ECLI:NL:RBNHO:2023:1350

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
C/15/329266 / HA ZA 22-375
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over tekortkoming in de nakoming van een aannemingsovereenkomst en betaling van openstaande facturen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschappen Roma Nederland B.V. en Ocean Fleet Seafood Europe B.V. Roma heeft Ocean Fleet ingeschakeld voor de bouw van een hygiënische, geïsoleerde ruimte, waarbij een geschil is ontstaan over de levering van roldeuren. Ocean Fleet betwistte dat de geleverde deuren aan de overeenkomst voldeden en weigerde betaling van drie openstaande facturen. De rechtbank oordeelde dat Roma niet tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst. De geleverde deuren waren conform de afgesproken maten en geschikt voor de beoogde functie. Ocean Fleet werd veroordeeld tot betaling van factuur 1 en een gedeelte van factuur 3, terwijl de vordering van Ocean Fleet in reconventie werd afgewezen. De rechtbank stelde vast dat Ocean Fleet geen recht had op schadevergoeding en dat de kosten van de procedure voor haar rekening kwamen. De totale te betalen som door Ocean Fleet aan Roma, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, werd vastgesteld op € 30.061,10.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/329266 / HA ZA 22-375
Vonnis van 22 februari 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROMA NEDERLAND B.V.,
gevestigd in Raamsdonkveer,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. M. Blok te Ede,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OCEAN FLEET SEAFOOD EUROPE B.V.,
gevestigd in IJmuiden,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. W.G. Westerman te Beverwijk.
Partijen worden hierna Roma en Ocean Fleet genoemd.

1.De zaak in het kort

Ocean Fleet heeft Roma ingeschakeld voor het bouwen van een hygiënische, geïsoleerde ruimte. In december 2021 heeft Roma de ruimte gebouwd. Vervolgens zouden in januari 2022 de deuren worden geplaatst, waaronder drie roldeuren. Deze roldeuren zijn uiteindelijk niet geplaatst omdat tussen Roma en Ocean Fleet discussie is ontstaan over de vraag of de roldeuren te kort waren of niet. In deze procedure vordert Roma dat Ocean Fleet drie openstaande facturen betaalt. Ocean Fleet vindt dat zij de facturen niet hoeft te betalen omdat Roma is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen door niet een geïsoleerde ruimte te leveren. Daarnaast stelt Ocean Fleet dat zij kosten heeft gemaakt als gevolg van het tekortschieten door Roma en zij wil deze schade verrekenen of vergoed zien. De rechtbank oordeelt dat Roma niet is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Ocean Fleet moet een gedeelte van de openstaande facturen betalen en zij heeft geen recht op vergoeding van de schade die zij stelt te hebben geleden.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties,
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens inhoudende eis in voorwaardelijke reconventie, met producties,
  • de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie,
  • het tussenvonnis van 23 november 2022,
  • de mondelinge behandeling van 2 februari 2023, de aantekeningen die de griffier daarvan heeft gemaakt en de spreekaantekeningen van mr. Blok.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Roma is een onderneming die zich toelegt op het ontwikkelen, leveren en plaatsen van geconditioneerde isolatiepanelen. Roma is marktleider in isolatiesysteembouw in Nederland.
3.2.
Ocean Fleet drijft een onderneming met als activiteit groothandel in vis, schaal- en weekdieren en het verwerken en distribueren daarvan.
3.3.
In oktober 2021 hebben Roma en Ocean Fleet een overeenkomst van aanneming gesloten voor de realisatie van een nieuwe hygiënische (geïsoleerde) ruimte door Roma. De hygiënische ruimte zou bestaan uit enerzijds wand- en plafondpanelen en anderzijds een aantal deuren, waaronder drie
high speedroldeuren. De prijs voor het werk bedroeg € 80.395 (exclusief btw). De overeenkomst bepaalt het volgende over betaling:
"
Payment
In addition to the aforementioned prices, we stipulate the following payment conditions:
50% in advance, within 8 days,
25% on delivery materials, sent 8 days in advance within 8 days,
20% end of work within 8 days,
5% deliviry within 30 days."
3.4.
Roma heeft aan Ocean Fleet een factuur gestuurd voor 50% van de overeengekomen prijs. Deze factuur heeft Ocean Fleet betaald.
3.5.
