ECLI:NL:RBNHO:2023:1624

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
15/232123-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op snackbar met psychologische factoren en jeugddetentie

Op 23 februari 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een gewapende overval op een snackbar op 9 september 2022 in Anna Paulowna. De verdachte, geboren in 2007, heeft het feit bekend, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezenverklaarde hem in verminderde mate kan worden toegerekend vanwege geconstateerde psychische stoornissen. De rechtbank heeft een deels voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd van 92 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is een taakstraf in de vorm van een leerstraf van 35 uur opgelegd. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder deelname aan een behandeling en het naleven van een avondklok. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/232123-22 (P)
Uitspraakdatum: 23 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 9 februari 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2007 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.M. Brugman en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Öz, advocaat te Noord-Scharwoude, de Raad voor de Kinderbescherming (hierna ook: de Raad), de gecertificeerde instelling De Jeugd- en Gezinsbeschermers, locatie Alkmaar, afdeling jeugdreclassering (hierna ook: de jeugdreclassering) en de benadeelde partijen [A] , [B] en [C] naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 september 2022 te Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of een ander toebehoorde(n),
- met een masker voor zijn gezicht café [naam café] is binnengegaan en/of
- meerdere malen heeft geschreeuwd: ‘nu dat kankergeld in die tas’, althans woorden van gelijke dreigende strekking of aard en/of
- een mes heeft getoond en/of
- stekende bewegingen heeft gemaakt met dat mes en/of
- meerdere malen heeft geschreeuwd: 'ik steek je als je geen geld in die tas doet’, althans woorden van gelijke dreigende strekking of aard en/of
- met het mes de zitting van een barkruk heeft opengesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van de bewezenverklaring.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer 1] van 10 september 2022 (dossierpagina’s 40 tot en met 43);
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 9 september 2022 (dossierpagina’s 74 tot en met 76);
  • het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden cafetaria [naam café] door verbalisant [naam] van 14 september 2022
(dossierpagina’s 68 tot en met 73).
De door de rechtbank als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 9 september 2022 te Anna Paulowna, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [slachtoffer 3] ,
- met een masker voor zijn gezicht cafetaria [naam café] is binnengegaan en
- meerdere malen heeft geschreeuwd: ‘nu dat kankergeld in die tas’, en
- een mes heeft getoond en
- stekende bewegingen heeft gemaakt met dat mes en
- meerdere malen heeft geschreeuwd: 'ik steek je als je geen geld in die tas doet’, en
- met het mes de zitting van een barkruk heeft opengesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot afpersing
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 110 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 79 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan die voorwaardelijke straf dienen volgens de officier van justitie de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld dat de verdachte:
  • een zinvolle dagbesteding heeft, bijvoorbeeld in de vorm van onderwijs of werk;
  • zijn medewerking verleent aan de huidige begeleid wonen setting van [naam instelling] of een soortgelijke instelling;
  • zich daarbij houdt aan de geldende regels en afspraken die in die woonsetting worden gehanteerd;
  • zich houdt aan een avondklok van 19:00 tot 7:00 uur, voor maximaal zes maanden, of zo lang als de jeugdreclassering dat nodig acht;
  • zijn medewerking verleent aan behandeling door de Waag of een vergelijkbare instelling (individueel en/of FAST-traject);
  • meewerkt aan een (forensische) behandeling van zijn verslavingsproblematiek, indien de jeugdreclassering dat nodig acht.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een leerstraf voor de duur van 35 uur, bestaande uit TACt Plus.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, het feit dat hij first offender is, zijn jeugdige leeftijd en de psychologische rapportage waaruit blijkt dat het ten laste gelegde hem verminderd dient te worden toegerekend. Daarnaast heeft de verdachte zich gedurende de schorsing aan strenge voorwaarden moeten houden. De verdediging acht een leerstraf zoals geadviseerd door de Raad het meest passend, samen met een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 60 uur. De verdediging heeft daarbij verwezen naar de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 13 oktober 2022 (ECLI:NL:RBNNE:2022:3796), waarin een minderjarige voor het afpersen in vereniging is veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uur, waarvan 56 uur voorwaardelijk en een leerstraf voor de duur van 25 uur. De verdachte is akkoord met de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn voorgesteld door de Raad. Indien de rechtbank toch overgaat tot het opleggen van jeugddetentie, verzoekt de raadsvrouw een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen die gelijk is aan het voorarrest, omdat teruggaan naar de jeugdgevangenis een negatief effect op de verdachte zal hebben.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een snackbar. Hij is de snackbar vlak voor sluitingstijd gemaskerd binnengegaan en heeft daar door te schreeuwen en dreigende bewegingen te maken met een mes geprobeerd het personeel te bewegen tot de afgifte van geld. Toen bleek dat er geen geld meer in de kassa aanwezig was, heeft de verdachte uit boosheid de zitting van een barkruk opengesneden en is hij weggegaan. De gedragingen van de verdachte hebben bij de slachtoffers gezorgd voor gevoelens van angst en onveiligheid, zowel tijdens de overval als in de periode daarna. Zo heeft het slachtoffer [slachtoffer 1] in haar slachtofferverklaring naar voren gebracht dat zij tijdens de overval bang was om dood te gaan en heeft het minderjarige slachtoffer [slachtoffer 2] ter zitting verteld dat hij nog steeds bang is om ’s avonds na zijn werk alleen over straat te gaan. De verdachte heeft door aldus te handelen geen oog gehad voor de gevolgen die zijn handelingen voor de slachtoffers teweeg hebben gebracht. Bovendien hebben zulke ernstige feiten niet alleen gevolgen voor de slachtoffers, maar ook voor de gevoelens van veiligheid van de maatschappij in het algemeen. De rechtbank concludeert dat de verdachte enkel oog heeft gehad voor zijn eigen financieel gewin en rekent hem dit zwaar aan.
Persoonlijke omstandigheden
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 8 februari 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld;
- het psychologisch onderzoek Pro Justitia, gedateerd 20 januari 2023 van L. Blok, GZ-psycholoog in opleiding tot rapporteur, onder supervisie van drs. A.C.J. Schrama, GZ-psycholoog;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 26 januari 2023 van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker werkzaam bij de Raad voor de Kinderbescherming.
Uit het psychologisch onderzoek blijkt dat bij de verdachte diagnostisch gezien sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis met begin in de adolescentie, een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis gecombineerd beeld en een depressieve stoornis gedeeltelijk in remissie. Ook heeft de verdachte meerdere traumatische ervaringen opgedaan en is er sprake van ouder-kindrelatieproblemen en leer- of onderwijsproblemen. Voornoemde stoornissen hebben de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed. Geadviseerd wordt daarom het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. De kans op recidive wordt zonder begrenzing en behandeling op hoog geschat. De belangrijkste risicofactoren zijn de problemen met het hanteren van boosheid en riskant en impulsief gedrag. Door een ontwikkelingsachterstand en een gebrek aan vaardigheden neemt de verdachte verkeerde beslissingen en is hij nog erg op zichzelf gericht. Daarbij is het gebrek aan vriendschappen en het hebben van contact met antisociale jongeren van de verdachte risico verhogend, omdat hij vanuit zijn behoefte aan vriendschap verkeerde keuzes kan maken. Ook staat de draagkracht van de moeder voortdurend onder druk door de passieve houding van de verdachte en zijn wisselende stemming met intense emoties. Genoemde risicofactoren versterken elkaar in negatieve zin. De gedragsstoornis en depressieve stoornis zijn beeldbepalend in het dagelijkse handelen van de verdachte. Door interacties met anderen kan de spanning snel oplopen, wat kan leiden tot agressieve impulsdoorbraken.
Geadviseerd wordt een gedeeltelijk voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Op grond van de ernst van de problematiek zal de verdachte binnen een (open) orthopedagogische setting behandeld moeten worden. De zorgintensiteit dient hoog te zijn. De verdachte heeft veel structuur en begeleiding nodig en profiteert van een meer individuele aanpak binnen kleine groepen. De verdachte zou gebaat zijn bij een behandeltraject gericht op het aanleren van vaardigheden om zijn emoties te reguleren. Interventies dienen tevens gericht te zijn op ego-versterking van de verdachte, waarbij ook aandacht besteed moet worden aan zijn levensstijl: gezond eten, bewegen en afvallen. Dit zal tot meer zelfvertrouwen leiden. Ook dient toegewerkt te worden naar systeembehandeling. Bijkomend is het van belang de ADHD te behandelen, omdat dit ook voor een deel onderliggend lijkt te zijn aan de gedragsproblemen. Medicamenteuze behandeling zou helpend kunnen zijn naast de gedragstherapie zowel gericht op de verdachte zelf als op zijn ouders.
Uit het raadsrapport komt onder andere naar voren dat de Raad adviseert om de verdachte een leerstraf in de vorm van TACt Plus en een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met aftrek van voorarrest. De Raad maakt zich ernstig zorgen over de verdachte. Doordat hij zelfbepalend, grensoverschrijdend en agressief gedrag in de thuissituatie liet zien en het gezag van zijn moeder niet accepteerde, is hij onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. Ook op zijn huidige leefgroep vertoont de verdachte zelfbepalend gedrag, is er sprake van middelengebruik en heeft hij gerecidiveerd vanwege winkeldiefstal. Daarnaast heeft hij meerdere keren zijn avondklok overtreden en houdt hij zich onvoldoende aan de afspraken. Ondanks de inspanningen van zijn begeleiders en de jeugdreclassering is het vooralsnog niet gelukt om voldoende gedragsverandering te bewerkstelligen bij de verdachte. Het Algemeen Recidive Risico wordt gemiddeld ingeschat, maar het Dynamisch Risico Profiel is heel hoog. Er zijn meerdere criminogene factoren die de kans op herhaling van zijn delict gedrag vergroten. De verdachte beschikt over geringe beschermende factoren zoals adequate copingvaardigheden en zelfcontrole. Zorgpunten betreffen zijn emotie-/agressieregulatie, lage binding met school, sociale isolement en de thuissituatie. Ook worden er zorgen gezien op het gebied van interesse in criminele gedragingen.
De Raad conformeert zich aan het advies vanuit de Pro Justitia rapportage. Bij de verdachte is sprake van een hoge mate van onmacht en complexe psychische problematiek waarvoor behandeling noodzakelijk is. Gelet op het zelfbepalende en grensoverschrijdende gedrag van de verdachte is het noodzakelijk dat zijn begeleiding wordt voortgezet vanuit een externe verblijfsituatie. Om de noodzakelijk geachte gedragsverandering bij de verdachte te bewerkstelligen, lijkt het tevens noodzakelijk dat daar forensische behandeling voor wordt ingezet. De Raad vindt het positief dat de verdachte daar door de jeugdreclassering al voor is aangemeld. Om herhaling van het delictgedrag te voorkomen, acht de Raad het van groot belang dat de verdachte leert naar zijn eigen gedrag te kijken, de consequenties van zijn gedrag in te zien en op basis daarvan de juiste keuzes te maken. Gelet op zijn, vooralsnog, onvoldoende motivatie, acht de Raad een verplicht jeugdreclasseringstraject, met daarin de noodzakelijk geachte begeleiding en behandeling als bijzondere voorwaarden het best passend. Omdat het de verdachte nog onvoldoende is gelukt om zich aan de avondklok te houden, acht de Raad het voortzetten daarvan eveneens geïndiceerd.
Gezien het feit dat de behandeling bij de Waag nog geruime tijd kan duren vanwege de aanwezige wachtlijst, acht de Raad het van belang dat er al een start gemaakt gaat worden met een interventie gericht op gedragsverandering bij de verdachte. De Raad acht daarvoor een gedragsinterventie in de vorm van een leerstraf TACt (plus) het best passend.
De jeugdreclasseerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij, nadat het verzoek tot opheffing van de schorsing van de verdachte is afgewezen, een verbetering heeft gezien in zijn gedrag. De verdachte houdt zich beter aan de voorwaarden, waaronder zijn avondklok, en is meer in contact met de begeleiding. Dit is ter zitting bevestigd door de begeleiding van [naam instelling] Amsterdam. Het plan van de jeugdreclassering is om de verdachte op korte termijn over te plaatsen naar Almere, maar daarvoor moet eerst zijn dagbesteding worden geregeld. Desgevraagd heeft de jeugdreclasseerder aangegeven dat zij het wenselijk acht om een verplichte (forensische) behandeling voor de verslavingsproblematiek van de verdachte als bijzondere voorwaarde op te nemen, zeker omdat de verdachte beïnvloedbaar is en wisselend verklaart over zijn middelengebruik.
Strafmaat
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de LOVS oriëntatiepunten en de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding geven hier enigszins van af te wijken. Ten voordele van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. Verder houdt de rechtbank rekening met de jeugdige leeftijd en de proceshouding van de verdachte. Door het feit te bekennen en ter terechtzitting spijt te betuigen aan de slachtoffers die aanwezig waren, heeft de verdachte ervan blijk gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien. Daarbij heeft de verdachte zich de afgelopen maanden aan stevige voorwaarden moeten houden. Hoewel dat ook een periode minder goed is gegaan, heeft de verdachte de laatste weken laten zien dat hij bereid is zich te conformeren aan de voorwaarden en zich open te stellen voor de noodzakelijke hulpverlening en begeleiding. Verder weegt de rechtbank nog mee dat het bewezenverklaarde hem in verminderde mate kan worden toegerekend, gelet op de doorwerking van de bij hem geconstateerde stoornissen. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundige op dit punt over en maakt die tot de hare. Tot slot houdt de rechtbank rekening met de leerstraf die naast de jeugddetentie wordt opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 92 (tweeënnegentig) dagen moet worden opgelegd, met aftrek van het voorarrest van 32 dagen. De rechtbank zal daarbij bepalen dat een gedeelte daarvan, te weten 60 (zestig) dagen vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Door het onvoorwaardelijke deel van de jeugddetentie gelijk te stellen aan het voorarrest, hoeft de verdachte niet terug naar de justitiële jeugdinstelling, terwijl het voorwaardelijke deel de verdachte stimuleert om zich aan de voorwaarden te (blijven) houden. Zeker gelet op de complexe problematiek van de verdachte en het hoge herhalingsgevaar acht de rechtbank een stevige stok achter de deur noodzakelijk.
De rechtbank acht het evenals de deskundigen van belang dat de verdachte de prille ontwikkeling die hij de afgelopen weken heeft ingezet, kan vasthouden en dat zijn behandeling zo spoedig mogelijk van start gaat. Uit de adviezen blijkt dat een streng kader nodig is om het recidiverisico zo veel mogelijk te beperken. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie zal de rechtbank daarom de door de deskundigen geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen. Ter zitting is daar het meewerken aan een (forensische) behandeling voor de verslavingsproblematiek door de jeugdreclassering aan toegevoegd. De rechtbank neemt dit over. De rechtbank zal verder bepalen dat de op te leggen avondklok voor maximaal een half jaar zal gelden. De jeugdreclassering heeft de vrijheid om de tijden aan te passen of eerder te stoppen met de inzet van het huisarrest, indien zij dit niet meer noodzakelijk acht. De overige bijzondere voorwaarden zullen voor de volledige duur van de proeftijd gelden.
Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf in de vorm van een leerstraf, te weten TACt Plus, voor de duur van 35 (vijfendertig) uur opleggen. Op die manier kan zo snel mogelijk worden gestart met een interventie gericht op gedragsverandering van de verdachte, in afwachting en ter voorbereiding van zijn behandeling bij De Waag, waarvoor hij op een wachtlijst staat.

7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

7.1.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
7.1.1.
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 800,-ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
7.1.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht te vordering tot schadevergoeding toe te wijzen zoals verzocht.
7.1.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de gevorderde schadevergoeding te matigen tot een bedrag van € 500,-, onder verwijzing naar de uitspraak van Rechtbank Dordrecht 6 januari 2009 (ECLI:NL:RBDOR:2009:BG8976).
7.1.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het verzochte en gestelde bedrag van € 800,- (zegge: achthonderd euro) aan immateriële schade deugdelijk is onderbouwd en rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit. Vergoeding van de schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook volledig worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Ook zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr opleggen. Het aantal dagen gijzeling bij het niet voldoen aan de opgelegde betalingsverplichting, stelt de rechtbank vast op 0 dagen.
7.2.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
7.2.1.
De vordering
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1400,-ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr.
7.2.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft primair verzocht te vordering tot schadevergoeding toe te wijzen zoals verzocht en subsidiair de vordering te matigen zodat het verschil met de schadevergoeding van het slachtoffer [slachtoffer 1] kleiner wordt. De officier van justitie begrijpt niet dat door de verdediging het standpunt wordt ingenomen dat de bedreiging niet tegen het slachtoffer [slachtoffer 2] gericht zou zijn. Vaststaat dat hij bij de overval aanwezig was en dat je daar lang last van kan houden. Daarbij heeft de officier van justitie erop gewezen dat de eis dat het bestaan van geestelijk letsel naar objectieve maatstaven moet zijn vastgesteld, niet inhoudt dat daarvan slechts sprake is indien het een in de psychiatrie erkend ziektebeeld betreft, en evenmin dat dit geestelijk letsel slechts door een psychiater of psycholoog kan worden vastgesteld (Hoge Raad 29 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:1024).
7.2.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de gevorderde schadevergoeding te matigen. De verdediging vindt het gevorderde bedrag te hoog, omdat de verdachte voor de toonbank is blijven staan en geen dreigende bewegingen met het mes in de richting van het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft gemaakt. Daarbij acht de raadsvrouw het geestelijk letsel onvoldoende met stukken onderbouwd. De verdediging acht een bedrag van € 250,- passend en verwijst daarbij naar de genoemde uitspraak van Rechtbank Dordrecht.
7.2.4.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op de onderbouwing, het verhandelde ter terechtzitting en de schadevergoeding die aan het slachtoffer [slachtoffer 1] zal worden toegekend, komt de rechtbank een gedeeltelijke vergoeding van de immateriële schade billijk voor. De rechtbank is van oordeel dat de vordering deugdelijk is onderbouwd en rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit tot een bedrag van € 800,- (zegge: achthonderd euro). De vordering zal daarom tot dit bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Ook zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr opleggen. Het aantal dagen gijzeling bij het niet voldoen aan de opgelegde betalingsverplichting, stelt de rechtbank vast op 0 dagen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
7.3
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zijn vordering ter terechtzitting ingetrokken, zodat daarop niet meer hoeft te worden beslist.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
92 dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
60 dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- een zinvolle dagbesteding heeft, bijvoorbeeld in de vorm van onderwijs of werk;
- zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen van [naam instelling] of een soortgelijke instelling;
- zich daarbij houdt aan de geldende regels en afspraken die in die woonsetting worden gehanteerd;
- zijn medewerking verleent aan een behandeling bij De Waag of een vergelijkbare instelling (individueel en/of FAST-traject);
- meewerkt aan een (forensische) behandeling voor zijn verslavingsproblematiek van de veroordeelde, indien de jeugdreclassering dat nodig acht;
- zich houdt aan een avondklok van 19:00 uur tot 7:00 uur, voor de duur van maximaal zes maanden, waarbij de jeugdreclassering de vrijheid heeft om deze tijden aan te passen of eerder te stoppen met de inzet van het huisarrest, indien zij dit niet langer noodzakelijk acht
.
Geeft opdracht aan De Jeugd- en Gezinsbeschermers, gevestigd te Winkelwaard 494, 1824 HX Alkmaar, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (te stellen op 32 dagen), bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van
35 uren, in de vorm van een leerstraf, te weten TACt Plus, aangeboden door of namens de Raad voor de Kinderbescherming, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
17 dagen jeugddetentie.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 800,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 800,- , vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagengijzeling.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 800,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 800,- , vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 dagengijzeling.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. van Weely, voorzitter,
mr. G. Drenth, rechter, beiden tevens kinderrechter, en mr. M.M. Rademaker, rechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. Jense,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 februari 2023.
mr. M.M. Rademaker en mr. G. Drenth zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.