ECLI:NL:RBNHO:2023:3737

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
329402
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldigheid van aandelenoverdracht binnen truststructuur en curatele

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 26 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de rechtsgeldigheid van een aandelenoverdracht binnen een truststructuur. De eiser, aangeduid als de Zoon, heeft in 2019 aandelen in Geogroup Holding B.V. ontvangen van de Stichting Greb Familie, die door zijn vader, de Vader, was opgericht. De Vader had eerder een vruchtgebruik op deze aandelen gevestigd, maar heeft dit recht in 2020 afstand gedaan. De Curator, aangesteld voor de Vader die onder curatele was gesteld, heeft de nietigheid van de aandelenoverdracht ingeroepen, stellende dat de Zoon zich onterecht vermogen van de Vader heeft toegeëigend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aandelenoverdracht niet in strijd was met de statuten van de Stichting of de wet. De rechtbank oordeelde dat de Curator niet kon aantonen dat de aandelenoverdracht een verboden uitkering was volgens artikel 2:285 lid 3 BW. De rechtbank concludeerde dat de Zoon rechtmatig de aandelen had verkregen en dat de Curator zich niet kon beroepen op de (ver)nietig(baar)heid van de transactie. De vordering van de Zoon tegen de Vennootschap werd toegewezen, terwijl de vordering tegen de Vader niet-ontvankelijk werd verklaard. De Curator werd veroordeeld in de proceskosten van de Zoon.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de rechtsgeldigheid van transacties binnen een truststructuur, vooral wanneer er sprake is van curatele en mogelijke belangenconflicten. De rechtbank heeft de rol van de Protector en de statuten van de Stichting in de beoordeling betrokken, en heeft vastgesteld dat de Zoon niet in strijd met de wil van de Vader heeft gehandeld.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/329402 / HA ZA 22-384
Vonnis van 26 april 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
hierna: de Zoon,
advocaat: mr. P.J. de Jong Schouwenburg te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GEOGROUP HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
hierna: de Vennootschap,
niet verschenen,
2.i.
[gedaagde2] in zijn hoedanigheid van curator naar [woonplaats] recht van het vermogen van [gedaagde3],
gevestigd te [woonplaats],
hierna: de Curator,
advocaten: mrs. W.P. Wijers en L.P. Zandstra te Amsterdam,
2.ii.
[gedaagde2] pro se,
wonende te [woonplaats],
hierna: [gedaagde2],
niet verschenen,
3.
[gedaagde3],
wonende te [woonplaats],
hierna: de Vader,
niet verschenen,
gedaagde partijen.

1.De zaak in het kort

1.1.
De Vader heeft via een trustconstructie in 2015 een groot deel van zijn vermogen, te weten de aandelen in de Vennootschap, ondergebracht in een stichting: Stichting Greb Familie (hierna: de Stichting). In hoofdstuk 2 van dit vonnis wordt de trustconstructie uitgelegd.
1.2.
In 2019 heeft de Stichting de door haar gehouden aandelen in de Vennootschap geschonken aan de Zoon. Bij de overdracht van die aandelen op 19 december 2019, is een vruchtgebruik op de aandelen gevestigd ten behoeve van de Vader. Bij brief van 17 november 2020 heeft de Vader afstand gedaan van dit recht van vruchtgebruik.
1.3.
Op 2 september 2021 is de Vader in [woonplaats] naar [woonplaats] recht onder curatele gesteld, met de benoeming van [gedaagde2] als zijn curator naar [woonplaats] recht. De Curator heeft tegenover de Zoon de nietigheid dan wel de vernietigbaarheid van de aandelenoverdracht ingeroepen. De Zoon is het niet met de Curator eens dat de aandelentransactie nietig of vernietigbaar is op de door de Curator aangevoerde gronden en de Zoon wil dat dit door de rechtbank wordt verklaard.
1.4.
De rechtbank is het met de Zoon eens dat de door de Curator ingeroepen gronden niet tegenover de Zoon tot een aantasting van de aandelentransactie kunnen leiden en legt in dit vonnis in hoofdstuk 5 in de beoordeling uit waarom. Het komt erop neer dat de rechtbank van oordeel is dat de aandelentransactie niet in strijd is met de statuten van de Stichting of de wet. Evenmin volgt de rechtbank de Curator in zijn stelling dat sprake is van een vooropgezet plan van de Zoon om opzettelijk tegen de wil van de Vader in, bij zijn leven een deel van zijn vermogen naar zich toe te halen.
1.5.
Tegen de Vennootschap en de Vader is verstek verleend. De vordering die de Zoon heeft ingesteld tegen de Vennootschap zal worden toegewezen, maar de Zoon zal in zijn vordering tegen de Vader niet-ontvankelijk worden verklaard. De beoordeling van deze vorderingen is terug te lezen in hoofdstuk 5.
1.6.
Hierna wordt in hoofdstuk 2 eerst het verloop van de procedure genoemd en in hoofdstuk 3 volgen de feiten waarover tussen partijen geen discussie bestaat en die van belang zijn voor de beoordeling. In hoofdstuk 4 staat de vordering van de Zoon uitgeschreven en de conclusie van het verweer van de Curator. In hoofdstuk 6 staat de beslissing van de rechtbank op alle door de Zoon ingestelde vorderingen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 november 2022 en de daarin genoemde processtukken;
- een akte overlegging aanvullende producties van 13 maart 2023 van de kant van de Zoon met productie 12 tot en met 15;
- een akte houdende overlegging aanvullende producties van 13 maart 2023 van de kant van de Curator met producties 21 en 22;
- de mondelinge behandeling van 13 maart 2023, waarbij de Zoon en de Curator gebruik hebben gemaakt van spreekaantekeningen en waarvan voor het overige door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser] (de Zoon) is de zoon van [gedaagde3] (de Vader). De Vader heeft nog drie andere zonen, de tweelingbroer van de Zoon, [A.] (hierna: [A.]) en [B.] en [C.] (hierna te noemen: de oudere tweeling).
3.2.
De Vader verblijft sinds 2018 in een verzorgingshuis in [woonplaats] en is op 2 september 2021 onder curatele gesteld, nadat [A.] op 9 april 2019 had verzocht de Vader onder gerechtelijke bescherming te stellen. [gedaagde2] (de Curator) is per datum van onder curatelestelling door de vrederechter te [woonplaats]) aangesteld als curator naar [woonplaats] recht over het vermogen van de Vader.
