ECLI:NL:RBNHO:2023:210

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 januari 2023
Publicatiedatum
13 januari 2023
Zaaknummer
22/1207
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewet-uitkering na beoordeling van psychische klachten en arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering per 12 maart 2021 beoordeeld. Eiseres, die als doktersassistente werkte, had zich op 25 december 2019 ziekgemeld en ontving vanaf 17 januari 2020 een ZW-uitkering. De beëindiging van de uitkering werd door de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) vastgesteld op basis van de conclusie dat eiseres meer dan 65% van haar eerdere loon kon verdienen. Eiseres ging in bezwaar, maar het UWV handhaafde zijn besluit.

De rechtbank heeft op 1 december 2022 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van het UWV aanwezig waren. Eiseres voerde aan dat onvoldoende rekening was gehouden met haar psychische klachten, waaronder een ernstige depressieve stoornis, en dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld. De rechtbank oordeelde echter dat de argumenten van eiseres niet voldoende onderbouwd waren met objectieve medische gegevens. De verzekeringsarts had volgens de rechtbank adequaat rekening gehouden met de psychische klachten van eiseres en er was geen wezenlijke wijziging in haar situatie vastgesteld.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het UWV terecht heeft besloten dat eiseres per 12 maart 2021 geen recht meer had op een ZW-uitkering. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K. van Dijk en is openbaar uitgesproken op 5 januari 2023. Eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/1207

