ECLI:NL:RBNHO:2023:1905

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
AWB - 23 _ 381
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van APK-erkenning wegens intimidatie van de steekproefcontroleur

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft de intrekking van de APK-erkenning van verzoekster door de Dienst Wegverkeer (RDW) naar aanleiding van een incident tijdens een steekproefcontrole. Op 4 januari 2023 vond er een steekproef plaats waarbij de steekproefcontroleur meldde dat hij werd geconfronteerd met intimidatie door de keurmeester van verzoekster. De keurmeester zou zich agressief hebben gedragen en de controleur hebben belet om zijn werk naar behoren uit te voeren. De RDW heeft op 11 januari 2023 besloten om de APK-erkenning van verzoekster in te trekken, wat verzoekster betwistte. De voorzieningenrechter oordeelde dat de RDW niet voldoende had afgewogen of de sanctie in verhouding stond tot de gedragingen van de keurmeester. De voorzieningenrechter schorste het besluit van de RDW en wees op de noodzaak om alle betrokken belangen zorgvuldig te wegen. De uitspraak benadrukt het belang van een evenwichtige beoordeling van sancties in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/381

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 februari 2023 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [plaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. S. Ettalhaoui),
en

de directie van de Dienst Wegverkeer (RDW), verweerder

(gemachtigde: mr. F. Thomas).