3.3.
De Vader heeft een groot vermogen. Een deel van dat vermogen heeft hij om belastingtechnische redenen ondergebracht in Geogroup Holding B.V. (de Vennootschap). Vervolgens is besloten om dit deel van het vermogen onder te brengen in een truststructuur. Omdat het Nederlandse recht een dergelijke (Angelsaksische) figuur niet kent, is de ‘trust’ nagebootst met behulp van een stichting naar Nederlands recht met de volgende actoren:
  • de Trustee = de Stichting;
  • de Beneficiary/Begunsigde = Greb Trust;
  • de Settlor = Fondation Greb;
  • de Protector = (middellijk) advocaten / vertrouwelingen Vader
3.4.
De actoren hebben binnen de truststructuur de volgende rollen. De Trustee beheert het vermogen ten behoeve van de Beneficiary/Begunstigde. De Trustee ontvangt dit vermogen van de Settlor, die de door haar aangeboden schenking opneemt in een brief. Het is de Protector die de brief kan kwalificeren als een Letter of Wishes. De Stichting is volgens haar statuten verplicht om de door de Protector gekwalificeerde Letter of Wishes van de Settlor uit te voeren. De Protector speelt ook een belangrijke rol bij het besluit van de Trustee tot het doen van uitkeringen aan de Beneficiary/Begunstigde.
3.5.
Schematisch ziet de opgezette structuur er in zijn algemeenheid als volgt uit:
3.6.
Op 9 december 2014 heeft de Vader een brief getekend ter bevestiging van zijn besluit om de structuur op te zetten (hierna: de Mandaatbrief). In de Mandaatbrief stelt de Vader onder meer de Protector aan en kent aan de Protector een ruime mate van bevoegdheid toe. Onder 3 van de Mandaatbrief staat het volgende (onderstreping rechtbank en waar in de Nederlandse vertaling ‘beschermer’ staat dient ‘Protector’ te worden gelezen):

3.De rol van de beschermer

Tourassocies SA, Genève, zal optreden als “Beschermheer” enzal een zeer ruime bevoegdheid hebben, met name om de Raad van Bestuur bijeen te roepen, de leden van de Raad van Bestuur te benoemen, te schorsen en te ontslaan, en zijn besluiten geldig te verklaren.
Tijdens het leven van [gedaagde3], zal de Protector optreden als zijn gevolmachtigde. (…)
3.7.
De door de Vader gewenste structuur zag er bij de oprichting in 2015 als volgt uit:
3.8.
In de structuur is het vermogen van de Vennootschap via Fondation Greb (als Settlor) en met een door de Protector gekwalificeerde Letter of Wishes ondergebracht in de als trustee optredende Stichting Greb Familie (hierna: de Stichting) ten behoeve van de Benificiary/Begunstigde, Greb Trust. Greb Trust kent op haar beurt bij aanvang drie (beoogde) begunstigden: de Zoon en [A.] en een (beoogd) goed doel. Als Protector treedt bij aanvang Tourassociés op, dan REM Léman SA en later Profilgest. Achter de Protector gaan steeds dezelfde advocaten schuil, die al zeer geruime tijd de vertrouwelingen zijn van de Vader.
De Stichting (de Trustee binnen de truststructuur)
3.9.
De Stichting is opgericht op 7 januari 2015. Het doel van de Stichting is volgens haar statuten onder meer:
het op eigen naam verkrijgen en houden van vermogensbestanddelen, inclusief aandelenen
het doen van één of meer uitkeringen aan één of meer Begunstigden overeenkomstig een Letter of Wishes en deze Statuten;
3.10.
De statuten van de Stichting (hierna: de Statuten) bepalen het begrip “Settlor” als
elk persoon die vermogensbestanddelen schenkt aan de stichting krachtens een Letter of Wishes.
3.11.
De Statuten bepalen het begrip “Begunstigden” als
begunstigden die krachtens een Letter of Wishes uitkeringen mogen ontvangen van de stichting. Geen enkele Begunstigde, noch de Begunstigden tezamen, zullen worden aangemerkt als een orgaan van de stichting.
3.12.
Op grond van de Statuten heeft de Stichting één Protector. De Protector heeft een doorslaggevende rol bij de samenstelling, bij de benoeming en bij het defungeren van het bestuur van de Stichting. De Protector heeft als taak het bestuur met raad terzijde te staan en de Protector richt zich naar het belang van de Stichting, aldus de Statuten. In artikel 9.4 van de Statuten staat:
Ongeacht enige bepaling van deze statuten, heeft de Protector te allen tijde de volgende bevoegdheden:
  • a)
  • b)
  • c)
3.13.
Artikel 11 van de Statuten gaat over de Begunstigden. In dit artikel staat:
11.1.
De Protector is voor de toepassing van deze statuten bevoegd om enige letter of wishes van een Settlor te kwalificeren als Letter of Wishes (Letter of Wishes), waarin één of meer Begunstigden worden aangewezen.
11.2
De stichting zal gebonden zijn aan de bepalingen van elke Letter of Wishes en elke Letter of Wishes creëert bindende (contractuele) verplichtingen voor de stichting.
11.3
Noch de Protector, de Opvolgende Protector, of de Alternatieve Opvolgende Protector, noch het bestuur of een bestuurslid, noch enig natuurlijk persoon of rechtspersoon die op enig moment, direct of indirect, gerelateerd of ondergeschikt is aan één van hen, onder controle of invloed staat van één van hen of onder gemeenschappelijke controle staat, mag worden benoemd als Begunstigde.
3.14.
Artikel 12 van de Statuten gaat over het doen van uitkeringen door de Stichting en bepaalt:
Het bestuur mag besluiten dat de stichting één of meer uitkeringen aan één of meer Begunstigden zal doen, maar slechts na een daartoe strekkend besluit van het bestuur overeenkomstig de bepalingen van een Letter of Wishes en deze statuten en met voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de Protector (welke goedkeuring naar eigen inzicht van de Protector kan worden gegeven of geweigerd). Er mogen geen andere uitkeringen worden gedaan aan andere (rechts)personen.
De eerste Letter of Wishes van de Settlor, met aanwijzing van de Begunstigde
3.15.
