ECLI:NL:RBAMS:2021:3335

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4496
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van documenten met betrekking tot de groei van Schiphol en milieu-informatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan over een WOB-verzoek van De Volkskrant B.V. aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat. Het verzoek betrof de openbaarmaking van 286 documenten die verband houden met de groei van Schiphol, waaronder concepten van milieu-effect rapportages (MER). De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister bij de belangenafweging niet alle relevante milieu-informatie, zoals CO2-emissies en geluidsbelasting, in overweging heeft genomen. De rechtbank oordeelt dat de minister de documenten niet volledig mocht weigeren op basis van de WOB, omdat niet in alle gevallen sprake was van vertrouwelijke bedrijfsinformatie of persoonlijke beleidsopvattingen. De rechtbank heeft het bestreden besluit van de minister vernietigd en de minister opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank benadrukt dat het belang van openbaarheid van milieu-informatie voorop staat. Tevens is bepaald dat de minister het griffierecht aan eiseres moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/4496

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

De Volkskrant B.V., te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: E.T. Verwiel),
en

de minister van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder

(gemachtigden: mr. E. Koornwinder, [naam 1] en [naam 2] ).
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
Schiphol Group N.V., te Schiphol,
(gemachtigde: mr. M. Rijke) en
het bestuur van Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL), te Schiphol.
(gemachtigde: mr. M.T. Vesseur).

Procesverloop

Bij besluit van 17 februari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist op een verzoek van eiseres om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob).
Bij besluit van 10 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2021.
Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De derde-partijen zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Eiseres heeft toestemming gegeven om kennis te nemen van de 8:29 stukken.

