Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
[eenmanszaak],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie met producties 1-23;
- de akte overlegging producties met producties 24-30 van de zijde van EAB;
2.De feiten
“De start van het werk staat gepland 4e kwartaal 2019. Oplevering is 1 april 2020 i.v.m. de start van het nieuwe seizoen 2020.”
Conceptplanning 01-11-2019 is gemaild door MdB op vrijdag 01-11 jl.’
‘Oplevering staat voor 1 april 2020 (week 14). Alle werkzaamheden, incl. verwerken van de opleverpunten, zijn dan afgerond.’
‘Oplevering staat voor 1 april 2020 (week 14). Alle werkzaamheden, incl. verwerken van de opleverpunten, zijn dan afgerond.’
De planning wijzigt continu. Komt door achterblijven installatiewerk. Opleverdatum staat vast en moet behaald worden!’
“(..) reden dat wij de werkzaamheden niet gereed hebben. Is dat wij afhankelijk zijn van andere partijen; zoals de elektricien en leveranciers. (..)Zoals je weet heb ik je eerder op de betreffende locatie aangegeven dat mijn leveranciers niet op tijd kunnen leveren i.v.m. de huidige situatie met het corona virus.”
[eenmanszaak] heeft daarna haar werkzaamheden voortgezet alsook overeengekomen meerwerk uitgevoerd.
De factuur van 30 april 2020 (5e termijn) betreft een bedrag van € 35.040,00 en de factuur van 19 mei 2020 (volgens sanitairlijst 4062020) betreft een bedrag van € 35.870,64.
Gitaar salon: achter elkaar aan alle installatie aanleggen zodat we continu door kunnen gaan (..) Graag zie ik je reactie deze week nog tegemoet voor akkoord.’
‘Zoals besproken.’
“ (..) Project Gitaarsalon, [adres] daar zal uiterlijk a.s. 3 maart in 1 vloeiende voortgang met een koppel gestart worden. Tevens zijn wij daar nog steeds in afwachting van de ontbrekende gegevens betreffende de verwarming. Deze dienen voor start ook bekend te zijn. (..)Graag zien wij je reactie uiterlijk morgenochtend 10.00 uur per mail tegemoet, maar als het kan vandaag nog. (..)”
“Door het uitblijven van je reactie per mail afgelopen vrijdag voor van 10.00 uur hebben wij ons genoodzaakt gevoeld om direct hierna de installatiewerkzaamheden (..) per direct elders onder te brengen omdat de oplevering anders nog langer op zich laat wachten en dit kunnen wij ons niet permitteren. Omdat [eenmanszaak] niet is gestart, kunnen de vervolgwerkzaamheden niet meer binnen de planning plaatsvinden. De beoogde oplevering van het project in mei 2020 -datum die ons allen bekend is- aan onze opdrachtgever Welwonen is voor ons hierdoor niet meer mogelijk.De keuze om [eenmanszaak] van het project af te halen valt ons zwaar, echter wij zien hierin de enige oplossing om dit project niet verder uit de tijd te laten lopen en zo heeft [eenmanszaak] de ruimte om de andere lopende projecten van EAB mogelijk wel binnen de planning af te ronden. (..)”
Factuur 494 betreft een afrekening van het project Tussen Twee Havens ten bedrage van € 15.689,31, volgens het overzicht van EAB van 26 juni 2020;
3.Het geschil
- minderwerk en schadeposten van € 31.964,31(project Tussen Twee Havens);
- een (schade)bedrag van € 19.968,76 (project Gitaarsalon).
4.De beoordeling
Ook tegen de termijnfactuur van 30 april 2020 ten bedrage van € 20.811,32 voor het project Tussen Twee Havens heeft EAB geen afzonderlijk verweer gevoerd.
Dit betekent dat de door [eenmanszaak] gevorderde betaling van facturen tot een totaalbedrag van (€ 7.008,00 + € 13.377,89 + € 20.811,32=)
€ 41.197,21in beginsel toewijsbaar is.
(i) Is voor de nakoming geen termijn bepaald, dan treedt volgens artikel 6:82 lid 1 BW het verzuim in, wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft. De functie van een ingebrekestelling is om de schuldenaar nog een laatste termijn voor nakoming te geven en aldus te bepalen tot welk tijdstip nakoming nog mogelijk is zonder dat van een tekortkoming sprake is, bij gebreke van welke nakoming de schuldenaar vanaf dat tijdstip in verzuim is. Hiermee strookt, zo overwoog de Hoge Raad later [5] , dat pas sprake is van een tekortkoming wegens niet tijdig presteren (ervan uitgaande dat nakoming nog mogelijk is), indien de schuldenaar in verzuim is.