Procesverloop

In het besluit van 11 januari 2023 heeft verweerder verzoeksters APK-erkenning voor de categorie voertuigen tot en met 3500 kg per direct ingetrokken.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 februari 2023 op zitting behandeld. Verzoekster is verschenen bij haar vennoten [vennoot 1] en [vennoot 2], bijgestaan door gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
De steekproefcontrole
2.1
Op 4 januari 2023 heeft de steekproefcontroleur een melding gemaakt van agressie bij de steekproef die hij bij verzoekster was gestart. Het ging om de keuring van een auto met verplicht roetfilter. Dan moet (sinds 1 januari 2023) een deeltjestest worden verricht, met een deeltjesteller. De keurmeester ([naam 1]) bleek nog niet te weten hoe zijn deeltjesmeter werkte.
2.2
De steekproefcontroleur schrijft in zijn melding onder meer het volgende:
“ (…) Ik heb hem aangeboden dat ik vast verder ging met de controle van het voertuig zodat hij tijd had om uit te vinden hoe zijn deeltjesteller werkt.
Toen ik klaar was met mijn controles waarbij de keurmeester mij deels assisteerde moest alleen de deeltjestest nog gedaan worden. Keurmeester wist nog steeds niet hoe zijn apparaat werkte. Ik heb aangegeven dat als hij niet weet hoe het werkt ik het voertuig niet goed kan keuren omdat ik niet kan vast stellen of de uitstoot binnen de norm is. Keurmeester stelde voor om i.p.v. een deeltjestest een EOBD test te gaan doen. Hier kon ik natuurlijk niet mee instemmen. Toen ik aangaf een rapport op te gaan maken en hij in deze tijd nogmaals de kans kreeg zijn deeltjesteller werkend te krijgen sloeg de stemming om. Keurmeester vroeg mij op een voor mij intimiderende manier of ik het voertuig ging afkeuren. Hij verhief hierbij zijn stem.
Ik heb de keurmeester erop gewezen dat ik zijn wijze van communiceren niet prettig vond. Ik wilde hem nogmaals uitleggen dat hij extra tijd kreeg om zijn deeltjesteller werkend te krijgen, terwijl ik in het kantoor waar mijn tablet lag mijn rapport zou opmaken en dat er van afkeur nog geen sprake was. Die kans kreeg ik niet omdat de keurmeester mij constant onderbrak en met verheven stem aangaf dat ik helemaal nergens heen zou gaan! Ik moest blijven staan en als ik het voertuig zou afkeuren hij hem direct weer zou afmelden als goedkeur. Ik heb hem toen nogmaals aangesproken dat ik zijn gedrag en manier van communiceren niet prettig vond!
(…) Toen ik nogmaals een poging ondernam om de keurmeester duidelijk te maken dat in de tijd dat ik rapport zou opmaken hij de kans had om als nog de deeltjesteller werkend te krijgen verhief de keurmeester wederom zijn stem en gaf aan nu echt boos te worden en dat er geen rapport opgemaakt ging worden. (…)
Ik heb de keurmeester toen wederom aangegeven dat ik echt een rapport ging opmaken en dat hij nog steeds naar zijn deeltjesteller mocht gaan kijken. Hij werd echter boos, zei dit kan echt niet en pakte zijn telefoon en zei dat hij mij zou gaan filmen. Hij pakte zijn telefoon en voegde daad bij woord. De telefoon werd voor mijn gezicht gehouden wat op mij bedreigend en intimiderend overkwam. Ik heb aangegeven dat hij een grens over ging en dat ik mijn spullen zou pakken en weg zou gaan. Toen ik mijn spullen uit het kantoor gepakt had ( Tablet en Jas ) en terug liep richting de keurmeester was deze telefonisch in gesprek met wat later bleek de leverancier van de deeltjesteller. Bij de keurmeester stonden inmiddels 4 personen. Ik heb tot driemaal toe geprobeerd om wederom in gesprek te komen met de keurmeester maar deze negeerde mij in eerste instantie. Toen ik aangaf dat ik de steekproef niet verder zou uitvoeren reageerde de keurmeester en wees mij erop dat de leverancier die hij aan de telefoon had nu ook getuige was van de situatie. 1 van de 4 personen vroeg mij of ik zeker wist dat ik weg zou gaan en dat hij alles gefilmd zou hebben. Op dat moment zie ik dat ook hij zijn telefoon op mij gericht heeft. Ik heb de keurmeester er op gewezen dat ik de situatie niet prettig vind en dat ik nu door 2 personen gefilmd zou zijn en ik weg ga. Ik heb ervoor gekozen direct de KI te verlaten zonder opmaken van een steekproef controle rapport of het APK rapport te ondertekenen omdat de situatie voor mij zeer intimiderend was.”
2.3
[naam 1] is op 5 januari 2023 gehoord door toezichthouder [naam 2]. [naam 1] antwoordt op de vragen over de gang van zaken bij de steekproef:
- dat hij geen tijd heeft gekregen om erachter te komen hoe de deeltjesteller werkte;
- dat hij geen kans heeft gekregen om de deeltjesteller alsnog werkend te krijgen;
- dat hij op een normale manier gevraagd heeft of hij alsjeblieft mocht achterhalen hoe de deeltjesteller werkte door de leverancier te bellen;
- dat hij de steekproefcontroleur niet heeft gehinderd;
- dat hij hem niet heeft gefilmd met zijn telefoon;
- dat hij zich niet kan voorstellen dat de steekproefcontroleur zich geïntimideerd of bedreigd voelde;
- dat hij zijn excuses aanbiedt aan de RDW en aan de steekproefcontroleur.
Het besluit voor wat betreft de steekproefcontrole
3.1