Overwegingen

1. Eiseres heeft per brief van 10 juli 2019 een Wob-verzoek ingediend, naar aanleiding van de nota van verweerder van 5 juli 2019 waarin kenbaar is gemaakt dat het aantal vluchten op Schiphol mag groeien. Eiseres heeft verzocht om de volgende stukken:
- documenten over het tijdvak van januari 2019 tot en met 10 juli 2019 die verband houden met voornoemde nota;
- documenten over de effecten op het milieu van de voorgestelde stijging, ook informatie over de verhouding tussen de stijging van het aantal vluchten en de stikstofuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019;
- documenten over de voorwaarden voor de groei van het aantal vluchten op Schiphol.
2. Met het primaire besluit heeft verweerder meegedeeld dat 286 documenten (inclusief bijlagen) zijn aangetroffen. Verweerder heeft een aantal documenten geheel of gedeeltelijk openbaar gemaakt. De overige documenten heeft verweerder geweigerd openbaar te maken.
Verweerder heeft de volgende weigeringsgronden toegepast:
  • vertrouwelijk meegedeelde bedrijfs- en fabricagegegevens (artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob);
  • het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob);
  • het belang dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie (artikel 10, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wob);
  • het belang van het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling (artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob);
  • persoonlijke beleidsopvattingen uit intern beraad (artikel 11, eerste lid, van de Wob);
  • persoonlijke beleidsopvattingen uit intern beraad en milieu-informatie (artikel 11, vierde lid, van de Wob).
Het Wob-verzoek heeft onder meer betrekking op een aantal concept MER [1] -documenten of documenten die hiermee verband houden. Voorzover deze MER-documenten zijn geweigerd op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob en milieu-informatie bevatten in de zin van artikel 19.1a, eerste lid, onder a, van de Wet milieubeheer, zijn ze voor waar het om milieu-informatie handelt geweigerd op grond van artikel 11, eerste lid, juncto vierde lid, van de Wob. Dit geldt in ieder geval voor de documenten 3.1, 4.1, 5.1, 7.1, 59, 59.1, 60.1, 66, 87, 89, 125, 125.1, 159, 159.1, 162, 162.1, 163 en 164 (18 documenten). De overige 38 MER-documenten (documenten 28.1, 39.1, 40.1, 89.6, 92.1, 114, 117, 118, 118.1, 119, 119.1, 119.2, 122.1, 128.1, 128.2, 128.3, 128.4, 131.1, 131.2, 139, 157.1, 165, 166, 167, 168, 169, 170, 171, 172, 173, 174, 175, 176, 177, 178, 179, 180 en 181 zijn geweigerd op de weigeringsgrond van artikel 11, eerste lid, juncto vierde lid. Ten aanzien van de MER-documenten stelt verweerder zich subsidiair op het standpunt dat de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder f, van de Wob van toepassing is.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en de eerdere beslissing onder aanvulling van de motivering gehandhaafd. De inventarislijst is vanwege een aantal onvolkomenheden iets aangepast. Een aantal stukken valt bij nader inzien buiten het verzoek.
Standpunten partijen
4. De rechtbank zal bij de beoordeling de standpunten van partijen bespreken.
Beoordeling rechtbank
5. De rechtbank heeft het toepasselijke juridisch kader opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
6. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiseres de gronden gericht tegen de conceptversies van de MER heeft laten vallen, omdat er inmiddels een definitieve MER is. Eiseres heeft op de zitting desgevraagd laten weten dat het nog wel gaat om de communicatie/informatie eromheen.
Algemene grond
7. Eiseres heeft als meest verstrekkende grond aangevoerd dat sprake is van een gebrekkige motivering, omdat niet per documentonderdeel is aangegeven welke weigeringsgrond van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding voor vernietiging van het bestreden besluit op deze algemeen geformuleerde beroepsgrond, maar zal het bestreden besluit per concreet aangevochten en door verweerder gebruikte weigeringsgrond beoordelen.
Toepassing van de weigeringsgronden
Artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob (vertrouwelijk meegedeelde bedrijfs- en fabricagegegevens)
8. Verweerder heeft deze weigeringsgrond toegepast bij de integrale weigering om document 82.1 openbaar te maken.
Eiseres betwist dat dit document geheel bestaat uit bedrijfs- en fabricagegegevens. Deze weigeringsgrond moet naar zijn aard immers restrictief worden uitgelegd.
9. De rechtbank stelt na kennisneming vast dat dit document informatie van KLM bevat in het kader van de onderbouwing voor de noodzakelijke groei van Schiphol. Omdat bekendmaking van deze informatie de concurrentiepositie van KLM kan schaden, is de rechtbank van oordeel dat deze informatie als bedrijfs- en fabricagegegevens moet worden aangemerkt. Dit geldt voor alle informatie in het document. De informatie is ook nog voldoende actueel. Verweerder heeft integrale openbaarmaking van dit document terecht op deze grond geweigerd.
Artikel 11, eerste lid, van de Wob (persoonlijke beleidsopvattingen uit intern beraad juncto het vierde lid van de Wob (milieu-informatie)
10. Verweerder heeft deze weigeringsgrond van toepassing geacht bij de (gedeeltelijke) openbaarmaking van de MER-documenten die zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad en zowel persoonlijke beleidsopvattingen als milieu-informatie bevatten.
Eiseres voert aan dat niet in alle gevallen sprake is van externe derden die uitsluitend adviseren in het belang van verweerder. Partijen als Schiphol Group N.V., Stichting leefomgeving Schiphol, KLM en het RIVM behartigen overduidelijk een eigen belang. In dat geval vervalt het interne karakter van het beraad. Verder betwist eiseres dat alle (onderdelen) van documenten uitsluitend persoonlijke beleidsopvattingen bevatten en dat de daarin opgenomen feitelijke gegevens zodanig met de persoonlijke beleidsopvattingen zijn verweven, dat openbaarmaking niet gerechtvaardigd zou zijn.
11. De rechtbank heeft kennisgenomen van de documenten 3.1, 28.1, 66, 87, 92.1, 119.2, 128 en 162.

