Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van afpersing en het onder 2 primair ten laste gelegde medeplegen van oplichting. Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft zij daartoe aangevoerd dat verdachte voorafgaand aan de afpersing uit de keukenlade een mes heeft gepakt en die heeft gegeven aan medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Ook heeft verdachte aan hen een bandana gegeven. Op dat moment wist verdachte dat de medeverdachten zich eerder met strafbare feiten hadden beziggehouden. De medeverdachten verklaren dat verdachte met hen meepraatte en uit eigen wil met hen meeging. Verdachte verklaart dat hij op het moment dat hij met de medeverdachten op de scooter ging rijden, wist dat zij een overval gingen plegen. Verdachte vervoerde de beide medeverdachten, hij heeft hun hieraan voorafgaand een mes en een bandana gegeven en verdachte droeg een capuchon en gezichtsbedekking.
Er is geen concrete druk op verdachte uitgeoefend. Hij heeft zelf de (verkeerde) keuze gemaakt om mee te doen. De overval is van tevoren bedacht en er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, waardoor medeplegen kan worden aangenomen.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat aangevers hebben verklaard dat zij na een afspraak te hebben gemaakt over de verkoop van (illegaal) vuurwerk, eerst hun geld moesten afgeven. Vervolgens werd gevraagd welk vuurwerk zij wilden kopen. Pas daarna haalde medeverdachte [medeverdachte 1] een mes tevoorschijn waarna aangevers alles moesten afgeven. Verdachte wist dat medeverdachte [medeverdachte 1] vuurwerk had, maar hij wist ook dat medeverdachte het vuurwerk niet bij zich had ten tijde van de afspraak met aangevers. Om die reden is ook het onder 2 primair ten laste gelegde verdachte toe te rekenen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van afpersing en het onder 2 primair ten laste gelegde medeplegen van oplichting en subsidiair ten laste gelegde medeplegen van verduistering.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte niet bij het maken van het plan betrokken is geweest. Hij durfde op het moment dat hij op de hoogte raakte van dat plan geen afstand meer te nemen van de jongens. De vraag is vervolgens welke rol hij precies had bij de overval en hoe dat te kwalificeren is. Daarbij dient in ogenschouw te worden genomen dat de verklaringen van de medeverdachten over de rol van verdachte bij de overval op essentiële onderdelen afwijken en daarom niet betrouwbaar zijn.
Aangevers hebben verklaard dat een derde jongen op de scooter bleef zitten, dat was verdachte. Geen van de aangevers dichtten verdachte een rol toe.
Verdachte komt oprecht over in zijn verklaringen. Hij heeft zelf geen wapen gebruikt, geen geld of JBLbox gevraagd of weggenomen en hij heeft aangevers niet naar de plaats delict gelokt en heeft niet gedeeld in de buit.
Wel moest verdachte de motor van de scooter laten draaien en na de overval snel met zijn medeverdachten wegrijden. Deze handeling kan niet als medeplegen worden aangemerkt maar betreft een typische medeplichtigheidshandeling. Medeplichtigheid is echter niet tenlastegelegd. Nu geen sprake is van medeplegen, dient verdachte te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van oplichting heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte geen opzet op de oplichting had, nu de oplichtingshandelingen (het lokken) al waren gepleegd door medeverdachte [medeverdachte 1] voordat verdachte überhaupt hoorde van het plan een overval te plegen. Dat hij onderweg naar de plek waar afgesproken was, hoorde dat ze wilden “racen”, betekent niet dat verdachte wist van de oplichtingshandelingen en de bedoelingen die medeverdachten hadden.
Oordeel van de rechtbank
Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn eerder door de rechtbank NoordNederland bij vonnis van 25 augustus 2022 veroordeeld voor het medeplegen van afpersing en het medeplegen van oplichting, hetgeen nu ook verdachte is ten laste gelegd. In onderhavige zaak speelt de vraag in hoeverre verdachte betrokken was bij deze strafbare feiten en of er sprake is van medeplegen.
De rechtbank acht het onder 2 primair ten laste gelegde medeplegen van oplichting en het subsidiair ten laste gelegde medeplegen van verduistering niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uit de inhoud van het strafdossier en hetgeen ter terechtzitting is behandeld, is niet gebleken dat verdachte opzet heeft gehad, al dan niet in voorwaardelijk zin, op de oplichtingshandelingen. Niet kan worden bewezen dat verdachte betrokken was bij het maken van de afspraak met aangevers via Snapchat om tegen betaling (illegaal) vuurwerk te leveren en na betaling hiervoor, niet over te gaan tot levering van het vuurwerk. Vraag is zelfs of verdachte heeft geweten van voornoemde afspraak en de bedoelingen daaromtrent van de beide medeverdachten.
Medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben verklaard dat zij de afspraak hebben gemaakt en aangevers verklaren ook over een afspraak met twee jongens. Uit de verklaringen van aangevers volgt eveneens dat verdachte ten tijde van de overval op de scooter is blijven zitten en dat hij niet degene was die het geld van aangevers heeft aangenomen. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft het geld aangenomen en later bij hem thuis bewaard. Verdachte heeft zelf verklaard dat hij weg heeft gekeken van hetgeen zich voordeed en mede daarom is niet onaannemelijk dat verdachte niet op de hoogte was van het feit dat er daadwerkelijk geld is betaald voor vuurwerk. Daarmee kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het gronddelict dat door de medeverdachten is gepleegd. Dit geldt zowel wanneer de feitelijkheden worden gekwalificeerd als oplichting alsook wanneer deze zouden worden gekwalificeerd als verduistering. Verdachte dient derhalve van het onder 2 primair en subsidiair te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van afpersing wel wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.