ECLI:NL:RBNHO:2023:3706

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
10249204 \ WM VERZ 22-1220
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boete wegens geslotenverklaring en hoorplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 17 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie (boete) die aan betrokkene was opgelegd voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen deze boete, die was opgelegd door de officier van justitie. De zitting vond plaats op 21 maart 2023, waarbij de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de gemachtigde van betrokkene niet. De officier van justitie heeft verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de stukken van de zaak, waaronder verklaringen van de buitengewoon opsporingsambtenaar. Betrokkene heeft geen feiten of omstandigheden aangedragen die aanleiding geven om aan de bevoegdheid van de ambtenaar te twijfelen. De enkele betwisting van de bevoegdheid was niet voldoende om de boete te vernietigen. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd.

Daarnaast heeft de gemachtigde van betrokkene aangevoerd dat de boete met 25% verlaagd moest worden omdat betrokkene niet was gehoord in het administratief beroep bij de officier van justitie. De kantonrechter erkende dat de hoorplicht was geschonden, maar oordeelde dat dit niet leidde tot een verlaging van de boete. De schending van de hoorplicht was niet gelijk aan eerdere uitspraken van het Gerechtshof, omdat betrokkene in dit geval wel was bijgestaan door een gemachtigde. De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard, maar de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep tegen de beschikking waarbij de boete was opgelegd ongegrond verklaard. Proceskosten werden niet toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10249204 \ WM VERZ 22-1220
CJIB-nummer : 247894358
Uitspraakdatum : 17 april 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. I.N.D.J. Rissema

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 maart 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

Aan betrokkene is een boete opgelegd voor handelen in strijd met een geslotenverklaring. Betrokkene is het niet eens met die boete en met de beslissing van de officier van justitie daarover.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken van de zaak – met name het zaakoverzicht en de verklaring(en) van de buitengewoon opsporingsambtenaar – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om daaraan te twijfelen.
Er is ook geen grond om te oordelen dat de buitengewoon opsporingsambtenaar niet bevoegd was om de boete op te leggen, zoals de gemachtigde van betrokkene stelt. Uitgangspunt is dat van de bevoegdheid van die ambtenaar mag worden uitgegaan. [1] Alleen als die bevoegdheid gemotiveerd wordt betwist, kan er reden zijn om daarover anders te oordelen. Dat is hier niet het geval. De enkele betwisting van de bevoegdheid is daarvoor niet genoeg.
De boete is dus terecht opgelegd.
De gemachtigde van betrokkene heeft verder gesteld dat de boete moet worden verlaagd met 25%, omdat betrokkene in het administratief beroep bij de officier van justitie niet is gehoord. Daarbij is verwezen naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. [2] In die uitspraak heeft het hof geoordeeld dat bij betrokkenen die zonder hulp van een (professioneel) gemachtigde in beroep gaan, de officier van justitie structureel het recht schendt om te worden gehoord. Het hof heeft daarom de boete met 25% verlaagd, mede omdat er geen concreet zicht bestaat op een oplossing daarvoor.
De gemachtigde van betrokkene heeft op zichzelf gelijk dat de officier van justitie ook in dit geval de hoorplicht heeft geschonden. De gemachtigde en betrokkene zijn namelijk niet ‘fysiek’ of telefonisch gehoord door de officier van justitie. Er is ook geen toestemming gegeven om daarvan af te zien. Het beroep is daarom gegrond en de beslissing van de officier van justitie zal worden vernietigd wegens een schending van de hoorplicht.
De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om de boete met 25% te verlagen. De schending van de hoorplicht die hier aan de orde is, kan niet gelijk worden gesteld met de schending waarover het hof oordeelde. In dit geval gaat het niet om een betrokkene die zonder professioneel gemachtigde in beroep is gegaan, maar werd betrokkene bijgestaan door een gemachtigde. Bovendien is die gemachtigde door de officier van justitie in de gelegenheid gesteld om het beroep schriftelijk toe te lichten en is daarvan ook gebruik gemaakt. Er is dus geen sprake van het geheel achterwege laten van iedere vorm van horen van een betrokkene zonder gemachtigde. Overigens is het de kantonrechter ambtshalve bekend dat professioneel gemachtigden maar zeer zelden betrokkenen meenemen naar een (hoor)zitting, zodat de schending van de hoorplicht in dit soort gevallen ook in zoverre een ander karakter en gevolg heeft dan in de uitspraak van het hof.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen. Het beroep van betrokkene wordt weliswaar gegrond verklaard, maar betrokkene krijgt inhoudelijk ongelijk. De boete is immers terecht opgelegd en de beschikking waarbij de boete is opgelegd, wordt ook niet vernietigd of gewijzigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd, ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 april 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2022:3347.
2.Zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2022:9934.