Vervolgens heeft verweerder het besluit van 11 januari 2023 genomen. Volgens verweerder is vastgesteld dat de keurmeester zich intimiderend heeft gedragen richting de steekproefcontroleur, dat hij meermaals met stemverheffing heeft gesproken en de steekproefcontroleur meermaals heeft onderbroken tijdens zijn toelichting. Verder hebben derden zich met de steekproef bemoeid. En daarnaast heeft zowel de keurmeester als een derde de controleur gefilmd. Als erkenninghouder is verzoekster verplicht in te grijpen als zulke gedragingen zich voordoen en dat is nagelaten.
Volgens verweerder is daarmee sprake van een overtreding van artikel 31, vijfde lid en artikel 36 van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK, waarvoor op grond van artikel 87, tweede lid, onder f, WVW een sanctie kan worden opgelegd.
Het besluit voor wat betreft de sanctie
3.2
Na afweging van de belangen en gelet op het feit dat het een categorie IV overtreding betreft en op de afwezigheid van bijzondere feiten of omstandigheden besluit verweerder verzoeksters APK-erkenning voor de categorie voertuigen tot en met 3500 kg in te trekken.
Verzoekster kan pas weer in aanmerking komen voor een erkenning na het indienen van een nieuwe aanvraag, die niet eerder dan 12 maanden na afloop van de huidige intrekking mag worden ingediend.
Standpunt verzoekster voor wat betreft de steekproefcontrole
4.1
Verzoekster voert aan dat uitdrukkelijk betwist wordt dat tijdens de steekproef sprake is geweest van onheuse bejegening en intimidatie jegens de steekproefcontroleur. Verzoekster stelt dat alleen sprake geweest van een inhoudelijke discussie met betrekking tot de deeltjesmeter, maar dat alle medewerking is verleend en de RDW daarbij niet is gehinderd. [naam 1] voelde zich niet begrepen en kreeg ook niet de ruimte en tijd om de leverancier van de deeltjesmeter te bellen en hem te vragen naar de werking hiervan. De controleur gaf aan dat hij daar geen tijd voor had en verliet de garage. Volgens verzoekster waren er tijdens de steekproef 5 personen aanwezig, namelijk de controleur, de twee vennoten, een stagiaire en de eigenaar van de auto die werd gekeurd. De laatste heeft op een gegeven moment besloten te gaan filmen, ten behoeve van de keuring van zijn eigen auto. Verzoekster stelt dat zij daar pas later achter is gekomen. Dat de vennoten zouden hebben gefilmd is pertinent onjuist. Volgens verzoekster hebben tijdens de steekproef geen gedragingen plaatsgevonden die kunnen worden aangemerkt als ondermijning van het toezicht en die aan haar kunnen worden toegerekend. Verzoekster stelt dat alle medewerking verleend is aan de steekproef. Daarom is verweerder niet bevoegd de erkenning in te trekken.
Standpunt verzoekster voor wat betreft de sanctie
4.2
Volgens verzoekster is de termijn van 12 maanden onevenredig lang. Volgens verzoekster heeft verweerder onvoldoende bezien of het niet verlenen van alle medewerking in onderhavige situatie zodanig ernstig was dat dit zo vergaande sancties als waarvan hier sprake is rechtvaardigt.
De sanctie heeft zeer ingrijpende gevolgen voor de continuïteit van het bedrijf en kan mogelijk leiden tot faillissement. De sanctie is disproportioneel.
Ter zitting is voorts toegelicht dat zoals de naam van verzoekster al prijsgeeft, de kern van de bedrijfsactiviteiten de APK-keuringen betreffen, een acht- tot tiental per dag. De inkomsten die worden verkregen uit de bijkomende werkzaamheden (kleine en grotere beurten) zijn altijd in combinatie met een APK-keuring. Twee gezinnen met kinderen en een hypotheek zijn afhankelijk van de inkomsten van verzoekster. Ook is gesteld dat verzoekster haar activiteiten al 20 jaar zonder eerdere problemen met de RDW of met klanten verricht, en de wijze waarop de controle ditmaal verliep geheel anders was dan voorgaande keren.
Standpunt verweerder voor wat betreft de steekproefcontrole
5.1
Verweerder wijst op de vaste rechtspraak, dat hij in beginsel mag uitgaan van de juistheid van een verklaring van een steekproefcontroleur en dat aan de inhoud van een dergelijke verklaring sterke bewijskracht toekomt. Verweerder stelt dat de keurmeester niet verder gekomen is dan het enkel ontkennen van de verweten gedragingen, zonder enig bewijs. Verder valt het stellig en categorisch ontkennen van de verweten gedragingen niet te rijmen met het aanbieden van excuses door de keurmeester.
Standpunt verweerder voor wat betreft de sanctie
5.2
Gelet op de aard van de gedragingen is in afwijking van de in de
Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDWgenoemde 30 maanden gekozen voor een wachttijd van 12 maanden. Tot een wachttijd van meer dan 12 maanden – met een maximum van 30 maanden – wordt door verweerder besloten indien bijvoorbeeld sprake is van fysiek geweld jegens een steekproefcontroleur. Omdat in dit geval sprake was van intimiderend gedrag acht verweerder een wachttijd van 12 maanden evenredig en passend. In een geval als dit komt intrekking van de keuringsbevoegdheid van de keurmeester niet aan de orde.
Verweerder heeft voorts opgemerkt dat de intrekking van de APK-erkenning geen verregaande financiële gevolgen voor verzoekster hoeft te hebben. APK-keuringen kunnen bijvoorbeeld worden uitbesteed aan collega-garagehouders. Verder blijkt uit de Facebookpagina van verzoekster dat naast APK-keuringen ook reparatie- en onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd. Volgens verweerder is niet gebleken of aangetoond dat verzoekster louter APK-keuringen uitvoert.