Intern beraad

12. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft overwogen in de uitspraak van 20 december 2017, volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 11 van de Wob (Kamerstukken II 1986/87, 19 859, nr. 3, blz. 13) dat het interne karakter van een stuk wordt bepaald door het oogmerk waarmee dit is opgesteld. [2] Degene die het document heeft opgesteld moet de bedoeling hebben gehad dat dit zou dienen voor hemzelf of voor het gebruik door anderen binnen de overheid. Ook documenten die afkomstig zijn van externe derden, kunnen worden aangemerkt als documenten die zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad indien de documenten met dat oogmerk zijn opgesteld. Het interne karakter van het beraad komt evenwel te vervallen wanneer daaraan het karakter van advisering of gestructureerd overleg moet worden toegekend.
13. Zoals de Afdeling verder in voornoemde uitspraak heeft overwogen, ontvalt aan een beraad het interne karakter indien daarbij een externe is betrokken die een eigen belang behartigt dat als zodanig bij het beraad een rol speelt. Hij adviseert in dat geval niet, of niet uitsluitend, in het belang van het bestuursorgaan dat hem om advies vraagt, maar zijn inbreng wordt (mede) ingegeven door een eigen belang bij de uitkomst van het beraad. Documenten van externe derden, zoals bedoeld in de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 11 van de Wob, die zijn opgesteld met het oog op intern beraad, kunnen naar het oordeel van de Afdeling slechts onder intern beraad vallen in het geval dat de externe derde geen ander belang heeft dan het bestuursorgaan vanuit de eigen ervaring en deskundigheid een opvatting te geven over een bestuurlijke aangelegenheid.
14. Document 3.1 (advies 21 januari 2019 – sector) is afkomstig van de omgevingsraad van Schiphol. Document 28.1 (samenvatting uitgangspunten MER Nieuwe Normen- en Handhavingsstelsel Schiphol (NNHS)) is afkomstig van het RIVM. Document 66 (RE_ Concept MER) is afkomstig van BSK (onderdeel van verweerder). Document 87 (Concept MER voor het Nieuwe Normen- en Handhavingsstelsel) is afkomstig van Schiphol. Document 92.1(Errata (NLR-CR-2016-110)) is afkomstig van het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR). Document 119.2 (bevindingen document MER Nieuwe Normen- en Handhavingsstelsel Schiphol) is afkomstig van het ministerie van LVN. Document 128.2 (Bevindingen document MER Nieuwe Normen- en Handhavingsstelsel Schiphol (NNHS) deel 1-4) is eveneens afkomstig van het RIVM. Document 162 (FW_ Stuurgroep MER) is afkomstig van DGB (noot rechtbank: onderdeel van verweerder).
15. Niet in geschil is dat als het gaat om stukken van verweerder zelf, deze stukken onder intern beraad kunnen vallen. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat documenten van externe derden als het RIVM en het ministerie van LVN onder intern beraad kunnen vallen, omdat deze externen geen ander belang hebben dan verweerder vanuit de eigen ervaring en deskundigheid te informeren. Het betreft concepten die zijn opgesteld in de voorbereiding van een eventuele definitieve MER. Daarmee zijn deze documenten onderdeel van de voorbereiding van de besluitvorming en aan te merken als documenten opgesteld ten behoeve van het interne beraad.
16. De rechtbank is verder van oordeel dat de documenten 87 en 92.1 niet kunnen worden aangemerkt als stukken die zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad. Document 87 is afkomstig van Schiphol Group. Uit de begeleidende mail (document 92) blijkt dat document 92.1 door Schiphol Group is doorgestuurd naar onder meer verweerder. Van Schiphol Group kan niet worden gezegd dat zij niet opkomt voor een eigen zakelijk belang. Schiphol Group heeft immers belang bij de groei van Schiphol. Beide documenten kunnen daarom niet worden aangemerkt als document opgesteld met het oog op intern beraad. De motivering van verweerder is niet te volgen.
Persoonlijke beleidsopvattingen