Op 26 november 2021 heeft Roma aan Ocean Fleet een factuur gestuurd voor een bedrag van € 24.319,49 (inclusief btw) met als omschrijving "
25% on delivery materials" (hierna: factuur 1).
3.6.
Van 29 november tot en met 9 december 2021 heeft Roma werkzaamheden uitgevoerd met betrekking tot de montage van de wand- en plafondpanelen. De deuren zouden later, in januari 2022, worden geleverd en geplaatst.
3.7.
Op 6 januari 2022 zijn de deuren afgeleverd bij Ocean Fleet.
3.8.
Op 12 januari 2022 zijn de montagewerkzaamheden voor de deuren gestart. Ocean Fleet heeft de montagewerkzaamheden laten stilleggen omdat drie
high speedroldeuren (hierna: de deuren) niet de juiste hoogte zouden hebben.
3.9.
In de periode na 12 januari 2022 hebben partijen overleg gevoerd over een oplossing voor de te plaatsen deuren. Daarbij heeft Roma voorgesteld de geleverde deuren in hoogte aan te passen naar een door Ocean Fleet op te geven hoogte. De kosten voor aanpassing van de drie deuren zouden in totaal neerkomen op € 5.400 (exclusief btw). Ocean Fleet is hiermee niet akkoord gegaan. Het overleg tussen partijen heeft niet geleid tot een oplossing. Uiteindelijk heeft Ocean Fleet een derde partij ingeschakeld om nieuwe deuren te leveren en te plaatsen.
3.10.
Op 14 januari 2022 heeft Roma aan Ocean Fleet een factuur gestuurd voor een bedrag van € 19.455,59 (inclusief btw) met als omschrijving "
20% end of work" (hierna: factuur 2).
3.11.
Op 1 maart 2022 heeft Roma aan Ocean Fleet een factuur gestuurd voor een bedrag van € 11.210,65 (inclusief btw) voor meer-/minderwerk (hierna: factuur 3). De factuur vermeldt dat de factuur binnen acht dagen na de factuurdatum moet zijn betaald.
3.12.
Ocean Fleet heeft factuur 1, factuur 2 en factuur 3 niet betaald. Wel heeft zij op
15 september 2022 (ná het uitbrengen van de dagvaarding in deze zaak) een bedrag van € 7.575,68 aan Roma betaald.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
Roma vordert – samengevat en na vermindering van eis – uitvoerbaar bij voorraad veroordeling van Ocean Fleet tot betaling van € 58.094,57, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 54.985,73 en te verminderen met het betaalde bedrag van € 7.575,68, en veroordeling van Ocean Fleet in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
Ocean Fleet voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Roma, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Roma in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
4.4.
Ocean Fleet vordert – samengevat – onder de voorwaarde dat zij haar vordering uit hoofde van vertragingsschade niet mag verrekenen met de vordering van Roma, uitvoerbaar bij voorraad veroordeling van Roma tot betaling van € 16.780,22, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, en veroordeling van Roma in de kosten van deze procedure.
4.5.
Roma voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Ocean Fleet, met veroordeling van Ocean Fleet in de kosten van deze procedure.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
5.1.
Het belangrijkste punt dat partijen verdeeld houdt, is of Roma is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst tussen Roma en Ocean Fleet. Met name verschillen Roma en Ocean Fleet van mening over de vraag wat zij zijn overeengekomen met betrekking tot de deuren en de lengte daarvan. De rechtbank is van oordeel dat partijen zijn overeengekomen dat Roma de deuren zou leveren en monteren met de maten zoals omschreven in de overeenkomst en dat Roma niet is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Het volgende heeft de rechtbank tot dit oordeel gebracht.
Roma moest deuren leveren met de maten die zijn opgenomen in de overeenkomst
5.2.
Het antwoord op de vraag wat Roma en Ocean Fleet zijn overeengekomen met betrekking tot de (lengte van de) deuren, hangt af van wat beide partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen (HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158).
5.3.