Beoordeling voorzieningenrechter

Het toetsingskader is in de bijlage opgenomen.
De beoordeling voor wat betreft de steekproefcontrole
6.1
Het standpunt van verzoekster dat het besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het steekproefcontrolerapport niet in haar bezit is, kan niet worden gevolgd. Zoals ter zitting door verweerder is toegelicht is de zin dat het rapport aan verzoekster is toegezonden per abuis in het besluit opgenomen. Er is immers geen steekproefcontrolerapport opgemaakt, omdat de steekproefcontrole niet is afgemaakt.
6.2
Uit vaste jurisprudentie [1] volgt dat in beginsel van de juistheid van een verklaring van een steekproefcontroleur mag worden uitgegaan en aan de inhoud van een dergelijke verklaring een sterke bewijskracht toekomt. Een steekproefcontroleur heeft geen enkel belang bij een valse verklaring.
6.3
Verzoekster heeft, zo is ook ter zitting naar voren gekomen, een andere beleving van het tijdsverloop bij de controle en van het al dan niet bieden van voldoende gelegenheid om uit te zoeken hoe de deeltjesteller werkte. In de bezwaarfase kan verzoekster proberen gemotiveerd (onderdelen van) de verklaring van de steekproefcontroleur te weerleggen. Van een voldoende gemotiveerde betwisting is op dit moment echter geen sprake.
6.4
Vooralsnog bestaat daarom nu geen aanleiding voor twijfel aan de juistheid van de verklaring van de steekproefcontroleur. Op grond van deze verklaring is aannemelijk dat de keurmeester op meerdere momenten de tijd gegeven is uit te zoeken hoe de deeltjesteller werkte. Eveneens is aannemelijk dat de keurmeester met verheven stem is gaan spreken, de steekproefcontroleur heeft belet de controle op de door hem gewenste wijze uit te voeren en dat de steekproefcontroleur door zowel de keurmeester als de eigenaar van het voertuig is gefilmd.
6.5
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich dan ook op het standpunt kunnen stellen dat sprake is geweest van gedragingen, waardoor niet alle medewerking aan de steekproef is verleend, en dat de steekproefcontroleur zich geïntimideerd voelde door het gedrag van de keurmeester, zoals dat in de verklaring van de steekproefcontroleur beschreven is en dat daarvoor een sanctie gerechtvaardigd is.
De beoordeling voor wat betreft de sanctie
7.1
Zoals is overwogen in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 20 maart 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:885) dient de RDW gelet op artikel 4:84 van de Awb te beoordelen of de gevolgen van de opgelegde sancties wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot het doel van de sancties. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 26 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2840), kunnen omstandigheden die bij het opstellen van een beleidsregel zijn verdisconteerd, dan wel moeten worden geacht te zijn verdisconteerd, niet al daarom buiten beschouwing worden gelaten. Het bestuursorgaan dient alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en te bezien of deze op zichzelf dan wel samen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb, die maken dat het handelen in overeenstemming met de beleidsregel gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
7.2
Daarnaast volgt uit artikel 3:4, tweede lid, van de Awb dat de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Voor het beoordelings- en toetsingskader voor wat betreft de geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid wijst de voorzieningenrechter op de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:285). In een geval als dit betekent dat dat het bestreden besluit dient te worden getoetst aan de norm van artikel 4:84 van de Awb, waarbij dezelfde maatstaven gelden als bij de toetsing van een besluit (rechtstreeks) aan de norm van artikel 3:4, tweede lid, van de Awb.
7.3
De voorzieningenrechter stelt voorop dat verweerder de door verzoekster aangevoerde omstandigheden zoals hiervoor aangehaald onder
Standpunt verzoekster voor wat betreft de sanctienog niet in het besluit van 11 januari 2023 heeft betrokken.
Dat in dit besluit melding wordt gemaakt van een “afweging van belangen” en “de afwezigheid van bijzondere omstandigheden” kan op die aangevoerde omstandigheden nog geen betrekking hebben, nu deze eerst in het bezwaarschrift en ter zitting naar voren zijn gebracht. Bij de horing van 5 januari 2023, waarbij verzoekster de gelegenheid is gegeven haar zienswijze te uiten, heeft verweerder naar de voor belanghebbenden nadelige gevolgen van het opleggen van een eventuele sanctie geen navraag gedaan. Daar is slechts gevraagd naar bijzondere omstandigheden “waaronder het geconstateerde zich heeft voorgedaan”.