‘oplevering staat voor 1 april 2020 (week 14). Alle werkzaamheden, incl. verwerken van de opleverpunten, zijn dan afgerond.’ Daaruit blijkt niet dat tussen EAB en [eenmanszaak] een voldoende bepaalde termijn voor oplevering is overeengekomen. Van een contractuele bepaling op dit punt is geen sprake. In de relatie tussen EAB en SED ligt dit wellicht anders, gelet op de tussen hen overeengekomen boeteclausule, maar dat speelt hier niet. [eenmanszaak] is niet aan die overeenkomst gebonden.
e-mailwisseling tussen EAB en [eenmanszaak] van 27 en 29 februari 2020. Daaruit blijkt niet dat [eenmanszaak] het project Gitaarsalon zou willen teruggeven zoals gesteld door EAB. Integendeel, [eenmanszaak] heeft in haar reactie daarop van 29 februari 2020 uitdrukkelijk aangegeven dat zij aan de slag zou gaan, dat zij haar uiterste best zou doen om alles op tijd af te krijgen en dat zij alle drie projecten met alle inzet zou gaan afmaken. Uit de mededeling van [eenmanszaak] dat zij mankracht miste en ook andere opdrachtgevers had, heeft EAB, gelet op de overige bewoordingen van de e-mail van 29 februari 2020, niet mogen afleiden dat [eenmanszaak] in de nakoming van haar verplichtingen zou tekort schieten. EAB heeft ook overigens onvoldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat [eenmanszaak] een mededeling in de zin artikel 6:83 aanhef en onder c BW heeft gedaan.
€ 672,50
Verder heeft EAB niet onderbouwd op grond waarvan zij erop mocht vertrouwen [eenmanszaak] zich had neergelegd bij de beëindiging zonder daaraan financiële gevolgen te verbinden. Ook aan die stelling gaat de rechtbank voorbij.
€ 9.878,36.
€ 5.280,30. Dat EAB een hoger bedrag (van € 6.091,07) is verschuldigd, heeft [eenmanszaak] onvoldoende onderbouwd. Daarbij is van belang dat [eenmanszaak] geen inzicht heeft gegeven hoe zij tot het aantal meters gasleiding en de prijs ervan, zoals vermeld in de factuur, is gekomen. De stelling van [eenmanszaak] dat er wijzigingen zijn geweest waarover ter plekke overleg is gevoerd, vindt de rechtbank hiertoe onvoldoende. Gelet op de betwisting door EAB van de opgevoerde bedragen op dit punt had een nadere onderbouwing van [eenmanszaak] mogen worden verwacht.
€ 13.734,31toewijsbaar bij gebrek aan een betwisting in conventie van de overige posten van de factuur. Daarbij merkt de rechtbank op dat zij de in de conclusie van antwoord in reconventie verrichte verrekening door [eenmanszaak] met een aantal minderwerkposten uit het afrekeningsdocument van EAB van 26 juni 2020 buiten beschouwing laat. Die minderwerkposten komen hieronder, bij de bespreking van de factuur van EAB van 1 juli 2020 ten bedrage van € 15.689,31 in reconventie, aan de orde.
€ 180,70toewijsbaar is.
a) aanpassen tegelwerk H3 ivm leidingwerk;
e) extra uitvoeringskosten.
€ 15.312,67. De overige posten van de factuur worden afgewezen.
‘opzetten principe (plan van aanpak, tekening en berekening) voor verwarming, water en ventilatie systeem’. Verder is in dit verslag (onder randnummer 6.13 ‘Info’) vermeld dat rekening gehouden moet worden met installaties in verband met de winterruimte. Terecht voert [eenmanszaak] aan dat daaruit niet valt af te leiden dat [eenmanszaak] opdracht voor het maken van de afsluiter kreeg. Een getekende meerwerkopdracht ontbreekt ook. De rechtbank zal de reconventionele vordering met betrekking tot de afsluiter daarom bij gebrek aan een voldoende onderbouwing afwijzen.
€ 180,70 =)
€ 60.392,52. Het meer gevorderde wordt afgewezen.
€ 25.191,03. Het meer gevorderde wordt afgewezen.
Als ingangsdatum vordert EAB primair de datum van opeisbaarheid van elk der facturen, althans 15 april 2021. Bij gebreke aan duidelijkheid over een uiterste datum van betaling zal de rechtbank (net als in conventie) de wettelijke handelsrente toewijzen vanaf de datum van de dagvaarding, zoals subsidiair gevorderd.