17. Vervolgens is de vraag of de door verweerder al dan niet gedeeltelijke geweigerde documenten kunnen worden aangemerkt als persoonlijke beleidsopvattingen. Onder persoonlijke beleidsopvatting wordt verstaan een opvatting, voorstel, aanbeveling of conclusie van een of meer personen over een bestuurlijke aangelegenheid en de daartoe door hen aangevoerde argumenten (zie artikel 1, aanhef en onder f, van de Wob). De rechtbank is van oordeel dat dat bij voornoemde documenten het geval is.
18. Feitelijke gegevens zijn geen persoonlijke beleidsopvattingen en kunnen daarom in beginsel niet op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob worden geweigerd. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het niet mogelijk is om de feitelijke gegevens die in voornoemde documenten zijn opgenomen te scheiden van de persoonlijke beleidsopvatting vanwege nauwe verwevenheid.
Belangenafweging bij milieu-informatie
19. Niet in geschil is dat de onder overweging 11 genoemde documenten milieu-informatie bevatten. In dat geval dient op grond van artikel 11, vierde lid, van de Wob het belang van de bescherming van persoonlijke beleidsopvattingen van geval tot geval te worden afgewogen tegen het door artikel 2, eerste lid, van de Wob vooropgestelde belang van openbaarheid. Dit betekent dat in het geval van milieu-informatie enerzijds het belang van openbaarheid in beginsel vooropstaat, maar dat dit belang anderzijds moet worden afgewogen tegen alle legitieme belangen die zich tegen openbaarmaking verzetten.
20. Bij voornoemde documenten heeft verweerder het belang van bescherming van de persoonlijke beleidsopvattingen afgewogen tegen het belang van openbaarmaking van de milieu-informatie. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het belang van de bescherming van de in voormelde documenten opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het belang van openbaarmaking van de daarin opgenomen milieu-informatie. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat veel documenten in de conceptfase van de MER zijn uitgewisseld. In die fase van voorbereiding weegt zwaar dat partijen in een vertrouwelijke sfeer onderling informatie en opvattingen kunnen uitwisselen. Voorts overweegt de rechtbank dat verweerder in dit kader gewicht heeft mogen toekennen aan de omstandigheid dat de uiteindelijke versies van voormelde documenten openbaar zijn gemaakt in het kader van de MER, zodat de desbetreffende milieu-informatie terug te vinden is.
21. De rechtbank is echter van oordeel dat het voorgaande niet geldt voor document 87. Bij dit van de Schiphol Group N.V. afkomstige document had verweerder in de belangenafweging moeten betrekken dat dit document onder andere betrekking heeft op informatie over CO2-emissies in het milieu. Dat is ten onrechte nagelaten. Ook om deze reden (zie ook onder overweging 16) kan de weigering van dit document de rechterlijke toets niet doorstaan.
Artikel 11, eerste lid, van de Wob (persoonlijke beleidsopvattingen uit intern beraad)
22. Verweerder heeft deze weigeringsgrond onder meer van toepassing geacht bij de documenten 6.1, 25.1, 30.1, 50 en 111.5. Eiseres stelt zich in het algemeen op het standpunt dat alle documenten die onder het Wob-verzoek vallen, informatie over het milieu bevatten zodat verweerder in alle gevallen een belangenafweging had moeten maken. Volgens verweerder is in de (gedeeltelijk) geweigerde documenten geen sprake van milieu-informatie, omdat het geen gegevens zijn over de toestand van het milieu of de activiteiten of maatregelen die hierop een ongunstige of gunstige invloed kunnen hebben.
23. Document 6.1 is een brief van verweerder aan de Projectdirecteur van Schiphol en de Projectleider Luchtvaartnota. Nog daargelaten de vraag of sprake is van persoonlijke beleidsopvattingen, is de rechtbank van oordeel dat deze brief geen intern karakter kan hebben nu deze is gericht aan een externe derde.
24. Ten aanzien van de documenten 25.1, 30.1 en 50 is de rechtbank van oordeel dat zonder nadere motivering niet valt in te zien dat deze documenten (en de daaraan gelinkte stukken) geen betrekking hebben op milieu-informatie. Het gaat immers over geluidsbelasting. In het geval van milieu-informatie dient verweerder een belangenafweging te maken als bedoeld in artikel 11, vierde lid, van de Wob. Verweerder heeft dat niet gedaan.