Op 24 april 2015 heeft Fondation Greb als Settlor een brief geschreven aan de Stichting en in kopie aan de Protector. De brief is door de Protector aangemerkt als een Letter of Wishes als bedoeld in artikel 11 van de Statuten (hierna: de Eerste LoW). In deze Eerste LoW schenkt de Settlor de aandelen in het kapitaal van de Vennootschap (hierna: de Aandelen) aan de Stichting, onder de last en voorwaarden genoemd in de brief.
3.16.
Over een finale uitkering (
final distribution) staat in artikel 13 van de Eerste LoW:
Subject to the other terms and conditions of this Letter of Wishes and the Articles, the Protector shall authorise the Board to cause the Foundation to make a final distribution of all the Assets to the Beneficiary in the event that the structure is no longer efficient for the group of which the Foundation forms a part, any Dutch entities within the group or the Beneficiary.
3.17.
Artikel 17 van de Eerste LoW maakt het mogelijk dat de Settlor de Eerste LoW wijzigt met een gewijzigde LoW, die moet worden ondertekend door de Stichting en de Protector voor ‘
acknowlegdment and agreement’.
3.18.
De Eerste LoW wijst de juridische entiteit naar het recht van Nieuw-Zeeland: Greb Trust (hierna: Greb Trust) aan als Begunstigde. Greb Trust heeft op dat moment op haar beurt weer drie begunstigden:
  • een (beoogd) goed doel, een instelling opgericht ter bevordering van
  • [A.] (en zijn nakomelingen), en
  • de Zoon (en zijn nakomelingen).
3.19.
Op 24 september 2015 geeft de Protector opdracht aan Greb Trust om [A.] te schrappen als begunstigde. Daarop ondertekent Greb Trust op 6 oktober 2015 een zogenaamde ‘
deed of removal of eligible beneficiary’ en verwijdert [A.] met onmiddellijke ingang als haar begunstigde. Feitelijk is de Zoon vanaf dat moment alleen nog de begunstigde van Greb Trust (en dus indirect van de Stichting).
De Gewijzigde Letter of Wishes van de Settlor, met aanwijzing van de nieuwe Begunstigde
3.20.
Op 7 november 2019 schrijft Fondation Greb als Settlor een brief aan de Stichting en in kopie aan de Protector. De brief is door de Protector aangemerkt als een Letter of Wishes als bedoeld in artikel 11 van de Statuten (hierna: de Gewijzigde LoW). In de Gewijzigde LoW wordt de Zoon als Begunstigde aangewezen. Op grond van de Gewijzigde LoW is Greb Trust niet langer meer Begunstigde. De Gewijzigde LoW is ondertekend door de Protector en de Stichting.
Volmachten vruchtgebruik op- en levering van de Aandelen
3.21.
Op 10 december 2019 geeft de Vader een volmacht aan de notaris om een vruchtgebruik te vestigen op de Aandelen die zullen worden overgedragen aan de Zoon. Eveneens op 10 december 2019 geeft de Stichting een volmacht aan de notaris voor de levering van de Aandelen aan de Zoon.
Het Familieprotocol
3.22.
Op 11 december 2019 is een Familieprotocol opgesteld, waarbij de volgende partijen als ondertekenaars worden genoemd: de Vader, zijn echtgenote, de Zoon, Fondation Greb (de Settlor), de Stichting, de Vennootschap en Geofinance N.V. (hierna: het Familieprotocol). Hierin is onder meer opgenomen dat de blote eigendom van de Aandelen (in de Vennootschap) aan de Zoon wordt overgedragen / geschonken onder voorbehoud van de vestiging van een vruchtgebruik op de Aandelen ten behoeve van de Vader.
Final distribution: de instructie van de Protector aan het bestuur van de Stichting
3.23.
Op 16 december 2019 verzoekt de Protector, overwegende dat de structuur niet langer efficiënt is voor de groep waar de Stichting deel van is, de Stichting om in overeenstemming met artikel 13 van de Eerste LoW een ‘final distribution’ aan de Begunstigde te doen van alle vermogensbestanddelen van de Stichting, waaronder de Aandelen (hierna: Distribution Request). Dit onder de voorwaarde van het vestigen van een vruchtgebruik op de Aandelen ten behoeve van de Vader.
Final distribution: het bestuursbesluit van de Stichting
3.24.
Onder verwijzing naar de goedkeuring van de Protector besluit het bestuur van de Stichting op 17 december 2019 om een ‘final distribution’ te doen aan de Begunstigde door levering van de Aandelen aan de Zoon direct gevolgd door het vestigen van een vruchtgebruik ten behoeve van de Vader (hierna: het Bestuursbesluit).
Final distribution: de akte van levering van de Aandelen
3.25.
Vervolgens levert de Stichting op 19 december 2019 bij notariële akte de Aandelen aan de Begunstigde, de Zoon (hierna: de Transactie). In de notariële leveringsakte staat onder (G) dat de Stichting en de Zoon erkennen dat is overeengekomen dat de ‘final distribution’ van de Aandelen plaatsvindt onder de voorwaarde dat de Zoon een vruchtgebruik ten behoeve van de Vader zal vestigen:
The Transferor and the Transferee acknowledge that it has been agreed that the final distribution of the Shares by the Transferor to the Transferee shall be made under the condition that the Transferee shall grant a right of usufruct for the benefit of his father, Mr. G.A. Rebilly, on the Shares immediately after he acquires the Shares by means of the execution of this deed.
De verdere gebeurtenissen na 19 december 2019
3.26.
De Stichting is per 20 januari 2020 bij gebrek aan baten ontbonden en opgehouden te bestaan.
3.27.
De Vader heeft bij brief van 17 november 2020 aan zijn Zoon met terugwerkende kracht per 1 januari 2020 afstand gedaan van het vruchtgebruik op de Aandelen.
3.28.
De Curator heeft op 2 februari 2022 op grond van [woonplaats] recht de nietigheid van het Familieprotocol ingeroepen. Voor zover nodig heeft hij bij brief van 6 juli 2022 het Familieprotocol naar Nederlands recht ook vernietigd.
3.29.
Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 6 oktober 2022 is de vereffening van de Stichting op verzoek van de Curator heropend. De Stichting is daardoor herleefd, maar uitsluitend ter afwikkeling van de heropende vereffening. De Zoon heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking.