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 januari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.C. Walker),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: R. Roos).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering per 12 maart 2021.
1.1.
Met het bestreden besluit van 26 januari 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres was laatstelijk werkzaam als doktersassistente. Op 25 december 2019 heeft zij zich ziekgemeld. Met ingang van 17 januari 2020 is haar een ZW-uitkering toegekend. Op 23 december 2020 heeft de eerstejaars Ziektewet-beoordeling plaatsgevonden. Per 12 maart 2021 is door verweerder de ZW-uitkering beëindigd, omdat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat eiseres verdiende voordat zij ziek werd.
2.1.
In de bezwaarfase heeft een fysieke hoorzitting plaatsgevonden in aanwezigheid van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van vragen van de arbeidsdeskundige op enkele plekken de toelichting in de functionele mogelijkheden lijst (FML) aangepast. Naar aanleiding van de gewijzigde FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep twee andere functies ten grondslag gelegd aan de theoretische verdiencapaciteit. De theoretische verdiencapaciteit is gewijzigd vastgesteld op 74,11%.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt de beëindiging van de ZW-uitkering. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De medische beoordeling
5.1.
Eiseres stelt dat onvoldoende rekening is gehouden met haar psychische klachten bij het vaststellen van de beperkingen. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een verklaring van (waarnemend) huisarts [naam] van 13 november 2022 overgelegd, waaruit blijkt dat eiseres door hem is gezien in het eerste semester van 2021 en eiseres volgens de huisarts leed aan een ernstig depressieve stoornis. Aan de bevindingen van de huisarts komt volgens eiseres meer waarde toe, aangezien zij rond de datum in geding is onderzocht door hem. In tegenstelling tot het onderzoek door verweerder, dat drie maanden voor en zes maanden na de datum in geding heeft plaatsgevonden.
5.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De stelling van eiseres dat haar psychische klachten zijn onderschat, is naar het oordeel van de rechtbank door haar onvoldoende met objectieve medische stukken onderbouwd. Uit de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgt dat rekening is gehouden met de psychische klachten van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen wezenlijke wijziging is in de klachten en/of behandeling in de periode tot datum in geding vanaf de vorige bezwaarzaak. Eiseres is in korte tijd – ook voor de andere ZW en WIA procedures bij verweerder – gezien door verschillende verzekeringsartsen. De stelling van eiseres in beroep dat zij niet alleen was in de weekenden, maar dat haar moeder er dan ook was, maakt dit niet anders.
De rechtbank volgt verweerders standpunt dat de door eiseres overlegde verklaring van de huisarts onvoldoende concreet is. Uit deze verklaring volgt namelijk niet wanneer eiseres exact is gezien, enkel dat dit in het eerste semester van 2021 was.
5.3.
Ook stelt eiseres dat onvoldoende rekening is gehouden met haar paniekaanvallen en migraine. Eiseres heeft dagelijks hoofdpijn, hetgeen haar beperkt in haar functioneren. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiseres een uitdraai van het patiëntendossier van de huisarts overlegd.
5.4.
Ook deze beroepsgrond slaagt niet. Dat eiseres last heeft van migraine was bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep reeds bekend en is ook in de eerdere bezwaarzaken meegewogen. Ook was reeds bekend dat aan eiseres sumatriptan is voorgeschreven door de huisarts, waarbij verweerder heeft verwezen naar de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 10 november 2020. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is rekening gehouden met hoofdpijnklachten door zwaardere psychische en fysieke beperkingen aan te nemen. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat er geen medische gegevens zijn waaruit blijkt dat de FML onvoldoende aansluit bij de hoofdpijnklachten van eiseres.
5.5.
Tot slot acht eiseres een urenbeperking aangewezen, omdat zij, zo volgt uit haar dagverhaal, vier keer per dag rust en niet in staat is om acht uur per dag te werken.
5.6.
Ook deze beroepsgrond slaagt niet. Zowel in het rapport van 10 januari 2022 als in haar rapport van 29 maart 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd dat eiseres niet voldoet aan de standaard ‘Duurbelastbaarheid in Arbeid’. In hetgeen door eiseres is aangevoerd ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om aan dit standpunt te twijfelen.
De geduide functies
6. Eiseres stelt dat onduidelijk is hoe verwacht kan worden dat zij in een functie van bijvoorbeeld samensteller kunststof en rubberproducten (sbc-code 271130) klein priegelwerk kan verrichten. Als zij hoofdpijn heeft of een migraineaanval is zij niet in staat deze werkzaamheden te verrichten. Ook is in deze functie ten onrechte niet meegenomen dat het kort cyclisch torderen samen met kort cyclisch buigen voor een extra belasting zorgt. Ten aanzien van het kort cyclisch torderen is er een signalering in deze functie.
6.1.
In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten staat dat indien iemand in staat is om arbeid te verrichten, maar zodanige kenmerken heeft dat van een werkgever in redelijkheid niet kan worden verlangd hem of haar in bepaalde arbeid te werk te stellen, die arbeid dan buiten beschouwing blijft (artikel 9 aanhef en onder e). Dit is bijvoorbeeld wanneer sprake is van excessief ziekteverzuim. Volgens vaste rechtspraak [1] is er sprake van excessief ziekteverzuim als de grens van 25% ziekteverzuim wordt overschreden.
6.2.
De rechtbank gaat uit van de juistheid van de FML van 10 januari 2022. De rechtbank heeft in het dossier geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat de geselecteerde functies in medisch opzicht voor eiseres ongeschikt zijn. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kan gevolgd worden in de motivering in het rapport van 30 november 2022 dat uit de beschikbare (medische) informatie niet is gebleken dat een migraineaanval zo vaak optreedt dat het de grens van 25% ziekteverzuim zal overschrijden. Ook is eiseres niet beperkt geacht ten aanzien van fijne motoriek, zoals klein priegelwerk, en kort cyclisch buigen. Bovendien wordt de belastbaarheid niet overschreden op deze aspecten. De rechtbank volgt eiseres niet – zoals ter zitting naar voren is gebracht – dat de beperking op kort cyclisch torderen in samenhang met kort cyclisch buigen moet worden bezien. Er is geen beperking in de FML op kort cyclisch buigen vastgesteld en uit het wat hetgeen door eiseres naar voren is gebracht, blijkt niet dat deze twee beperkingen in samenhang moeten worden bezien. Voor zover eiseres twijfelt aan de juistheid van de in het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) opgenomen functiebeschrijvingen en functiebelastingen, geldt naar vaste rechtspraak [2] dat mag worden uitgegaan van de juistheid van CBBS-gegevens, tenzij die voldoende gemotiveerd worden bestreden of indien de rechter zelf twijfelt aan de juistheid van deze gegevens. Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiseres per 12 maart 2021 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van de CRvB van 17 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3290.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 14 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:119.