25. Ten aanzien van document 111.5 is de rechtbank van oordeel dat niet valt in te zien hoe het in deze concept luchtvaartnota niet gaat over milieu-informatie. Deze nota, waarvan inmiddels een definitieve versie openbaar is gemaakt, is ook de aanleiding geweest voor het Wob-verzoek van eiseres.
Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob (het belang van het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling)
26. Verweerder heeft deze weigeringsgrond toegepast bij de 18 MER-documenten [3] voorzover zij geen milieu-informatie bevatten en bij de concept MER-documenten afkomstig van externe derden met een eigen belang (Schiphol Group N.V., Stichting Leefomgeving Schiphol en KLM).
Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom deze documenten op deze grond zijn geweigerd.
27. De rechtbank heeft kennisgenomen van de documenten 26, 42, 50.1, 55.2, 150.1 en 160. In deze documenten is informatie opgenomen over het luchtvaartbeleid en de daarmee samenhangende effecten.
28. Deze documenten zijn volgens verweerder opgesteld in het kader van de voorbereiding van de besluitvorming met betrekking tot de verdere ontwikkeling van Schiphol. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het voor een zorgvuldige en effectieve besluitvorming noodzakelijk is dat dergelijke gegevens op vertrouwelijke basis verstrekt kunnen worden. Door openbaarmaking zullen de betrokken medewerkers of externen in de toekomst terughoudender zijn om aan interne onderzoeken mee te werken indien zij er niet op kunnen vertrouwen dat verweerder deze informatie vertrouwelijk houdt.
29. De rechtbank volgt de door verweerder gegeven motivering voor de documenten 26, 42, 55.2, 150.1. Verweerder mocht het belang van goede samenwerking van betrokken partijen en het belang van een zorgvuldige en effectieve besluitvorming, zwaarder laten wegen dan het algemeen belang van openbaarmaking.
30. Met betrekking tot de documenten 50.1 en 160 overweegt de rechtbank als volgt.
Deze documenten hebben betrekking op baansimulaties en de gevolgen daarvan (document 50.1) en op geluidshinder (document 160). Voor zover geen sprake is van milieu-informatie, volgt de rechtbank verweerder zonder nadere motivering niet in het standpunt dat openbaarmaking leidt tot terughoudendheid in het delen van deze informatie. Bij document 50.1 gaat het immers om baansimulaties van een daarin gespecialiseerd bedrijf (To70 B.V.) en bij document 160 gaat het om mogelijke werkafspraken rond verder onderzoek.
Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob (bescherming persoonsgegevens)
31. De rechtbank heeft bij de beoordeling van de hierboven genoemde documenten die in de steekproef zijn betrokken, de beoordeling van deze weigeringsgrond meegenomen. Eiseres verzet zich niet tegen het wegstrepen van persoonsgegevens, zolang het inderdaad daartoe beperkt is gebleven. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze weigeringsgrond telkens terecht heeft toegepast, omdat het inderdaad gaat om persoonsgegevens.
De conclusie
32. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit de (gedeeltelijke) weigering tot openbaarmaking van de in de inventarislijst opgenomen documenten 6.1, 25.1, 30.1, 50, 50.1, 87, 92, 111.5 en 160 in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb dus onvoldoende gemotiveerd.
33. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarop een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Dat laatste geldt ook ten aanzien van de documenten die de rechtbank niet in de steekproef heeft betrokken. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
34. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de minister aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Er is niet gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.L. Fernig - Rocour, voorzitter, en mr. E. de Rooij en mr. H.J. Tijselink, leden, in aanwezigheid van mr. S.M. Koning, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Juridisch kader