4. Het geschil
4.1.
De Zoon vordert, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • voor recht te verklaren dat de aandelenoverdracht in Geogroup Holding B.V. d.d. 19 december 2019 rechtsgeldig en verbindend is en dat de bewindvoerder (in dit vonnis aangeduid als: de Curator), [gedaagde2], en de Vader zich niet op de (ver)nietig(baar)heid daarvan kunnen beroepen; en
  • de bewindvoerder, de heer [gedaagde2], te veroordelen tot betaling van de proces- en nakosten, te vervreemder met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.
4.2.
De Curator voert verweer. De Curator concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de Zoon, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de Zoon, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de Zoon in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Omdat de Curator, [gedaagde2] en de Vader in het buitenland zijn gevestigd dan wel wonen en de vorderingen uit dien hoofde een internationaal karakter dragen, moet allereerst de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is en welk recht van toepassing is.
Internationale bevoegdheid
5.2.
De Curator, [gedaagde2] en de Vader zijn gevestigd dan wel wonen in [woonplaats] zodat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter moet worden bepaald aan de hand van EVEX II (hierna: het Verdrag). [woonplaats] en de EU zijn partij bij het Verdrag. Op grond van artikel 22 lid 2 van het Verdrag is bij uitsluiting de Nederlandse rechter bevoegd, omdat het – gelet op de belangrijkste verweren – gaat om (de ver)nietig(baarheid) van) een besluit van een orgaan van een vennootschap of rechtspersoon met plaats van vestiging in Nederland.
5.3.
Daarnaast kunnen gedaagden op grond van artikel 6 lid 1 van het Verdrag als er meer dan één verweerder is ook worden opgeroepen in een andere door het Verdrag verbonden staat, namelijk voor het gerecht van de woonplaats van een hunner, op voorwaarde dat er tussen de vorderingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven. In dit geval heeft de Vennootschap haar plaats van vestiging in Nederland (Schiphol) en is aan de eis van samenhang tussen de vorderingen voldaan omdat dezelfde verklaring voor recht jegens gedaagden wordt gevorderd, zodat de Nederlandse rechter, te weten die van rechtbank Noord-Holland, bevoegd is om van de vorderingen van de Zoon kennis te nemen.
Toepasselijk recht
5.4.
De bepaling van het op de vorderingen toepasselijke recht dient plaats te vinden aan de hand van de Verordening nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I). Wanneer, zoals in dit geval, geen rechtskeuze is gedaan, moet het toepasselijke recht wordt bepaald aan de hand van de objectieve conflictregel van artikel 4 lid 2 Rome I. Volgens die regel wordt de overeenkomst – in dit geval de overeenkomst tot levering van de Aandelen – beheerst door het recht van het land waar de verkoper zijn woonplaats heeft. De partij die de aandelen levert is in principe de kenmerkende prestant, zodat het recht van de staat van vestiging van die prestant van toepassing is op de overeenkomst. Aangezien de Stichting de aandelen heeft geleverd en in Nederland is gevestigd, is Nederlands recht van toepassing.
5.5.
Voor zover een onderscheid moet worden gemaakt tussen de overeenkomst en de goederenrechtelijke levering, bepaalt artikel 10:138 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dat het goederenrechtelijk regime met betrekking tot aandelen op naam wordt beheerst door de
lex societatis. De overdracht van aandelen op naam in een Nederlandse BV wordt daarom beheerst door Nederlands recht, zodat ook op de goederenrechtelijke levering van de Aandelen Nederlands recht van toepassing is.
Verstekverlening [gedaagde2] en de vordering tegen [gedaagde2]
5.6.
Aangezien de advocaat van de Curator verklaart zich uitsluitend voor de Curator te hebben gesteld, is [gedaagde2] (pro se) niet verschenen in deze procedure. Hij is wel op de juiste wijze opgeroepen om te verschijnen. Om die reden wordt verstek verleend tegen [gedaagde2].
5.7.
De vorderingen van de Zoon ingesteld tegen [gedaagde2] zullen worden afgewezen omdat die kennelijk ongegrond zijn, omdat [gedaagde2] geen partij is bij de rechtsverhouding waar de gevorderde verklaring voor recht op ziet.
De vorderingen ingesteld tegen de Vader
5.8.
Tegen de Vader is verstek verleend. Omdat de Vader onder curatele of bewind is gesteld op grond van artikel 398 Zwitserse Code Civil (“Curatelle de portée générale") , moet de rechtbank ambtshalve beoordelen of de Zoon ontvankelijk is in zijn vorderingen tegen de Vader of dat de vorderingen alleen tegen de Curator (in zijn hoedanigheid van curator/bewindvoerder van de Vader) kunnen worden ingesteld. De vraag is dus of de ondercuratelestelling/onderbewindstelling van de Vader (naar [woonplaats] recht) door de Zwitserse rechter erkend moet worden en zo ja, of de Vader procesbevoegdheid toekomt of dat alleen de Curator (voor de Vader) die bevoegdheid heeft.
5.9.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 2 februari 2018 (ECLI:NL:HR:2018:147) volgt dat ruimte bestaat voor anticiperende werking van het Haags Verdrag inzake internationale bescherming van Volwassenen gesloten te Den Haag op 13 januari 2000 (hierna: het HVV). Het HVV is door [woonplaats] ondertekend en geratificeerd. De rechtbank zal de vragen daarom beantwoorden aan de hand van het HVV.
5.10.