Roma heeft gesteld dat zij en Ocean Fleet zijn overeengekomen dat Roma deuren zou leveren met de maten zoals opgenomen in de overeenkomst. Roma heeft dit als volgt toegelicht. Tijdens een bespreking bij Ocean Fleet in september 2021 is met de bestuurder van Ocean Fleet (de heer [A.]) besproken dat de deuren zo gemonteerd moesten worden dat een vrachtwagen tot op een bepaalde afstand van de deuren moest kunnen komen. De afstand moest zodanig zijn dat tussen de laadruimte van een vrachtwagen en de deur nog maar een kleine ruimte (van 20-25 cm) zou zijn, die dan bij het laden en lossen zou kunnen worden overbrugd met een soort loopplank. Dit is een gebruikelijke manier van montage van dit soort deuren en geschikt om de beoogde (zware) lading vanuit een vrachtwagen in de hygiënische ruimte te laden. Op basis van dat uitgangspunt heeft Roma schetsen gemaakt en de maatvoering opgenomen in de offerte. Deze schetsen en maatvoering zijn ook nadien nog met Ocean Fleet besproken en door Ocean Fleet goedgekeurd. Toen de deuren werden gemonteerd, bleek echter dat de directeur van Ocean Fleet (de heer [B.]) opeens een andere wijze van montage wilde. De heer [B.] wilde dat een vrachtwagen tegen de deur aan zou moeten kunnen rijden, maar dat was met de afgesproken wijze van montage niet mogelijk omdat de rol van de roldeur dan in de weg zou zitten. In dat geval zouden de deuren langer gemaakt moeten worden. Een dergelijke wijze van montage is echter niet gebruikelijk en ook niet logisch, omdat ten eerste de kans op beschadiging (van zowel de deur en de muur van de hygiënische ruimte als de vrachtwagen) groot is als een vrachtwagen tegen de deur aan moet rijden en ten tweede omdat ook in die situatie nog steeds gebruik moet worden gemaakt van een loopplank omdat een vrachtwagen nooit helemaal tegen de deur aan kan rijden en er dus altijd een kleine afstand moet worden overbrugd.
5.4.
Ocean Fleet heeft de stellingen van Roma betwist en dit als volgt onderbouwd. Het is altijd de bedoeling geweest dat een vrachtwagen tot aan de deuren zou moeten kunnen komen. Het is niet aannemelijk dat de bestuurder van Ocean Fleet (de heer [A.]) dat bij de bespreking in september 2021 niet heeft genoemd.
5.5.
De rechtbank overweegt dat Ocean Fleet onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat de beoogde wijze van montage van de deuren, met de maten zoals opgenomen in de overeenkomst, zodanig was dat de deuren geschikt waren om zware ladingen vanuit een vrachtwagen in de hygiënische ruimte te laden. Ook heeft Ocean Fleet onvoldoende gemotiveerd betwist dat de beoogde wijze van montage gebruikelijk was. Roma mocht er dan ook vanuit gaan dat de maten die zijn opgenomen in de overeenkomst (en die aansluiten bij de beoogde wijze van montage) in overeenstemming waren met de afspraken tussen partijen. Als Ocean Fleet een specifieke wijze van montage van de deuren had willen hebben, had het op haar weg gelegen dit bij het totstandkomen van de overeenkomst duidelijk kenbaar te maken aan Roma. Dit heeft Ocean Fleet echter niet gedaan.
5.6.
De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de maten van de deuren zoals genoemd in de overeenkomst aansluiten bij wat Roma en Ocean Fleet bij het aangaan van de overeenkomst hebben afgesproken. Roma moest dus deuren leveren met de maten zoals neergelegd in de overeenkomst.
Geen tekortkoming door Roma
5.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat de deuren die Roma begin januari 2022 heeft geleverd, in overeenstemming zijn met de maatvoering zoals neergelegd in de overeenkomst en geschikt zijn om de hygiënische ruimte te isoleren. De geleverde deuren beantwoorden dus aan de overeenkomst. Van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door Roma is dan ook geen sprake.
Ocean Fleet moet factuur 1 betalen
5.8.
Roma heeft betaling gevorderd van factuur 1 en dit als volgt toegelicht. Roma heeft factuur 1, ter hoogte van 25% van de overeengekomen prijs, gestuurd op
26 november 2021, voorafgaand aan de levering van de wand- en plafondpanelen voor de hygiënische ruimte. Dat mocht zij doen op grond van de overeenkomst. Daarin is namelijk bepaald dat zij 25% van de overeengekomen prijs in rekening mag brengen acht dagen voorafgaand aan de levering van materialen.
5.9.
