. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat ook in een laat stadium een nieuwe beroepsgrond mag worden aangevoerd. Dit mag echter niet tot gevolg hebben dat de goede procesorde wordt geschonden.
25. Nu de rechtbank constateert dat de aanvulling van de beroepsgronden door eiseres laat heeft plaatsgevonden, zal moeten worden beoordeeld of deze aanvulling in strijd met de goede procesorde buiten beschouwing dient te blijven.
26. Ter zitting is gebleken dat de late aanvulling van de beroepsgronden verweerder in problemen heeft gebracht, maar dat hij wel kans heeft gezien om in zijn pleitnota op deze aanvulling te reageren. Verweerder heeft met het alsnog overleggen van een machtiging op de nieuwe beroepsgrond inhoudelijk gereageerd. Gelet hierop zal de rechtbank de aanvulling van de beroepsgronden wel in haar beoordeling betrekken.
26. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het alsnog in het geding brengen van een door eiseres getekende machtiging voor het optreden van [naam 3] B.V. als direct vertegenwoordiger de beroepsgrond over het ontbreken van een machtiging inhoudelijk heeft weersproken en weerlegd. De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat [naam 3] B.V. in de onderhavige zaak bevoegd was om eiseres te vertegenwoordigen. Deze grond slaagt dus niet.
28. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie, dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie onder meer Hof van Justitie 26 april 2017, C-51/16, Stryker EMEA Supply Chain Services BV, ECLI:EU:C:2017:298, r.o. 39 en 45). De inhoud van GS- en GN- toelichtingen moet in overeenstemming zijn met de GN-bepalingen en mag de strekking daarvan niet wijzigen. Toelichtingen moeten, indien zij in strijd blijken met de tekst van de GN-posten en de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken, terzijde worden geschoven (zie onder meer Hof van Justitie 26 november 2015, C-44/15 Duval GmbH & Co, KG., ECLI:EU:C:2015:783, r.o. 24).
29. Voorts kan voor de indeling onder de juiste post de bestemming van het product een objectief indelingscriterium zijn, wanneer die bestemming inherent is aan het product. De inherentie moet kunnen worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product (zie Hof van Justitie 17 maart 2005, C-467/03 (Ikegami Electronics Europe GmbH), r.o. 23).
30. Tussen partijen is niet in geschil dat het camerasysteem (camera, monitor, bekabeling en bevestigingsmateriaal) als set wordt aangeboden en dat deze set alleen in zijn geheel functioneert. De camerasystemen worden gebruikt in motorvoertuigen. Het doel en gebruik van het camerasysteem is om de bestuurder van het motorvoertuig in staat te stellen om de veiligheidssituatie rondom het voertuig te observeren en te controleren. Het camerasysteem is uitgerust met aansluitingen voor het versturen en ontvangen van beelden van de camera naar de monitor. De monitor geeft de beelden realtime weer. Het systeem neemt geen beelden op en legt geen beelden vast.
31. Op basis van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het camerasysteem kan de door eiseres voorgestane indeling van het camerasysteem in GS-post 8525 niet worden gevolgd. De door eiseres gekozen weg waarbij op grond van indelingsregel 1 Aantekening 4 op Afdeling XIV wordt toegepast is niet juist en lijkt uit te gaan van een verkeerde lezing van deze aantekening. Eiseres stelt dat het systeem bestemd is om gezamenlijk één welbepaalde functie te verrichten, te weten het gebruik als hulpmiddel voor bestuurders van (zware) voertuigen om tijdens het achteruitrijden te zien wat er zich achter het voertuig afspeelt. Eiseres lijkt daarbij voorbij te gaan aan het feit dat in aantekening 4 als voorwaarde aan de welbepaalde functie is gesteld
“zoals bedoeld bij een der posten van hoofdstuk 84 of 85”en dat de door haar genoemde welbepaalde functie niet in deze hoofdstukken voorkomt.
32. De subsidiaire stelling van eiseres, dat - als de rechtbank van oordeel mocht zijn dat ‘het tijdens het achteruitrijden zien van wat er zich achter het voertuig afspeelt’ niet als welbepaalde functie in de zin van aantekening 4 kan worden aangemerkt – het dan gaat om de camerafunctie en dat het camerasysteem en de monitor dan onder GN-post 8525 moeten worden ingedeeld, faalt eveneens. Vast staat immers dat de beelden van het camerasysteem realtime worden weergegeven en niet worden opgenomen of vastgelegd.