Vast staat dat de Vader zijn gewone verblijfplaats in [woonplaats] heeft. Op grond van artikel 5 lid 1 HVV was de Zwitserse rechter daarom bevoegd maatregelen te nemen die strekken tot de bescherming van diens persoon of vermogen. Op grond van artikel 22 lid 1 HVV worden de door de autoriteiten van een Verdragsluitende Staat genomen maatregelen van rechtswege in alle andere Verdragsluitende Staten erkend. Uit de beslissing van de vrederechter van het arrondissement van Morges blijkt dat de maatregel is uitgesproken na een behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtsgang nadat bij brief van 3 december 2019 de Monegaskische autoriteiten het arrondissement te Morges hebben bericht dat de Vader hulp nodig lijkt te hebben. Zo zijn er vanaf 9 januari 2020 meerdere onderzoeken uitgevoerd door diverse medici naar de geestesvermogens van de Vader en zijn zowel de Vader als zijn vrouw en kinderen (meerdere keren) gehoord door de rechter. De vrederechter heeft bij haar beslissing onder meer betrokken dat uit onderzoeken uitgevoerd in 2021 blijkt dat de Vader lijdt aan neurocognitieve stoornissen en vasculaire schade, waardoor zijn redeneer- en inschattingsvermogen kan worden aangetast. De vrederechter heeft daarom besloten tot het opleggen van een maatregel van curatele ten gunste van de Vader, teneinde hem te beschermen tegen elke handeling die tegen zijn persoonlijke en financiële belangen zou kunnen indruisen. De vrederechter heeft de Curator benoemd om de financiële belangen van de Vader te behartigen en zijn echtgenote is benoemd om hem te vertegenwoordigen bij gezondheidsaangelegenheden. Dat betekent dat de rechtbank uitgaat van de handelingsonbekwaamheid van de Vader per 21 september 2021 (de datum van de beslissing van de vrederechter).
5.11.
De rechtbank gaat er overigens vanuit dat de aanstelling van de Curator naar Nederlands recht eerder gelijk staat aan een beschermingsbewindvoerder dan aan een curator. Voor de beoordeling van het geschil maakt dit overigens niet uit. Vanwege de leesbaarheid zal de rechtbank hierna alleen de termen ondercuratelestelling en curator gebruiken, waarmee zij bedoelt: naar [woonplaats] recht.
5.12.
De rechtbank gaat uit van de handelingsonbekwaamheid van de Vader per 21 september 2021 (de datum van de beslissing van de vrederechter van Morges). De vraag of de Vader na de ondercuratelestelling nog procesbevoegd is, beantwoordt de rechtbank ontkennend. Op grond van artikel 66 van het [woonplaats] Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (CPC) geldt dat de vraag of iemand als procespartij op kan treden afhankelijk is van de handelingsbekwaamheid of de kwalificatie als procespartij op grond van federaal recht. De Vader moet naar het oordeel van de rechtbank geacht worden niet bekwaam te zijn om als procespartij op te treden als bedoeld in artikel 66 CPC gelet op de ondercuratelestelling. Daarom zal de Zoon niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering tegen de Vader.
Inhoudelijke beoordeling van de vorderingen ingesteld tegen de Curator.
5.13.
De kern van het geschil ziet op de vraag of de Zoon rechtmatig de Aandelen van de Stichting overgedragen heeft gekregen of dat de Transactie door de Curator succesvol kan worden aangetast.
5.14.
De Zoon stelt dat de Transactie rechtsgeldig heeft plaatsgevonden na een transparant proces. Dit alles op basis van een in 2015 door Vader opgezette structuur en als onderdeel van zijn wens om zijn gehele vermogen uiteindelijk te verdelen onder zijn zonen. De Zoon stelt in dit verband dat hij al kort na het optuigen van de truststructuur feitelijk de enig begunstigde was van het deel van het vermogen van de Vader dat bij de Stichting is onderbracht.
5.15.
De Curator stelt zich daarentegen op het standpunt dat de Zoon zich ontoelaatbaar vermogen van de Vader heeft toegeëigend. Volgens de Curator is het nooit de wil van de Vader geweest om bij leven een deel van zijn vermogen te schenken aan de Zoon. De Protector en de Settlor zijn buiten hun mandaat getreden door dit toch mogelijk te maken. De oudere tweeling heeft zich op een eerder moment toegang verschaft tot vermogen van de Vader. De Zoon heeft, in het zicht van de ondercuratelestelling, hetzelfde gedaan, aldus nog steeds de Curator.
5.16.
De door de Zoon gevorderde verklaring voor recht moet volgens de Curator worden afgewezen, omdat:
de Transactie een verboden uitkering door de Stichting is in de zin van artikel 2:285 lid 3 BW;
de Zoon volgens de Statuten niet voldoet aan de kwaliteitseisen van Begunstigde;
de Zoon geen Begunstigde is geworden door het ontbreken van een deugdelijk mandaat van de Vader;
de Vader naar [woonplaats] recht ten tijde van het ondertekenen van het Familieprotocol wilsonbekwaam was;
er sprake is van kwade opzet.
5.17.
De rechtbank zal deze punten hierna achtereenvolgens behandelen en concluderen dat de rechtbank de standpunten van de Curator niet volgt.
Ad i): Is sprake van een verboden uitkering ex artikel 2:285 lid 3 BW?
5.18.
Artikel 2:285 lid 3 BW bepaalt dat het doel van een stichting niet mag inhouden het doen van uitkeringen aan oprichters of aan hen die deel uitmaken van haar organen. Ook aan anderen mogen geen uitkeringen worden gedaan, tenzij deze een ideële of sociale strekking hebben. Overtreding van het uitkeringsverbod betekent dat een stichting een ongeoorloofd doel heeft met als consequentie dat de rechter de stichting kan ontbinden (artikel 2:21 lid 1 b BW). Van een dergelijk ongeoorloofd doel is in dit geval geen sprake gelet op de doelomschrijving van de Stichting en de beperking van het begrip ‘Begunstigden’ in artikel 11 lid 3 van de Statuten.
5.19.
Bij een feitelijk overtreden van het verbod van artikel 2:285 lid 3 BW, waarvan volgens de Curator sprake is, kan dat naast ontbinding van de rechtspersoon via artikel 2:7 BW ook leiden tot vernietiging van de handeling wegens strijd met het statutaire doel. Echter, alleen de rechtspersoon kan een beroep op deze grond van vernietiging doen en dus niet de Curator.
5.20.
De Curator beroept zich ook op de nietigheid van het Bestuursbesluit (tot uitkering van de Aandelen) op grond van artikel 2:14 BW omdat het Bestuursbesluit in strijd zou zijn met het wettelijk uitkeringsverbod als bedoeld in artikel 2:285 lid 3 BW. Hieruit volgt volgens de Curator ook dat het bestuur maar beperkt beschikkingsbevoegd is. Maar ook dit standpunt wordt niet gevolgd door de rechtbank.
5.21.