Verweerder heeft dus niet gehandeld overeenkomstig het beleid zoals neergelegd in 4.2 van het algemeen deel en de bijlage Erkenninghouder APK van de
Toezichtsbeleidsbrief Erkenninghouders RDW 2021waaruit voortvloeit dat in een zienswijze alle bijzondere feiten en omstandigheden die zijn mee te nemen bij het bepalen van de zwaarte van de sanctie moeten kunnen worden geuit. In zoverre voldoet het besluit ook niet aan in 7.1 en 7.2 aangehaald beoordelings- en toetsingskader, en is verweerders evenredigheidsoordeel voorbarig nu van een inventarisatie van alle te betrekken belangen simpelweg nog geen sprake is geweest.
Hieruit volgt dat wat betreft de vraag of de opgelegde sanctie gelet op alle betrokken belangen (on)evenredig is, in de bezwaarprocedure nog ten volle beantwoord dient te worden. Bij de beantwoording van die vraag zal onder meer moeten worden betrokken wat verzoekster heeft aangevoerd en of de door verweerder gestelde alternatieven (het uitbesteden van de APK-keuringen aan collega-garagehouders en het genereren van andere inkomsten door uitbreiding van reparatie-en onderhoudswerk) realistisch is. Uitgaande van de thans beschikbare (nog) niet weersproken omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat een besluit dat tot faillissement of aanzienlijke financiële problemen van verzoekster leidt, de evenredigheidstoets niet doorstaat. Afhankelijk van de uitkomst van de door verweerder te verrichten weging van alle bij het besluit te betrekken belangen is bijvoorbeeld niet uit te sluiten dat de evenwichtigheid een kortere termijn, bijvoorbeeld 6 of 3 maanden, vereist. [2]
7.4
Gelet op de hiervoor geconstateerde gebreken in (de voorbereiding van) het besluit ziet de voorzieningenrechter aanleiding een voorlopige voorziening te treffen en het besluit te schorsen tot zes weken na de beslissing op bezwaar.
In de omstandigheid dat, zoals verweerder ter zitting heeft verklaard, de hoorzitting op zeer korte termijn zou kunnen plaatsvinden en dat de beslissing op bezwaar kort daarna zal kunnen worden genomen, ziet de voorzieningenrechter bij afweging van de betrokken belangen geen aanleiding om het treffen van een voorziening achterwege te laten.
De voorzieningenrechter merkt, wellicht ten overvloede, nog op dat verzoekster in het kader van de bezwaarprocedure en bij de hoorzitting de gelegenheid heeft haar standpunten over de feiten en over de (on)evenredigheid van de sanctie verder aan te vullen en gemotiveerd ingegaan kan worden op de (on)haalbaarheid van de door verweerder gestelde alternatieven. Verweerder zal, zoals hiervoor reeds is overwogen, alle betrokken belangen zorgvuldig dienen te wegen. De voorzieningenrechter geeft verweerder daarbij in overweging de hoorzitting eventueel mede in aanwezigheid van de steekproefcontroleur te laten plaatsvinden teneinde - in alle rust - opheldering te verkrijgen over de punten waar de betrokkenen over van mening verschillen.
Aangezien het verzoek om voorlopige voorziening wordt toegewezen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om verweerder ingevolge artikel 8:75 van de Awb in de proceskosten van verzoekster te veroordelen. Onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) kunnen deze kosten worden begroot op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en van gemiddeld gewicht) in verband met door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Verder ziet de voorzieningenrechter aanleiding om te bepalen dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,- aan haar dient te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen toe;
- schorst het bestreden besluit tot 6 weken nadat door verweerder is beslist op het bezwaar van verzoekster;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster ten bedrage van € 1.674,- en bepaalt dat verweerder deze kosten aan haar dient te vergoeden;
- bepaalt dat verweerder het door verzoeksters betaalde griffierecht van € 365,- aan haar dient te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Lauryssen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage
Wegenverkeerswet 1994
Artikel 87, tweede lid, aanhef en onder f:
De Dienst Wegverkeer kan een erkenning intrekken indien degene aan wie de erkenning is verleend, handelt in strijd met een of meer andere uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen.
Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK
Artikel 31, vijfde lid:
Aan een steekproef wordt alle medewerking verleend en de terzake door de Dienst Wegverkeer gegeven aanwijzingen worden in acht genomen. (…).
Artikel 36:
Onverminderd het bepaalde in artikel 31, wordt in het kader van het toezicht alle medewerking aan de daartoe aangewezen functionarissen van de Dienst Wegverkeer verleend. (…).
Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW

