RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2023 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. H.G.A.M. Halfers),
de burgemeester van de gemeente Koggenland, verweerder
(gemachtigden: mr. K.A. Gans, A.S. van Menen en mr. T. Sahar).
Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser betreffende het besluit van verweerder tot sluiting van zijn woning voor de duur van drie maanden op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
Met het besluit van 27 juli 2021 heeft verweerder de sluiting van de woning bevolen.
Met het in beroep bestreden besluit van 21 januari 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigden van verweerder.
Beoordeling door de rechtbank
1.1De rechtbank beoordeelt of verweerder bevoegd was tot sluiting van de woning en, zo ja, of hij in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
1.2De rechtbank beantwoordt de hiervoor vermelde vragen bevestigend en verklaart het beroep daarom ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
1.3De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
2.1De politie heeft naar aanleiding van een landelijk onderzoek op 28 juni 2021 een inval gedaan in de toenmalige woning van eiser op het adres [adres] te [plaats] . Volgens de bestuurlijke rapportage van 12 juli 2021 zijn daarbij wapens, munitie, een kweektent, zeefzakken, 784,7 gram droge hennep, 203,8 gram natte hennep en een zak met 130 gram bladafval aangetroffen.
2.2Op 27 juli 2021 heeft verweerder besloten tot sluiting van de woning van eiser voor de duur van drie maanden, op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Verweerder heeft hieraan onder meer ten grondslag gelegd dat er een grote hoeveelheid softdrugs is aangetroffen en dat sprake is van verzwarende omstandigheden gezien de aanwezigheid van wapens en munitie en van aan drugshandel gerelateerde attributen.
Bestreden besluit
3. Met het bestreden besluit van 21 januari 2022 op het bezwaar is verweerder bij zijn primaire standpunt gebleven, met dien verstande dat hij is teruggekomen van de stelling dat de woning deel uitmaakt van het criminele netwerk, aangezien in de bestuurlijke rapportage enkel het vermoeden is uitgesproken dat eiser zich mogelijk in een crimineel netwerk begeeft. Dit neemt volgens verweerder niet weg dat gezien alle omstandigheden van het geval de sluiting evenredig is geweest.
Procesbelang
4.1Verweerder betwist het procesbelang van eiser omdat de sluiting van de woning inmiddels is geëffectueerd. Verweerder stelt zich hierbij op het standpunt dat niet aannemelijk is gemaakt dat eiser schade heeft geleden.
4.2Ter zitting heeft eiser gesteld dat hij schade heeft geleden doordat als gevolg van het sluitingsbevel hij zijn woning uit moest en zijn huurovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden. Daarna is hij op de zwarte lijst van de woningcorporatie geplaatst waardoor hij tot op heden geen nieuwe woning kan huren. Hij heeft nu geen vast adres en slaapt bij zijn ouders als hij nergens anders terechtkan.
4.3Belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep kan bestaan indien wordt gesteld dat schade is geleden ten gevolge van het in beroep bestreden besluit. Voor het aannemen van belang op die grond is voldoende dat de gestelde schade tot op zekere hoogte aannemelijk is gemaakt.De rechtbank is van oordeel dat eiser de gestelde schade tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiser ten tijde van de sluiting weliswaar gedetineerd was, maar dat de sluiting tot buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst heeft geleid, waarmee inbreuk is gemaakt op zijn woonrecht. Met een rechterlijk oordeel dat inhoudt dat de sluiting onrechtmatig is, kan eiser de rechtmatigheid van de ontbinding aanvechten en aanspraak maken op schadevergoeding wegens misgelopen woongenot. Daarom is de rechtbank van oordeel dat eiser belang heeft bij een rechterlijke toetsing van het bestreden besluit.