33. Naar het oordeel van de rechtbank dient de door verweerder vastgestelde indeling worden gevolgd. Het camerasysteem is aan te merken als een product, samengesteld uit verschillende componenten, aangeboden in een set voor de verkoop in het klein in de zin van indelingsregel 3 b). Nu echter geen van de afzonderlijke componenten van het camerasysteem aan de set zijn wezenlijke karakter verlenen, is indeling aan de hand van indelingsregel 3 b) niet mogelijk. Het camerasysteem, bestaande uit een camera, een monitor en toebehoren dient om die reden op basis van de algemene indelingsregel 3 c) ingedeeld te worden in de laatst geplaatste post. Het camerasysteem moet bijgevolg worden ingedeeld onder Taric-code 8528 5900 90.
34. De twee door eiseres ter onderbouwing van de door haar voorgestane indeling genoemde Verordening (EU) 28 september 2016, nummer 2016/1761 en Verordening (EG) 5 juni 2009, nummer 476/2009 maken het oordeel van de rechtbank niet anders. De in deze Verordeningen genoemde producten zijn niet identiek aan het product uit de onderhavige zaak. Zo kan de in de eerste verordening genoemde inspectiecamera wel opnemen en vastleggen en is het gebruik van een monitor bij deze camera niet vereist en kan ten aanzien van het product uit de tweede verordening een welbepaalde functie als bedoeld in de posten van hoofdstuk 84 of 85, zoals genoemd in aantekening 4 op afdeling XVI, worden geduid.

Conclusie en gevolgen

35. Gelet op het vorenstaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Verzoek om vergoeding van immateriële schade
36. Eiseres heeft ter zitting verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
37. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, wordt indien de redelijke termijn is overschreden, behoudens bijzondere omstandigheden, verondersteld dat de belanghebbende immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. Voor een uitspraak in eerste aanleg heeft te gelden dat deze niet binnen een redelijke termijn geschiedt indien de rechtbank niet binnen twee jaar nadat die termijn is aangevangen uitspraak doet, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De termijn vangt als regel aan op het moment waarop verweerder het bezwaarschrift ontvangt. Indien de redelijke termijn is overschreden, dient als uitgangspunt voor de schadevergoeding een tarief te worden gehanteerd van € 500 per half jaar dat die termijn is overschreden, waarbij ter bepaling van de totale vergoeding de geconstateerde overschrijding naar boven wordt afgerond. Voor de behandeling van een bezwaar is een termijn van zes maanden redelijk en voor de behandeling van een beroep een termijn van anderhalf jaar.
37. De berechting van deze zaak is aangevangen met de ontvangst van het bezwaarschrift door verweerder op 3 juli 2019 en is geëindigd met de uitspraak van de rechtbank op 26 mei 2023. De voor de procedure in eerste aanleg in aanmerking te nemen termijn bedraagt dus afgerond zevenenveertig maanden. De redelijke termijn is daarom overschreden met afgerond drieëntwintig maanden. Daarmee correspondeert een vergoeding van immateriële schade van € 2.000.
39. Van de overschrijding met afgerond drieëntwintig maanden is een periode van afgerond acht maanden toe te rekenen aan de bezwaarfase, die is voltooid toen verweerder met dagtekening 3 september 2020 uitspraak op bezwaar deed. Het restant van vijftien maanden wordt toegerekend aan de beroepsfase. Verweerder dient daarom 8/23 deel van € 2.000 te betalen (€ 695,65) en de Staat (de minister voor Rechtsbescherming) 15/23 deel (€ 1.304,35).
40. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de rechtbank verweerder veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 695,65 en de Staat (de minister voor Rechtsbescherming) tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.304,35.
Proceskosten en griffierecht
41. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. De kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 0,5 nu de proceskostenvergoeding uitsluitend wordt toegekend vanwege de vergoeding van door eiseres geleden immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn, vgl. het arrest van de Hoge Raad van 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:660).
42. Op grond van het bij rechtsoverweging 37. genoemde arrest van de Hoge Raad (r.o. 3.14.2), zal de vergoeding van dit bedrag deels moeten plaatsvinden door verweerder en deels door de Staat (de minister voor Rechtsbescherming), waarbij om redenen van eenvoud en uitvoerbaarheid dient te worden uitgegaan van een verdeling waarbij ieder van hen de helft betaalt. Hetzelfde heeft te gelden voor de vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder tot vergoeding aan eiseres van de aan de bezwaarfase toerekenbare immateriële schade vastgesteld op een bedrag van € 695,65;
  • veroordeelt de Staat (de minister voor Rechtsbescherming) tot vergoeding aan eiseres van de aan de beroepsfase toerekenbare immateriële schade vastgesteld op een bedrag van € 1.304,35;
  • veroordeelt verweerder en de Staat (de minister voor Rechtsbescherming) in de proceskosten van eiseres, ieder tot een bedrag van € 418,50, en
  • draagt verweerder en de Staat (de minister voor Rechtsbescherming) op het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden, ieder tot een bedrag van € 177.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, voorzitter, mr. S. Kleij en mr. A. van Dongen, leden, in aanwezigheid van mr. W.G. van Gastelen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de douanekamer van het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.