In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal met geweld en bedreiging. De tenlastelegging omvatte het proberen af te nemen van een telefoon van het slachtoffer, het tonen van een vuurwapen en het dreigen met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak wegens gebrek aan bewijs.
Tijdens de zitting werd duidelijk dat de verdachte en de medeverdachte een afspraak hadden gemaakt met het slachtoffer om een telefoon te verkopen. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij onder druk is gezet om geld over te maken, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte daadwerkelijk geweld had gebruikt of had gedreigd met een vuurwapen. De verklaringen van getuigen waren niet overtuigend genoeg en de rechtbank vond dat de verklaringen van het slachtoffer inconsistent waren.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had gepleegd. De verdachte werd vrijgesproken van alle beschuldigingen en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.