Onder het begrip doel als bedoeld in artikel 2:285 lid 3 BW moet namelijk niet alleen het statutaire doel maar ook het oogmerk van de oprichter en andere bij de stichting betrokkenen worden betrokken. Het doel en het oogmerk van de oprichter van de Stichting (en de Vader) is het doen van uitkeringen aan één of meer Begunstigden (niet zijnde oprichters/hen die deel uitmaken van haar organen), op basis van een daartoe strekkende brief die door de Protector als een Letter of Wishes is aangemerkt. De Stichting is volgens de Statuten gebonden aan de bepalingen van elke Letter of Wishes en elke Letter of Wishes creëert bindende (contractuele) verplichtingen voor de Stichting. Er mogen alleen uitkeringen worden gedaan aan één of meer Begunstigden, maar slechts in opvolging van en overeenkomstig de bepalingen van een door de Protector aangemerkte Letter of Wishes. De reikwijdte van artikel 2:285 lid 3 BW moet in deze context worden geplaatst.
5.22.
De Transactie vloeit voort uit artikel 13 van de Eerste LoW. Artikel 13 (‘final distribution’) daarvan bepaalt dat in het daarin genoemde geval de Protector het bestuur van de Stichting opdraagt om een definitieve toekenning van alle activa van de Stichting aan de Begunstigde te doen. Gelet hierop biedt de Eerste LoW dus de mogelijkheid om bij leven van de Vader een schenking van de door de Stichting gehouden aandelen te doen aan de Begunstigde.
5.23.
De Protector heeft dit artikel 13 uit de Eerste LoW genoemd in zijn opdracht aan het bestuur van de Stichting. De Stichting was op grond van de Statuten verplicht de opdracht van de Protector uit te voeren en die opdracht past binnen het doel en het oogmerk van de oprichter van de Stichting. Er is daarom bij de schenking van de Aandelen aan de Begunstigde geen sprake van het doen van een verboden uitkering als bedoeld in artikel 2:285 lid 3 BW.
Ad ii): Voldoet de Zoon niet aan de kwaliteitseisen van Begunstigde?
5.24.
De Curator stelt zich op het standpunt dat de Zoon niet aan de kwaliteitseisen voldoet die artikel 11 lid 3 van de Statuten aan een Begunstigde stelt, omdat de Zoon ten tijde van de Transactie als bestuurder van de Vennootschap zowel onder controle als onder invloed van het bestuur van de Stichting stond. Omdat de Zoon op grond van de Statuten niet kon worden aangewezen als Begunstigde, is het Bestuursbesluit van 17 december 2019 nietig, aldus de Curator. Volgens de Curator betekent dit ook dat het bestuur van de Stichting niet beschikkingsbevoegd was om over het vermogen te beschikken ten behoeve van de Zoon.
5.25.
De rechtbank volgt de Curator niet in de uitleg die hij aan artikel 11 lid 3 van de Statuten geeft, zodat dit geen reden geeft voor een nietig besluit of beschikkingsonbevoegdheid van het bestuur. Artikel 11 lid 3 van de Statuten is namelijk bedoeld om tegen te gaan dat het bestuur van de Stichting en/of de Protector het via een constructie mogelijk maakt dat de uitkeringen bij het bestuur of de Protector terecht komen of bij iemand die onder hun macht staat, bijvoorbeeld door een uitkering te doen aan iemand die direct of indirect ondergeschikt is aan hen. Daarvan is bij het doen van de uitkering aan de Zoon geen sprake: (het voordeel van) de schenking aan de Zoon is niet direct of indirect bij het bestuur van de Stichting of de Protector terecht gekomen en er bestaat ook geen risico dat dit vanwege een machtspositie van het bestuur van de Stichting of de Protector alsnog gebeurt: die machtspositie is er niet ten opzichte van de Zoon. Na de verkrijging van de Aandelen door de Zoon, speelt het bestuur van de Stichting noch de Protector immers nog enige rol ten opzichte van de Zoon of de Aandelen.
Ad iii): Ontbrak het mandaat van de Vader om de Zoon als Begunstigde aan te wijzen?
5.26.
De Curator stelt dat voor de Gewijzigde LoW geldt dat het mandaat van de Vader ontbreekt om de Zoon als enige Begunstigde aan te wijzen. De Settlor en de Protector zijn volgens de Curator buiten het in de Mandaatbrief gegeven mandaat getreden door in strijd met het doel en de strekking van de truststructuur te handelen. Dat doel was het beheer van het vermogen ten behoeve van slechts één Begunstigde: Greb Trust. Voor wijziging van de Begunstigde zou een nieuw mandaat van de Vader nodig zijn. Door het ontbreken van een deugdelijk mandaat heeft geen wijziging van de Begunstigde plaatsgevonden en is de Zoon nooit Begunstigde geworden, aldus de Curator. Daarom is volgens de Curator het Bestuursbesluit tot overdracht van de Aandelen aan een begunstigde die dit niet kan zijn, nietig omdat daarbij is gehandeld in strijd met de Statuten.
5.27.
De Zoon betwist dat de Protector en Settlor een aanvullend mandaat van de Vader nodig hebben. Als de Settlor en de Protector hun mandaat al hebben overtreden, dan bestaat slechts een verbintenisrechtelijke aanspraak jegens hen en heeft dat geen gevolgen voor de Transactie, aldus de Zoon.
5.28.
De rechtbank overweegt als volgt. De Curator valt niet de inhoud van de Eerste LoW aan. Artikel 17 van de Eerste LoW staat toe dat de Eerste LoW gewijzigd wordt. Daarmee staat vast dat het dus mogelijk is dat de Settlor met een opvolgende Letter of Wishes een andere Begunstigde aanwijst, zonder dat de Vader bij deze wijziging direct is betrokken. Met de Gewijzigde LoW van de Settlor is een dergelijke wijziging doorgevoerd, die door de Protector als een Letter of Wishes in de zin van de Statuten is aangemerkt. De Gewijzigde LoW is door de Stichting en de Protector ondertekend voor ‘
acknowlegment and agreement’ als bedoeld in artikel 17 van de Eerste LoW. In de Gewijzigde LoW wordt de Zoon als Begunstigde aangewezen en niet langer Greb Trust. Feitelijk was de Zoon al vanaf 24 september 2015 enig begunstigde van Greb Trust, zodat materieel de aanpassing niet veel verschil maakte. Op grond van artikel 11 van de Statuten moest het bestuur van de Stichting de aanwijzing van de Zoon als (gewijzigde) Begunstigde opvolgen. De Statuten verplichten de Stichting niet om te controleren of de Protector en/of de Settlor binnen het door de Vader aan hen gegeven mandaat zijn gebleven en de Statuten kennen het bestuur van de Stichting daar ook geen mogelijkheid toe. Het argument van de Curator dat vanwege het ontbreken van een mandaat sprake zou zijn van een nietig besluit van het bestuur van de Stichting, gaat dan ook niet op.