Wet openbaarheid van bestuur (Wob)

Artikel 2
Lid 1 Een bestuursorgaan verstrekt bij de uitvoering van zijn taak, onverminderd het elders bij wet bepaalde, informatie overeenkomstig deze wet en gaat daarbij uit van het algemeen belang van openbaarheid van informatie.
Lid 2 Het bestuursorgaan draagt er zo veel mogelijk zorg voor dat de informatie die het overeenkomstig deze wet verstrekt, actueel, nauwkeurig en vergelijkbaar is.
Artikel 10
Lid 1 Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voorzover dit:
c.bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
Lid 2 Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voorzover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
f. het belang, dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie;
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
Lid 4 Het eerste lid, aanhef en onder c en d, het tweede lid, aanhef en onder e, en het zevende lid, aanhef en onder a, zijn niet van toepassing voorzover het milieu-informatie betreft die betrekking heeft op emissies in het milieu. Voorts blijft in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder c, het verstrekken van milieu-informatie uitsluitend achterwege voorzover het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het daar genoemde belang.
Lid 5 Het tweede lid, aanhef en onder b, is van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie voorzover deze handelingen betreft met een vertrouwelijk karakter.
Lid 6 Het tweede lid, aanhef en onder g, is niet van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie.
Lid 8.Voorzover het vierde lid, eerste volzin, niet van toepassing is, wordt bij het toepassen van het eerste, tweede en zevende lid op milieu-informatie in aanmerking genomen of deze informatie betrekking heeft op emissies in het milieu.
Artikel 11
Lid 1. In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.
Lid 4. In afwijking van het eerste lid wordt bij milieu-informatie het belang van de bescherming van de persoonlijke beleidsopvattingen afgewogen tegen het belang van openbaarmaking. Informatie over persoonlijke beleidsopvattingen kan worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Het tweede lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.
Voor de beoordeling van verzoeken om milieu-informatie geldt een ruimer beoordelingskader.
Milieu-informatie en emissiegegevens
Artikel 1, aanhef en onder g, van de Wob luidt: "In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
g. milieu-informatie: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 19.1a van de Wet milieubeheer."
Artikel 19.1a, eerste lid, onder a, van de Wet milieubeheer (hierna: Wm) luidt: "In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder milieu-informatie: alle informatie, neergelegd in documenten, over:
a. de toestand van elementen van het milieu, zoals lucht en atmosfeer, water, bodem, land, landschap en natuurgebieden met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en zeegebieden, biologische diversiteit en haar componenten, met inbegrip van genetisch gemodificeerde organismen, en de interactie tussen deze elementen.
b. factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander vrijkomen van stoffen in het milieu die de onder a bedoelde elementen van het milieu aantasten of waarschijnlijk aantasten;
c. maatregelen, met inbegrip van bestuurlijke maatregelen, zoals beleidsmaatregelen, wetgeving, plannen, programma’s, milieuakkoorden en activiteiten die op de onder a en b bedoelde elementen en factoren van het milieu een uitwerking hebben of kunnen hebben, alsmede maatregelen of activiteiten ter bescherming van die elementen;
d. verslagen over de toepassing van de milieuwetgeving;
e. kosten-baten- en andere economische analyses en veronderstellingen die worden gebruikt in het kader van de onder c bedoelde maatregelen en activiteiten;
f. de toestand van de gezondheid en veiligheid van de mens, met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, indien van toepassing, de levensomstandigheden van de mens, waardevolle cultuurgebieden en bouwwerken, voorzover zij worden of kunnen worden aangetast door de onder a bedoelde toestand van elementen van het milieu of, via deze elementen, door de onder b en c bedoelde factoren, maatregelen of activiteiten.
Op grond van artikel 1.1 van de Wm wordt onder emissie verstaan:
stoffen, trillingen, warmte, die of geluid dat direct of indirect vanuit een bron in de lucht, het water of de bodem worden, onderscheidenlijk wordt gebracht.
Artikel 10, vierde lid luidt: “Het eerste lid, aanhef en onder c en d, het tweede lid, aanhef en onder e, en het zevende lid, aanhef en onder a, zijn niet van toepassing voorzover het milieu-informatie betreft die betrekking heeft op emissies in het milieu. Voorts blijft in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder c, het verstrekken van milieu-informatie uitsluitend achterwege voorzover het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het daar genoemde belang.”
Artikel 10, zesde lid, van de Wob luidt: "Het tweede lid, aanhef en onder g, is niet van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie."
Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, luidt: "Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voorzover het belang daarvan niet opweegt tegen het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden."
Grondslag van artikel 19.1a, eerste lid en onder a, van de Wm is het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (hierna: Verdrag van Aarhus). Dit verdrag is uitgewerkt in twee richtlijnen, te weten Richtlijn 2003/4/EG inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en Richtlijn 2003/35/EG inzake inspraak van het publiek in de opstelling van bepaalde plannen en programma's betreffende het milieu. Richtlijn 2003/4/EG is de opvolger van Richtlijn 90/313/EEG inzake de vrije toegang tot milieu-informatie. Uit rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat het begrip milieu-informatie een ruime betekenis heeft. Zie bijvoorbeeld het arrest van het Hof van 26 juni 2003, Commissie / Frankrijk, ECLI:EU:C:2003:371, punt 44: "Gezien de formulering en met name het gebruik van de uitdrukking alle beschikbare informatie moet de werkingssfeer van het genoemde artikel 2, sub a, en dus die van richtlijn 90/313 ruim worden opgevat. Er valt dan ook onder alle informatie die betrekking heeft op hetzij de toestand van het milieu of de activiteiten of maatregelen die hierop een ongunstige invloed kunnen hebben, hetzij activiteiten en maatregelen die de bescherming van het milieu dienen, zonder dat de opsomming in genoemde bepaling een aanwijzing bevat die de strekking ervan beperkt."

Voetnoten

1.Milieu-effect rapportage.
3.Documentnummers: 3.1, 4.1, 5.1, 7.1, 59, 59.1, 60.1, 66, 87, 89, 125, 125.1, 159, 159.1, 162, 162.1, 163 en 164.