Ocean Fleet heeft betwist dat factuur 1 opeisbaar is. Volgens Ocean Fleet mocht Roma 25% van de overeengekomen prijs in rekening brengen op het moment dat alle materialen waren geleverd. Dat was op 26 november 2021, de datum van de factuur, nog niet het geval omdat de deuren toen nog niet waren geleverd. Pas op 6 januari 2022 zijn alle deuren geleverd. Omdat de deuren echter te kort waren, was ook op dat moment dus nog niet al het materiaal geleverd, aldus Ocean Fleet.
5.10.
De rechtbank stelt vast dat in de overeenkomst is bepaald dat 25% van de overeengekomen prijs mocht worden gefactureerd acht dagen vóór het moment van "
delivery materials". Of daarvoor is vereist dat alle materialen worden geleverd of slechts een deel daarvan, maakt de overeenkomst niet duidelijk. Een redelijke uitleg van de overeenkomst brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat 25% van de overeengekomen prijs mocht worden gefactureerd op het moment dat alle materialen waren geleverd. Hierbij weegt de rechtbank mee dat alle deuren samen een aanzienlijk deel (ongeveer € 24.000) van de totale prijs besloegen.
5.11.
Partijen zijn het erover eens dat op 6 januari 2022 alle deuren zijn geleverd. Zoals hiervoor in 5.7 is overwogen, waren de maten van de deuren in overeenstemming met de overeenkomst. Op dat moment waren dus alle materialen geleverd. Op grond van de overeenkomst mocht Roma vanaf acht dagen daarvóór 25% van de totale prijs in rekening brengen.
5.12.
De conclusie van het voorgaande is dat factuur 1 vanaf 6 januari 2022 opeisbaar was. Ocean Fleet moet deze factuur (in beginsel) dan ook betalen.
Ocean Fleet hoeft factuur 2 niet te betalen
5.13.
Verder heeft Roma betaling gevorderd van factuur 2. Op grond van de overeenkomst mocht Roma 20% van de totale prijs in rekening brengen bij "
end of work". Tijdens de mondelinge behandeling heeft Roma toegelicht dat "
end of work" het moment is waarop de laatste montage is verricht en het laatste schroefje er in is geschroefd. De rechtbank begrijpt dat deze vordering is gegrond op nakoming van de overeenkomst, te weten dat dit gedeelte van de overeengekomen prijs moet worden betaald op grond van de overeenkomst bij "
end of work". Vast staat echter dat dat moment niet heeft plaatsgevonden. Roma heeft de deuren namelijk nooit gemonteerd. Bij de gekozen grondslag (nakoming) is niet relevant of Roma haar werkzaamheden niet heeft kunnen afronden als gevolg van gedragingen van Ocean Fleet.
5.14.
De conclusie is dat factuur 2 niet opeisbaar is. Ocean Fleet hoeft deze factuur niet te betalen.
Ocean Fleet moet factuur 3 (gedeeltelijk) betalen
5.15.
Tot slot heeft Roma betaling gevorderd van factuur 3. Deze factuur ziet op het meer-/minderwerk, waaronder een bedrag van € 5.400 (exclusief btw) voor het verlengen van de drie deuren. Tussen partijen is niet langer in geschil dat de deuren niet zijn verlengd en dat Ocean Fleet daarvoor dus niet hoeft te betalen. Ook is tussen partijen niet langer in geschil dat de factuur voor het overige wel moe(s)t worden betaald.
5.16.
Het totaalbedrag van de factuur is € 11.210,65 (inclusief btw). Van dat bedrag hoeft Ocean Fleet een bedrag van (€ 5.400 + 21% btw =) € 6.534 niet te betalen. Het restant van factuur 3 van (€ 11.210,65 - € 6.534 =) € 4.676,65 moet Ocean Fleet (in beginsel) wel betalen.
Ocean Fleet mag niet verrekenen
5.17.
Ocean Fleet heeft gesteld dat zij als gevolg van de tekortkoming in de nakoming door Roma vertragingsschade heeft opgelopen. Zij heeft namelijk alle werkzaamheden die zij zelf in de isolatieruimte had kunnen uitvoeren, moeten uitbesteden aan een derde. Zij heeft ten aanzien van deze schade een beroep gedaan op verrekening.
5.18.
De rechtbank oordeelt dat Ocean Fleet geen beroep toekomt op verrekening. Roma is namelijk niet tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst met Ocean Fleet (zie 5.7 hiervoor). Roma hoeft daarom geen schade te vergoeden aan Ocean Fleet. Ocean Fleet heeft dan ook geen vordering op Roma die zij kan verrekenen met de vordering die Roma heeft op Ocean Fleet.
