ECLI:NL:RBNHO:2023:13093

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
HAA 23/1321
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een bijstandsuitkering voor eisers die in een beschermde woonvorm verblijven

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 21 december 2023, wordt het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een bijstandsuitkering beoordeeld. Eisers, een echtpaar dat samenwoont in een beschermde woonvorm, hebben hun aanvraag voor bijstandsuitkering ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer. De aanvraag werd afgewezen op 16 juni 2021, en na bezwaar bleef de afwijzing in stand met een besluit van 9 januari 2023. De rechtbank heeft de zaak op 9 november 2023 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigden aanwezig waren, evenals een begeleider van de zorginstelling RIBW-KAM.

De rechtbank oordeelt dat eisers terecht zijn aangemerkt als bewoners van een inrichting in de zin van de Participatiewet (Pw). Dit oordeel is gebaseerd op de feitelijke omstandigheden van hun verblijf, waarbij eisers begeleiding ontvangen en een eigen bijdrage betalen voor zorg in een instelling. De rechtbank stelt vast dat eisers niet hebben weersproken dat zij een indicatie voor beschermd wonen met 24-uurs zorg hebben en dat de begeleiding gedurende meer dan de helft van de dag aanwezig is. Dit betekent dat de norm voor gehuwden/samenwonenden in een inrichting van toepassing is, en omdat hun gezamenlijk inkomen boven deze norm ligt, hebben zij geen recht op een aanvullende bijstandsuitkering.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag door verweerder terecht is, en verklaart het beroep van eisers ongegrond. Dit houdt in dat eisers geen recht hebben op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/1321

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , uit [plaats] , eisers

(gemachtigde: mr. S. Faber),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder
(gemachtigde: mr. C. Schenk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van de aanvraag van een bijstandsuitkering van eisers.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 16 juni 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 januari 2023 op het bezwaar van eisers is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van verweerder en [naam 1] , begeleider bij RIBW-KAM.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Eiser ontving tot 1 december 2020 een bijstandsuitkering van de gemeente Beverwijk. Per 1 december 2020 verblijven eisers in [locatie] in de Gemeente Haarlemmermeer. Op 28 januari 2021 hebben eisers bij verweerder een bijstandsuitkering aangevraagd, eisers wonen samen en eiseres ontvangt een Wajong-uitkering.
Zowel eiser als eiseres staat onder bewind.
2.2.
Bij beschikking van 21 januari 2021 van het CAK is bepaald dat eiseres een eigen bijdrage van € 585,08 per maand dient te betalen omdat zij zorg krijgt in een instelling. Bij beschikking van 8 september 2021 van het CAK is bepaald dat eiser om dezelfde reden een eigen bijdrage van € 171,40 per maand dient te betalen.
2.3.
Bij primair besluit van 16 juni 2021 is beslist dat eisers niet in aanmerking komen voor een bijstandsuitkering, omdat zij bij het CAK aanspraak kunnen maken op een voorliggende voorziening, door aanpassing van de eigen bijdrage Wmo. Eisers zijn tegen dit besluit in bezwaar gegaan.
2.4.
In bezwaar is namens eisers aangevoerd dat bij het CAK een verlaging van de eigen bijdrage is aangevraagd, maar de uitkomst is hoogst onzeker. Het oordeel van verweerder is dan ook prematuur en ten onrechte is de aanvraag om aanvullende bijstand geweigerd. Eisers leven immers onder de voor hen geldende bijstandsnorm. Aanvullend is nog aangevoerd dat eisers in een zelfstandige woning wonen en dat er geen sprake is van een verblijf in een instelling als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder f, onder 2 van de Participatiewet (Pw). Verder ontvangen zij slechts een ambulante begeleiding. Eisers dienen derhalve in aanmerking te komen voor een aanvullende bijstandsuitkering tot de norm van gehuwden/samenwonenden.
2.5.
Verweerder is bij de afwijzing gebleven en heeft daarbij verwezen naar het advies van de Bezwaarcommissie, die daarbij is uitgegaan van bezwaren tegen de besluiten van 16 juni 2021 en 20 mei 2022. De Bezwaarcommissie heeft vastgesteld dat er een Wmo-bijdrage van € 585,08 per maand verschuldigd is omdat zorg in een instelling wordt afgenomen. Verder wordt aan eisers ieder wekelijks huishoudgeld overgemaakt door RIBW-KAM (in 2021 € 47,25, oftewel € 204,75 per maand per persoon). Daarnaast ontvangt eiseres een Wajong-uitkering waarop een Wmo-bijdrage wordt ingehouden. De Bezwaarcommissie heeft berekend dat eisers maandelijks € 989,29 ontvangen en zij betalen geen huur. Afgezet tegen de norm voor gehuwden/samenwonenden in een inrichting per januari 2021 van
€ 605,67 en in januari 2022 € 616,69 (incl. verhoging), is de conclusie dat het gezinsinkomen hoger is dan de op hen van toepassing zijnde norm.
Daarbij is door de Bezwarencommissie nog overwogen dat de grondslag van de afwijzing niet is dat er recht is op een voorliggende voorziening, maar dat dit moet zijn dat hun inkomen hoger is dan de voor hen geldende norm.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht het verzoek van eisers tot toekenning van een (aanvullende) bijstandsuitkering heeft geweigerd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Standpunten eisers