Ad iv): Was de Vader ten tijde van het ondertekenen van het Familieprotocol wilsonbekwaam?
5.29.
De Curator stelt dat de Vader ten tijde van de Transactie al niet meer in staat was om zijn wil te bepalen, zodat de Transactie nietig is. Meer specifiek is het Familieprotocol, dat als basis voor de Transactie diende en daarvan de titel vormde, nietig, aldus de Curator. Hij heeft de nietigheid daarvan naar [woonplaats] recht ingeroepen.
5.30.
De Zoon is van mening dat het Familieprotocol geen constitutief vereiste is voor de rechtsgeldigheid van de aandelenoverdracht, zodat een eventuele nietigheid daarvan niet doorwerkt in de Transactie.
5.31.
De rechtbank is van oordeel dat een eventuele wilsonbekwaamheid van Vader ten tijde van de Transactie, geen effect heeft op de door de Stichting gedane ‘final distribution’ aan de Zoon. De rechtbank legt dit hierna uit.
5.32.
Als uitgangspunt geldt dat de Vader in 2015 bij het optuigen van de truststructuur en de benoeming van de Settlor en Protector nog volledig wilsbekwaam was. Verder geldt dat de Aandelen niet door de Vader maar door de Stichting aan de Zoon zijn geleverd, zodat de wilsbekwaamheid van de Vader voor de rechtsgeldigheid van die overdracht geen rol speelt. Dat dit geen rol speelt, blijkt ook uit de in de leveringsakte genoemde stukken die tot de Transactie hebben geleid. Dit zijn: de Eerste LoW, de Gewijzigde LoW, het Distribution Request en het Bestuursbesluit. Bij deze stukken was de Vader geen partij. Dat betekent dat een eventuele wilsonbekwaamheid van de Vader ten tijde van de aandelenoverdracht, geen effect heeft op de door de Stichting gedane ‘final distribution’ aan de Zoon.
5.33.
In de leveringsakte wordt wel het recht van vruchtgebruik genoemd, waarbij de Stichting en de Zoon in die akte erkennen dat is overeengekomen dat de ‘final distribution’ van de Aandelen plaatsvindt onder de voorwaarde dat de Zoon een vruchtgebruik op de Aandelen zal vestigen ten behoeve van de Vader. Het is onduidelijk of met de erkenning van wat is overeengekomen in de leveringsakte het Familieprotocol wordt bedoeld. Indien dat het geval is, betekent dat nog niet dat het Familieprotocol de titel en/of de beschikkingsbevoegdheid van het bestuur van de Stichting tot het leveren van de Aandelen bepaalt. De titel wordt – zo blijkt uit de leveringsakte – door de andere stukken gevormd en niet door het Familieprotocol.
5.34.
Daarnaast: het Familieprotocol is op 10 december 2019 ondertekend door de Vader, terwijl hij pas op 24 september 2021 onder curatele is gesteld. De vrederechter heeft de Vader op 16 december 2019 tijdens een zitting gesproken en uit het verslag van de vrederechter van die zitting blijkt dat de rechter er niet van overtuigd is dat (op dat moment) beschermende maatregelen nodig zijn. Het zittingsverslag van 16 december 2019 eindigt namelijk met de zin dat de rechter zal voorstellen om van alle maatregelen af te zien. De ondertekening van het Familieprotocol door de Vader vond plaats kort voor dit verhoor. De stelling van de Curator dat een geldige titel voor de eigendomsoverdracht van de Aandelen ontbreekt, slaagt ook daarom niet.
Ad 5): Is sprake van kwade opzet?
5.35.
De Curator stelt dat voor de beoordeling van de rechtsgeldigheid van de Transactie niet naar het formele proces op stichtingsniveau moet worden gekeken, maar dat alle omstandigheden in ogenschouw moeten worden genomen, zodat uitgegaan moet worden van een vooropgezet plan (kwade opzet) aan de kant van de Zoon. De Curator heeft in dit verband toegelicht dat in de truststructuur de Vader aan het roer stond en degene was die steeds instructies gaf aan de Settlor en de Protector. Het was Vader die aan de touwtjes trok en zijn wil was niet om al bij leven te schenken en dat wist de Zoon, aldus de Curator.
5.36.
De Zoon betwist dat sprake is van een kwade opzet. De Zoon voert aan dat hij al snel na het optuigen van de truststructuur de enige Begunstigde was en dat niemand binnen de familie bezwaar heeft gemaakt tegen de Transactie.
5.37.
De rechtbank constateert dat de Curator geen eis in reconventie heeft ingesteld. Desgevraagd ter zitting, heeft (de advocaat van) de Curator aangegeven dat daar (niet nader genoemde) redenen voor zijn. Dat kan zo zijn, maar de beoordeling van de rechtsstrijd tussen partijen, vindt (slechts) plaats binnen hetgeen is gevorderd door de Zoon. De vraag is dus of eventuele kwade opzet van de Zoon een reden kan zijn om de gevorderde verklaring voor recht af te wijzen. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. Voor de gevorderde verklaring voor recht is relevant dat het bestuur van de Stichting binnen haar bevoegdheden is gebleven en de Protector en de Settlor hun rollen hebben vervuld zoals die in de Statuten staan opgenomen. De Zoon is formeel slechts de ontvanger van de schenking van de Aandelen door de Stichting en het bestuur van de Stichting was beschikkingsbevoegd om de Aandelen aan hem te leveren, terwijl de besluitvorming die daaraan voorafging, juridisch niet aantastbaar is gebleken. De Zoon heeft via zijn advocaat de wens kenbaar gemaakt om de Aandelen geschonken te krijgen, maar dat betekent nog niet dat hij daarbij kwade opzet had en bewust tegen de wil van de Vader om bij leven te schenken is ingegaan. Er is dan ook onvoldoende aanleiding om de gevorderde verklaring voor recht af te wijzen vanwege een onvoldoende uitgewerkt betoog van kwade opzet.