Conclusie: Ocean Fleet moet facturen 1 (volledig) en 3 (gedeeltelijk) betalen
5.19.
De conclusie van het voorgaande is dat Ocean Fleet factuur 1 volledig en factuur 3 gedeeltelijk moet betalen. Dit leidt tot de volgende toewijsbare hoofdsom:
- factuur 1
24.319,49
- factuur 3
4.676,65
Totaal
28.996,14
Ocean Fleet moet wettelijke handelsrente betalen
5.20.
Roma heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van de wettelijke handelsrente (artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)) vanaf de vervaldata van de facturen tot aan de dag van de algehele voldoening. In beginsel is deze vordering toewijsbaar, maar de rechtbank maakt daarbij een kanttekening met betrekking tot de vervaldatum van factuur 1. De rechtbank gaat voor deze factuur uit van 6 januari 2022 als vervaldatum. De materialen zijn namelijk op 6 januari 2022 geleverd, terwijl Roma volgens de overeenkomst acht dagen vóór die datum een factuur mocht sturen die binnen acht dagen moest worden betaald.
Ocean Fleet moet buitengerechtelijke incassokosten betalen
5.21.
Roma heeft vergoeding gevorderd van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. Het verzuim is na 1 juli 2012 ingetreden. Roma heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Roma heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. De vordering van € 1.324,86 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 1.064,96 bij een hoofdsom van € 28.996,14. De rechtbank wijst daarom het bedrag van € 1.064,96 toe.
5.22.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
28.996,14
- buitengerechtelijke incassokosten
1.064,96
Totaal
30.061,10
De betaling door Ocean Fleet moet in mindering worden gebracht
5.23.
Ocean Fleet heeft op 15 september 2022 een bedrag van € 7.575,68 aan Roma betaald. Op grond van artikel 6:44 BW moet deze betaling in de eerste plaats in mindering worden gebracht op de buitengerechtelijke incassokosten, vervolgens op de verschenen rente en ten slotte op de hoofdsom en de lopende rente.
Ocean Fleet moet de proceskosten van Roma betalen
5.24.
Ocean Fleet is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Roma als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
108,41
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
1.532,00
(2 punten × € 766)
Totaal
4.477,41
5.25.
Ook de door Roma gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen.
5.26.
Roma heeft daarnaast veroordeling gevorderd van Ocean Fleet in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853). Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.
in voorwaardelijke reconventie
5.27.
Ocean Fleet heeft een reconventionele vordering ingesteld onder de voorwaarde dat de rechtbank van oordeel is dat Ocean Fleet haar vordering uit hoofde van vertragingsschade niet zou mogen verrekenen met de vordering van Roma. Aan deze voorwaarde is voldaan, zodat de rechtbank de reconventionele vordering van Ocean Fleet beoordeelt.
5.28.
De rechtbank verwijst naar wat zij in conventie in 5.1 tot en met 5.7 hiervoor heeft overwogen. Roma is niet tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen onder de overeenkomst met Ocean Fleet. Roma hoeft daarom geen schadevergoeding te betalen aan Ocean Fleet. De rechtbank zal de reconventionele vordering van Roma dan ook afwijzen.
5.29.
Ocean Fleet is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Roma vastgesteld op € 598 aan salaris advocaat (0,5 x 2 punten x € 598).

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
veroordeelt Ocean Fleet om aan Roma te betalen een bedrag van € 30.061,10, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over:
  • het bedrag van € 24.319,49 (factuur 1) vanaf 6 januari 2022 tot de dag van volledige betaling,
  • het bedrag van € 4.676,65 (factuur 3) vanaf de vervaldatum van deze factuur tot de dag van volledige betaling,
en te verminderen met de betaling door Ocean Fleet op 15 september 2022 van € 7.575,68 in overeenstemming met artikel 6:44 BW,
6.2.
veroordeelt Ocean Fleet in de proceskosten, aan de zijde van Roma tot dit vonnis vastgesteld op € 4.477,41, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.3.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in voorwaardelijke reconventie
6.5.
wijst de vorderingen van Ocean Fleet af,
6.6.
veroordeelt Ocean Fleet in de proceskosten, aan de zijde van Roma tot dit vonnis vastgesteld op € 598, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Steeg-Tijms en in het openbaar uitgesproken op
22 februari 2023.