5. Eisers voeren in beroep aan dat ten onrechte hun bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag van aanvullende bijstand (van 16 juni 2021 en 20 mei 2022) ongegrond is verklaard. Daartoe stellen eisers dat verweerder ten onrechte de woning aanmerkt als een inrichting in de zin van artikel 1, aanhef en onder f, onder 1 van de Pw.
Eisers stellen dat zij samenwonen in een zelfstandige woning met een eigen opgang, badkamer, keuken, slaapkamer en woonkamer. Het is juist dat eisers een indicatie hebben voor begeleid wonen, maar er is geen sprake van 24-uurs zorg. Eisers hebben vaste begeleidingsmomenten. Hun begeleider deelt het standpunt dat verweerder zich baseert op onjuiste informatie. Bij een verblijf in een inrichting moet het gaan om voorzieningen waarbij slaapgelegenheid wordt geboden in opvangcentra, anders dan in de vorm van zelfstandige huisvesting. Zij voeren hun eigen huishouden en RIBW-KAM verzorgt geen boodschappen of maaltijden voor hen. Eisers dienen derhalve in aanmerking te komen voor een aanvullende bijstandsuitkering tot de norm voor gehuwden/samenwonenden. De Wajong-uitkering die eiseres ontvangt is aanzienlijk lager dan de bijstandsnorm voor gehuwden/samenwonenden. In de locatie [locatie] zijn naar verluidt ook veel bewoners die de reguliere bijstandsuitkering van verweerder ontvangen.
Standpunten verweerder
6. Verweerder herhaalt dat de woning van eisers moet worden aangemerkt als een verblijf in een inrichting in de zin van de Pw en dat derhalve de norm voor gehuwden die in een inrichting verblijven van toepassing is en dat het gezamenlijk inkomen van eisers hoger is dan die norm. Om deze reden hebben eisers geen recht op een aanvullende bijstandsuitkering. Verweerder brengt naar voren dat in artikel 1, aanhef en onderdeel f, van de Pw twee definities voor het begrip ‘inrichting’ wordt gegeven:
1) Een instelling die zich blijkens haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden richt op het bieden van verpleging of verzorging aan aldaar verblijvende hulpbehoevenden;
2) Een instelling die zich blijkens haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden richt op het
bieden van slaapgelegenheid, waarbij de mogelijkheid van hulpverlening of begeleiding
gedurende meer dan de helft van ieder etmaal aanwezig is.
Volgens jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) moet de instelling zich blijkens haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden richten op het bieden van slaapgelegenheid. Bij een verblijf in een inrichting moet het gaan om voorzieningen waarbij slaapgelegenheid wordt geboden in opvangcentra en opvanghuizen, anders dan in de vorm van zelfstandige huisvesting. Vervolgens moet worden bezien of de mogelijkheid van hulpverlening of begeleiding door beroepskrachten gedurende meer dan de helft van ieder etmaal aanwezig is. De hulpverlening of begeleiding moet worden verzorgd door beroepskrachten. Het aanwezig zijn van de mogelijkheid van hulpverlening of begeleiding is op zichzelf al voldoende. Als een belanghebbende geen gebruik maakt van de hulpverlening of begeleiding, kan er toch sprake zijn van een inrichting. Ook als het dichtstbijzijnde kantoor van de zorgverlener zich op circa 10 kilometer afstand van de woning van een belanghebbende bevindt, kan sprake zijn van een inrichting omdat dit op zichzelf niet betekent dat er niet gedurende meer dan de helft van ieder etmaal de mogelijkheid van hulpverlening of begeleiding door beroepskrachten aanwezig is. Verweerder verwijst hierbij naar een uitspraak van de CRvB (ECLI:NL:CRVB:2017:1916).