Bijlage I Algemeen Deel

3.1.1
Medewerken aan het toezicht
U en uw medewerkers moeten alle medewerking verlenen aan de uitoefening van het toezicht door de RDW. Het niet meewerken aan toezicht leidt tot een sanctie.
Indien men zijn of haar emoties richt op de persoon van de RDW-medewerker door middel van verbale agressie (uitschelden), discriminatie, intimidatie of seksuele intimidatie in uw bedrijf door daar aanwezige personen of via de telefoon, sociale media of e-mail, dan is dit een categorie IV overtreding en volgt een intrekking voor onbepaalde tijd van de erkenning en, indien van toepassing, een wachttijd van 30 maanden. Ook bij fysiek geweld of dreiging daarmee tegen een RDW-medewerker in uw bedrijf door daar aanwezige personen volgt een intrekking voor onbepaalde tijd van de erkenning en wordt aangifte gedaan door de RDW ten behoeve van strafrechtelijke vervolging.
Ook bij agressie, discriminatie, intimidatie of seksuele intimidatie dan wel dreiging daarmee ongeacht in welke vorm deze geuit wordt tegen een RDW-medewerker buiten uw bedrijf geldt dat dit een categorie IV overtreding is en volgt een intrekking voor onbepaalde tijd van de erkenning en, indien van toepassing, een wachttijd van 30 maanden. Tevens geldt dat dit aanleiding kan zijn om aangifte te doen.
Onder intimidatie valt ook het filmen en/of geluidsopnamen maken van toezichthouders van de RDW zonder dat daarvoor een gerechtvaardigd belang is.
4.2.
Zienswijze
Als een overtreding is geconstateerd, krijgt u van de RDW in beginsel de gelegenheid uw zienswijze te uiten voordat wordt besloten u een sanctie op te leggen. In verband met de vereiste spoed zal uw zienswijze niet worden gevraagd in geval sprake is van fraude, agressie, intimidatie, seksuele intimidatie of discriminatie dan wel dreiging daarmee ongeacht in welke vorm deze geuit wordt tegen een RDW-medewerker in uw bedrijf door daar aanwezige personen. Dit geldt ook indien agressie, intimidatie, seksuele intimidatie of discriminatie dan wel dreiging daarmee ongeacht in welke vorm deze geuit wordt tegen een RDW- medewerker buiten uw bedrijf plaatsvindt. In uw zienswijze kunt u alle feiten en omstandigheden weergeven, met name ook specifiek voor u geldende en aantoonbare bijzondere feiten of omstandigheden. Niet als bijzonder feit of omstandigheid geldt het gestelde onder 4.4. Ook het naleven van de regelgeving of specifieke onderdelen daarvan geldt niet als bijzonder feit of omstandigheid. De RDW neemt uw zienswijze mee bij het al dan niet opleggen van een sanctie en de zwaarte van de sanctie. Per bijlage staat beschreven hoe u uw zienswijze kunt uiten.

(Toelichting op de) Bijlage Erkenninghouder APK 2021

4.2.
Zienswijze
In aanvulling op het Algemeen Deel geldt dat in de regel de medewerker van de RDW een afspraak met u maakt over het in persoon naar voren brengen van uw zienswijze en uw bedrijf hiervoor zal bezoeken. Indien u uw zienswijze schriftelijk kenbaar wil maken, dan heeft u hiervoor één week de tijd nadat u bent benaderd door de RDW medewerker voor een afspraak.