4.2Bij brief van 22 februari 2021 heeft verweerder derde-partij om een zienswijze gevraagd, omdat derde-partij voorkomt in één of meer documenten waar het Wob-verzoek van eiser op ziet. Verweerder heeft van derde-partij een zienswijze ontvangen.
5. Verweerder heeft het verzoek deels ingewilligd en de openbaarmaking van een gedeelte van de gevraagde documenten afgewezen. Aan dit besluit heeft verweerder – voor zover van belang – ten grondslag gelegd dat de documenten met nummers 29, 31, 32, 33 (voor zover het document reacties van externe derden beschrijft) en 53a reacties bevatten op voorgelegde conceptdocumenten van partijen (KLM respectievelijk ISMS, AAS en wederom KLM) die mogelijk ook een eigen belang hebben dan uitsluitend reageren op documenten vanuit hun ervaring en deskundigheid. Voor een zorgvuldige en effectieve informatievoorziening is het noodzakelijk dat dergelijke reacties op voorgelegde conceptdocumenten op vertrouwelijke basis verstrekt kunnen worden. Door openbaarmaking zullen de betrokkenen in de toekomst terughoudender zijn om aan de totstandkoming van rapportages mee te werken indien zij er niet op kunnen vertrouwen dat de informatie vertrouwelijk blijft. Het belang van een goede samenwerking van betrokken partijen en het belang van een zorgvuldige en effectieve informatievoorziening wegen volgens verweerder zwaarder dan het algemeen belang van openbaarmaking. Gelet hierop heeft verweerder de openbaarmaking van deze documenten met toepassing van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob geweigerd.
De documenten 2, 3, 5 tot en met 14, 20, 21, 28, 30, 33, 38 tot en met 48 en 90 tot en met 100 zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad en bevatten persoonlijke beleidsopvattingen. Verweerder heeft de openbaarmaking van deze documenten met toepassing van artikel 11, eerste lid, van de Wob geweigerd. Verweerder is niet bereid de informatie te verstrekken in niet tot personen herleidbare vorm als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de Wob, omdat verweerder de beleidslijn hanteert dat persoonlijke beleidsopvattingen (geanonimiseerd) in beginsel openbaar gemaakt worden als deze ouder zijn dan vijf jaar, behalve in bijzondere omstandigheden. Daarnaast kunnen persoonlijke beleidsopvattingen (geanonimiseerd) openbaar worden gemaakt om een onjuist of onvolledig beeld over besluitvorming te herstellen of als het Wob-verzoek betrekking heeft op een politiek-bestuurlijk (hoog)gevoelig dossier. In dit geval heeft het verzoek betrekking op informatie die niet ouder is dan vijf jaar. De overige genoemde situaties zijn niet op het verzoek van toepassing. Voorts vergt een goede en democratische bestuursvoering ook niet dat van alle rapporten die door verweerder worden uitgebracht ook concepten en andersoortige voorbereidende informatie met persoonlijke beleidsopvattingen openbaar worden gemaakt.
De documenten 36, 40 en 45 betreffen werkdocumenten aan de hand waarvan door medewerkers van verweerder in drie werksessies het hoofdstuk Uitstoot in de “Staat van Schiphol 2019” is opgesteld. Deze documenten bevatten ook milieu-informatie. De documenten 41 en 47 hebben betrekking op de geluidgerelateerde hoofdstukken van de Staat en bevatten ook milieu-informatie (maar geen emissiegegevens). Alle documenten zijn opgesteld in het kader van intern beraad en bevatten ook persoonlijke beleidsopvattingen. Volgens verweerder is sprake van een zwaarwegend belang om intern, tussen ambtenaren onderling, vertrouwelijk van gedachten te kunnen wisselen om een zorgvuldige Staat van Schiphol tot stand te brengen die correcte gegevens bevat. Dit belang weegt zwaarder dan het algemeen belang van openbaarmaking. Verweerder heeft de openbaarmaking van deze documenten daarom met toepassing van artikel 11, vierde lid, van de Wob geweigerd. Voorts acht verweerder het niet in het belang van een goede en democratische bestuursvoering om concepten van documenten met incomplete gegevens openbaar te maken. Daarbij weegt verweerder mee dat voorkomen moet worden dat van eenzelfde document meerdere versies in het publieke domein in omloop zijn, met als mogelijk gevolg dat onduidelijkheid ontstaat over de inhoud van het betreffende document. Verweerder ziet daarom geen aanleiding om met toepassing van artikel 11, tweede lid, van de Wob in niet tot personen herleidbare vorm informatie te verstrekken over deze persoonlijke beleidsopvattingen. Dat met de weigering het Verdrag van Aarhus en de daarmee gepaard gaande verordeningen worden genegerd kan verweerder niet volgen. Het Verdrag van Aarhus is geïmplementeerd in artikel 3, eerste, vierde en vijfde lid, en artikel 4, tweede lid, aanhef en onder b, en vierde lid, van Richtlijn 2003/4/EG inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie. Deze bepalingen zijn vervolgens geïmplementeerd in artikel 3, derde en vierde lid, artikel 5, artikel 7, tweede lid, en artikel 10, eerste lid, aanhef, en tweede lid, aanhef en onder a, van de Wob. Verweerder heeft met het bestreden besluit toepassing gegeven aan deze bepalingen van de Wob en daarmee uitvoering gegeven aan het Verdrag.
6. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennisgenomen van de door verweerder vertrouwelijk overgelegde documenten. Ter zitting is vastgesteld dat verweerder per abuis een versie van document 53a heeft overgelegd zonder de daarbij geschreven opmerkingen. De rechtbank heeft ter zitting alsnog kennisgenomen van document 53a met de daarbij geschreven opmerkingen.
Is de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob van toepassing?