Eisers wonen sinds december 2020 bij zorgaanbieder RIBW-KAM op de locatie [locatie] in een beschermde woonvorm met een beschermd wonen indicatie afgegeven door Wmo Haarlem. Volgens informatie van mevrouw [naam 2] van RIBW-KAM is er geen sprake van zelfstandig - al dan niet begeleid - wonen. De woning is eigendom van RIBW-KAM. Eisers hebben een indicatie beschermd wonen met 24-uurs zorg. Aan beiden wordt begeleiding geboden op basis van deze indicatie zoals ook blijkt uit de zorgovereenkomsten. Verweerder overweegt dat de Wlz-bijdrage van € 585,08 per maand verschuldigd is, omdat zorg in een instelling wordt afgenomen. Voorts maakt het RIBW-KAM wekelijks huishoudgeld over aan eisers en betalen ze geen huur.
Overwegingen rechtbank
7. De vraag die voorligt is of verweerder terecht heeft geoordeeld dat eisers wonen in een inrichting als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder f, onder 1 van de Pw, oftewel of eisers verblijven in een instelling die zich blijkens haar doelstelling en feitelijke werkzaamheden richt op het bieden van verpleging of verzorging aan aldaar verblijvende hulpbehoevenden. In de memorie van toelichting bij het gelijkluidende artikel van de Wet werk en bijstand (TK 2002-2003, 28870, nr. 3, p. 31) is opgemerkt dat bij de bepaling van het begrip inrichting zowel de doelstelling als het feitelijk functioneren van de betreffende organisatie in ogenschouw dient te worden genomen, dat de feitelijke werkzaamheden onder meer kunnen blijken uit het door de instelling aangeboden voorzieningenpakket en dat bij de uitvoering van deze wet vooral zal moeten worden beoordeeld of de inrichting voorziet in kost en inwoning van de betrokkene.
8. De rechtbank is van oordeel dat eisers in een inrichting in de zin van artikel 1, aanhef en onder f, onder 1 van de Pw verblijven. Volgens de beschikking Lage eigen bijdrage 2021 van respectievelijk 21 januari 2021 en 6 september 2021 moet zowel eiseres als eiser op grond van de Wet langdurige zorg een bijdrage betalen voor het ontvangen van zorg in een instelling. Eisers hebben niet weersproken dat sprake is van een indicatie beschermd wonen met 24-uurs zorg. Eisers ontvangen begeleiding op grond van de zorgovereenkomst die zij hebben met de RIBW-KAM. Zij verblijven in een beschermde woonvorm. Ter zitting is door de begeleider nog verklaard dat de begeleiding aanwezig is van 8.30 – 22.00 uur en er in de nacht een noodnummer is. Dat betekent dat gedurende meer dan de helft van ieder etmaal de mogelijkheid van hulpverlening of begeleiding door beroepskrachten aanwezig is. Dat eisers geen gebruik maken van 24-uurszorg of andere geboden voorzieningen op grond van de zorgovereenkomst, maakt het voorgaande niet anders en doet niet af aan de kwalificatie van [locatie] als inrichting. [1]
9. Het voorgaande betekent dat verweerder terecht de norm voor gehuwden/samenwonenden in een inrichting heeft toegepast. Eisers hebben de berekening van hun gezamenlijk inkomen niet weersproken noch dat dit inkomen hoger is dan de norm voor gehuwden/samenwonenden in een inrichting. Evenmin is weersproken dat zij geen huur betalen. Omdat eisers boven de voor hun geldende norm inkomen hebben, hebben zij geen recht op een aanvullende bijstandsuitkering.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder terecht het verzoek van eisers tot toekenning van een bijstandsuitkering heeft afgewezen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr. K. Hoogkamer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten