6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een snackbar. Hij is de snackbar vlak voor sluitingstijd gemaskerd binnengegaan en heeft daar door te schreeuwen en dreigende bewegingen te maken met een mes geprobeerd het personeel te bewegen tot de afgifte van geld. Toen bleek dat er geen geld meer in de kassa aanwezig was, heeft de verdachte uit boosheid de zitting van een barkruk opengesneden en is hij weggegaan. De gedragingen van de verdachte hebben bij de slachtoffers gezorgd voor gevoelens van angst en onveiligheid, zowel tijdens de overval als in de periode daarna. Zo heeft het slachtoffer [slachtoffer 1] in haar slachtofferverklaring naar voren gebracht dat zij tijdens de overval bang was om dood te gaan en heeft het minderjarige slachtoffer [slachtoffer 2] ter zitting verteld dat hij nog steeds bang is om ’s avonds na zijn werk alleen over straat te gaan. De verdachte heeft door aldus te handelen geen oog gehad voor de gevolgen die zijn handelingen voor de slachtoffers teweeg hebben gebracht. Bovendien hebben zulke ernstige feiten niet alleen gevolgen voor de slachtoffers, maar ook voor de gevoelens van veiligheid van de maatschappij in het algemeen. De rechtbank concludeert dat de verdachte enkel oog heeft gehad voor zijn eigen financieel gewin en rekent hem dit zwaar aan.
Persoonlijke omstandigheden
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 8 februari 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld;
- het psychologisch onderzoek Pro Justitia, gedateerd 20 januari 2023 van L. Blok, GZ-psycholoog in opleiding tot rapporteur, onder supervisie van drs. A.C.J. Schrama, GZ-psycholoog;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 26 januari 2023 van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker werkzaam bij de Raad voor de Kinderbescherming.
Uit het psychologisch onderzoek blijkt dat bij de verdachte diagnostisch gezien sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis met begin in de adolescentie, een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis gecombineerd beeld en een depressieve stoornis gedeeltelijk in remissie. Ook heeft de verdachte meerdere traumatische ervaringen opgedaan en is er sprake van ouder-kindrelatieproblemen en leer- of onderwijsproblemen. Voornoemde stoornissen hebben de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed. Geadviseerd wordt daarom het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. De kans op recidive wordt zonder begrenzing en behandeling op hoog geschat. De belangrijkste risicofactoren zijn de problemen met het hanteren van boosheid en riskant en impulsief gedrag. Door een ontwikkelingsachterstand en een gebrek aan vaardigheden neemt de verdachte verkeerde beslissingen en is hij nog erg op zichzelf gericht. Daarbij is het gebrek aan vriendschappen en het hebben van contact met antisociale jongeren van de verdachte risico verhogend, omdat hij vanuit zijn behoefte aan vriendschap verkeerde keuzes kan maken. Ook staat de draagkracht van de moeder voortdurend onder druk door de passieve houding van de verdachte en zijn wisselende stemming met intense emoties. Genoemde risicofactoren versterken elkaar in negatieve zin. De gedragsstoornis en depressieve stoornis zijn beeldbepalend in het dagelijkse handelen van de verdachte. Door interacties met anderen kan de spanning snel oplopen, wat kan leiden tot agressieve impulsdoorbraken.
Geadviseerd wordt een gedeeltelijk voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Op grond van de ernst van de problematiek zal de verdachte binnen een (open) orthopedagogische setting behandeld moeten worden. De zorgintensiteit dient hoog te zijn. De verdachte heeft veel structuur en begeleiding nodig en profiteert van een meer individuele aanpak binnen kleine groepen. De verdachte zou gebaat zijn bij een behandeltraject gericht op het aanleren van vaardigheden om zijn emoties te reguleren. Interventies dienen tevens gericht te zijn op ego-versterking van de verdachte, waarbij ook aandacht besteed moet worden aan zijn levensstijl: gezond eten, bewegen en afvallen. Dit zal tot meer zelfvertrouwen leiden. Ook dient toegewerkt te worden naar systeembehandeling. Bijkomend is het van belang de ADHD te behandelen, omdat dit ook voor een deel onderliggend lijkt te zijn aan de gedragsproblemen. Medicamenteuze behandeling zou helpend kunnen zijn naast de gedragstherapie zowel gericht op de verdachte zelf als op zijn ouders.
Uit het raadsrapport komt onder andere naar voren dat de Raad adviseert om de verdachte een leerstraf in de vorm van TACt Plus en een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met aftrek van voorarrest. De Raad maakt zich ernstig zorgen over de verdachte. Doordat hij zelfbepalend, grensoverschrijdend en agressief gedrag in de thuissituatie liet zien en het gezag van zijn moeder niet accepteerde, is hij onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst. Ook op zijn huidige leefgroep vertoont de verdachte zelfbepalend gedrag, is er sprake van middelengebruik en heeft hij gerecidiveerd vanwege winkeldiefstal. Daarnaast heeft hij meerdere keren zijn avondklok overtreden en houdt hij zich onvoldoende aan de afspraken. Ondanks de inspanningen van zijn begeleiders en de jeugdreclassering is het vooralsnog niet gelukt om voldoende gedragsverandering te bewerkstelligen bij de verdachte. Het Algemeen Recidive Risico wordt gemiddeld ingeschat, maar het Dynamisch Risico Profiel is heel hoog. Er zijn meerdere criminogene factoren die de kans op herhaling van zijn delict gedrag vergroten. De verdachte beschikt over geringe beschermende factoren zoals adequate copingvaardigheden en zelfcontrole. Zorgpunten betreffen zijn emotie-/agressieregulatie, lage binding met school, sociale isolement en de thuissituatie. Ook worden er zorgen gezien op het gebied van interesse in criminele gedragingen.