5.38.
De Curator noemt namelijk onvoldoende feiten en omstandigheden, die – indien bewezen – de conclusie rechtvaardigen dat de Vader bij leven niet wilde schenken. Dat de Vader niet bij leven wilde schenken is niet terug te lezen in de Mandaatbrief. Uit artikel 13 van de Eerste LoW blijkt bovendien het tegendeel, omdat dit artikel het mogelijk maakt dat al het vermogen uit de Stichting overgaat op de Begunstigde als blijkt dat de truststructuur niet langer efficiënt is voor de groep waar de Stichting onderdeel van uitmaakt, of voor enig andere Nederlandse partij binnen de groep, of voor de Begunstigde. Dat de Vader zich na het opstellen van de Mandaatbrief nog actief bezig hield met de trust en de Protector uit eigener beweging actief aanstuurde, blijkt ook nergens uit. Achter de Protector gingen steeds dezelfde advocaten schuil, die door beide partijen als de jarenlange vertrouwelingen van de Vader worden beschouwd, zodat het ook niet aannemelijk is dat zij zich lieten aansturen door de Zoon, tegen de wil van de Vader in. Evenmin is gebleken dat de Protector en de Settlor op initiatief van (de advocaat van) de Zoon buiten hun volmacht zijn getreden.
5.39.
Dat het initiatief van het wijzigen van de Begunstigde en de Transactie van de Zoon is gekomen, maakt dit ook niet anders. Dat staat hem namelijk in beginsel vrij. Dat hij daarbij op het oog had dat de Settlor, de Protector en de Stichting in strijd zouden handelen met respectievelijk hun opdracht, mandaat en de Statuten, is niet gebleken.
5.40.
Daarbij komt dat weliswaar sprake is van een schenking van de Aandelen, maar uit het Familieprotocol blijkt dat de Zoon goed voor ogen had dat de waarde van die schenking uiteindelijk zou worden betrokken bij een toekomstige verdeling van de nalatenschap. Het gaat dus niet om een situatie waarbij hij heimelijk vermogen naar zich toe heeft getrokken om zichzelf definitief te bevoordelen boven zijn broers, althans daar is door de Curator onvoldoende onderbouwing aan gegeven, terwijl de stukken eerder in een andere richting wijzen.
5.41.
De Curator wijst in dit verband nog op de intrekking van het vruchtgebruik door de Vader nog geen jaar na het verstrekken ervan, toen de gezondheid van Vader nog verder verslechterd was. De Vader zou een afstandsverklaring zijn voorgelegd als onderdeel van een vooropgezet plan van de Zoon. Dit is echter voor de beoordeling van de rechtsgeldigheid van de Transactie niet relevant: een eventueel gebrek in de afstandsverklaring van het vruchtgebruik tast namelijk de overdracht van de Aandelen niet aan. De Zoon betwist bovendien dat hij het doen van afstand van het vruchtgebruik door Vader heeft geregisseerd. Niet gebleken is dat de Zoon het contact had met de Nederlandse advocaten. Hij stelt dat die door de vertrouwelingen van Vader zijn ingeschakeld. De Curator heeft niet aangetoond of gesteld dat dit anders is.
5.42.
Het valt de rechtbank ten slotte op dat de Curator, die is aangesteld omdat de Vader (inmiddels) niet wilsbekwaam wordt geacht, meent achteraf de bedoelingen van de Vader te kunnen duiden, ook over de periode dat hij nog volledig wilsbekwaam was in 2015 bij het opstellen van de Mandaatbrief en optuigen van de trust. De opgezette truststructuur zet het vermogen van de Vader weg bij de Stichting en geeft zeer ruime bevoegdheden aan de Protector. Het is onduidelijk gebleven op basis van welke informatie de Curator na zijn aanstelling de bedoeling van de Vader achteraf duidt, terwijl de Vader niet meer wilsbekwaam wordt geacht. Het is dus de vraag welke waarde aan de uitlatingen van de Vader tegenover de Curator moet worden toegekend. Dit geldt te meer omdat binnen de familie geen bezwaar is gemaakt tegen de Transactie en het doen van afstand door de Vader van het vruchtgebruik op de Aandelen.
Conclusie van de vordering ingesteld tegen de Curator
5.43.
De conclusie is dan ook dat geen van de verweren van de Curator slagen en de Transactie rechtsgeldig en verbindend is in die zin dat de door de Curator in deze procedure genoemde redenen niet tot een nietigheid of vernietigbaarheid van de Transactie leiden. De gevorderde verklaring voor recht ligt daarom in zoverre tegenover de Curator voor toewijzing gereed.
De vorderingen ingesteld tegen de Vennootschap
5.44.
Tegen de Vennootschap is verstek verleend. De vorderingen ingesteld tegen de Vennootschap worden toegewezen omdat deze de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomen. De Zoon vordert geen proceskosten van de Vennootschap.
Proceskosten
5.45.
De Curator wordt in de proceskosten van de Zoon veroordeeld, omdat hij ongelijk krijgt. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van de Zoon als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
125,03
- griffierecht
314,00
- salaris advocaat
1.196,00
(2,00 punten × € 598,00)
Totaal
1.635,03
vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling.
5.46.
De Zoon vordert daarnaast veroordeling van de Curator in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De rechtbank zal daarom de eventueel te maken nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

6.De beslissing

De rechtbank
In de zaak tegen [gedaagde2]:
6.1.
verleent verstek tegen [gedaagde2] pro se;
6.2.
wijst de vorderingen ingesteld tegen [gedaagde2] pro se af;
In de zaak tegen de Vader:
6.3.
verklaart de Zoon niet-ontvankelijk in zijn vorderingen tegen de Vader;
In de zaak tegen de Curator en de Vennootschap:
6.4.
verklaart voor recht dat de aandelenoverdracht in Geogroup Holding B.V. van 19 december 2019 rechtsgeldig en verbindend is en dat de Curator zich niet op de (ver)nietig(baar)heid daarvan kan beroepen,
6.5.
veroordeelt de Curator in de proceskosten van de Zoon, aan de zijde van de Zoon tot dit vonnis vastgesteld op € 1.635,03, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het verschuldigde met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.6.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.K. Korteweg en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2023.
1621