De Raad conformeert zich aan het advies vanuit de Pro Justitia rapportage. Bij de verdachte is sprake van een hoge mate van onmacht en complexe psychische problematiek waarvoor behandeling noodzakelijk is. Gelet op het zelfbepalende en grensoverschrijdende gedrag van de verdachte is het noodzakelijk dat zijn begeleiding wordt voortgezet vanuit een externe verblijfsituatie. Om de noodzakelijk geachte gedragsverandering bij de verdachte te bewerkstelligen, lijkt het tevens noodzakelijk dat daar forensische behandeling voor wordt ingezet. De Raad vindt het positief dat de verdachte daar door de jeugdreclassering al voor is aangemeld. Om herhaling van het delictgedrag te voorkomen, acht de Raad het van groot belang dat de verdachte leert naar zijn eigen gedrag te kijken, de consequenties van zijn gedrag in te zien en op basis daarvan de juiste keuzes te maken. Gelet op zijn, vooralsnog, onvoldoende motivatie, acht de Raad een verplicht jeugdreclasseringstraject, met daarin de noodzakelijk geachte begeleiding en behandeling als bijzondere voorwaarden het best passend. Omdat het de verdachte nog onvoldoende is gelukt om zich aan de avondklok te houden, acht de Raad het voortzetten daarvan eveneens geïndiceerd.
Gezien het feit dat de behandeling bij de Waag nog geruime tijd kan duren vanwege de aanwezige wachtlijst, acht de Raad het van belang dat er al een start gemaakt gaat worden met een interventie gericht op gedragsverandering bij de verdachte. De Raad acht daarvoor een gedragsinterventie in de vorm van een leerstraf TACt (plus) het best passend.
De jeugdreclasseerder heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij, nadat het verzoek tot opheffing van de schorsing van de verdachte is afgewezen, een verbetering heeft gezien in zijn gedrag. De verdachte houdt zich beter aan de voorwaarden, waaronder zijn avondklok, en is meer in contact met de begeleiding. Dit is ter zitting bevestigd door de begeleiding van [naam instelling] Amsterdam. Het plan van de jeugdreclassering is om de verdachte op korte termijn over te plaatsen naar Almere, maar daarvoor moet eerst zijn dagbesteding worden geregeld. Desgevraagd heeft de jeugdreclasseerder aangegeven dat zij het wenselijk acht om een verplichte (forensische) behandeling voor de verslavingsproblematiek van de verdachte als bijzondere voorwaarde op te nemen, zeker omdat de verdachte beïnvloedbaar is en wisselend verklaart over zijn middelengebruik.
Strafmaat
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de LOVS oriëntatiepunten en de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding geven hier enigszins van af te wijken. Ten voordele van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. Verder houdt de rechtbank rekening met de jeugdige leeftijd en de proceshouding van de verdachte. Door het feit te bekennen en ter terechtzitting spijt te betuigen aan de slachtoffers die aanwezig waren, heeft de verdachte ervan blijk gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien. Daarbij heeft de verdachte zich de afgelopen maanden aan stevige voorwaarden moeten houden. Hoewel dat ook een periode minder goed is gegaan, heeft de verdachte de laatste weken laten zien dat hij bereid is zich te conformeren aan de voorwaarden en zich open te stellen voor de noodzakelijke hulpverlening en begeleiding. Verder weegt de rechtbank nog mee dat het bewezenverklaarde hem in verminderde mate kan worden toegerekend, gelet op de doorwerking van de bij hem geconstateerde stoornissen. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundige op dit punt over en maakt die tot de hare. Tot slot houdt de rechtbank rekening met de leerstraf die naast de jeugddetentie wordt opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 92 (tweeënnegentig) dagen moet worden opgelegd, met aftrek van het voorarrest van 32 dagen. De rechtbank zal daarbij bepalen dat een gedeelte daarvan, te weten 60 (zestig) dagen vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Door het onvoorwaardelijke deel van de jeugddetentie gelijk te stellen aan het voorarrest, hoeft de verdachte niet terug naar de justitiële jeugdinstelling, terwijl het voorwaardelijke deel de verdachte stimuleert om zich aan de voorwaarden te (blijven) houden. Zeker gelet op de complexe problematiek van de verdachte en het hoge herhalingsgevaar acht de rechtbank een stevige stok achter de deur noodzakelijk.
De rechtbank acht het evenals de deskundigen van belang dat de verdachte de prille ontwikkeling die hij de afgelopen weken heeft ingezet, kan vasthouden en dat zijn behandeling zo spoedig mogelijk van start gaat. Uit de adviezen blijkt dat een streng kader nodig is om het recidiverisico zo veel mogelijk te beperken. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie zal de rechtbank daarom de door de deskundigen geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen. Ter zitting is daar het meewerken aan een (forensische) behandeling voor de verslavingsproblematiek door de jeugdreclassering aan toegevoegd. De rechtbank neemt dit over. De rechtbank zal verder bepalen dat de op te leggen avondklok voor maximaal een half jaar zal gelden. De jeugdreclassering heeft de vrijheid om de tijden aan te passen of eerder te stoppen met de inzet van het huisarrest, indien zij dit niet meer noodzakelijk acht. De overige bijzondere voorwaarden zullen voor de volledige duur van de proeftijd gelden.
Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf in de vorm van een leerstraf, te weten TACt Plus, voor de duur van 35 (vijfendertig) uur opleggen. Op die manier kan zo snel mogelijk worden gestart met een interventie gericht op gedragsverandering van de verdachte, in afwachting en ter voorbereiding van zijn behandeling bij De Waag, waarvoor hij op een wachtlijst staat.