ECLI:NL:RBNHO:2023:12876

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
10482373 \ CV EXPL 23-2686
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake (pre)contractuele informatieplichten en algemene voorwaarden in consumentenovereenkomsten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op 14 juni 2023 een tussenvonnis gewezen in een civiele procedure tussen NS Reizigers B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, NS Reizigers B.V., heeft de gedaagde gedagvaard en vordert betaling van € 352,38, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, wegens onbetaalde abonnementsgelden en reiskosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de (pre)contractuele informatieplichten van de eisende partij beoordeeld, met name in het kader van de abonnementsovereenkomst die op afstand is gesloten. De rechter concludeert dat de eisende partij niet voldoende heeft aangetoond dat zij heeft voldaan aan de informatieplicht met betrekking tot het herroepingsrecht en de vereisten voor een bestelbevestiging. Dit leidt tot de conclusie dat de eisende partij niet aan haar contractuele informatieplicht heeft voldaan, wat gevolgen kan hebben voor de vordering.

Daarnaast heeft de kantonrechter ambtshalve de algemene voorwaarden van de eisende partij getoetst op mogelijke oneerlijke bedingen. De rechter wijst op de noodzaak om te onderzoeken of de bedingen in de algemene voorwaarden eerlijk zijn ten opzichte van de consument, zoals vereist door de Europese Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat bepaalde bedingen, zoals die met betrekking tot incassokosten en eenzijdige prijswijzigingen, vermoedelijk oneerlijk zijn en dat de eisende partij hierover nadere toelichting moet geven. De rechter heeft de eisende partij opgedragen om bij akte op de rol de stellingen in de dagvaarding nader toe te lichten, en houdt verdere beslissingen aan tot deze toelichting is gegeven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10482373 \ CV EXPL 23-2686
Uitspraakdatum: 14 juni 2023
Tussenvonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NS Reizigers B.V.
gevestigd te Utrecht
de eisende partij
gemachtigde: Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 352,38, te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De vordering ziet op abonnementsgelden en reiskosten in het kader van het “Basisproduct van NS Flex” en het “NS Flex Dal Vrij” abonnement van NS. Volgens de eisende partij heeft de gedaagde partij de aan hem verzonden facturen, ondanks diverse aanmaningen, onbetaald gelaten.
De abonnementsovereenkomst
2.3.
Vast staat dat onder meer sprake is van een abonnementsovereenkomst. Omdat deze overeenkomst op afstand is gesloten moet bij het aangaan zijn voldaan aan de informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd.
2.4.
De eisende partij vindt dat zij voor wat betreft de abonnementsovereenkomst heeft voldaan aan de (pre)contractuele informatieplichten. Ter onderbouwing hiervan heeft zij schermafdrukken van het bestelproces voorzien van een toelichting overgelegd.
2.5.
De kantonrechter vindt dat niet voldoende. Uit deze toelichting en stukken blijkt namelijk niet (voldoende) dat de eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft voldaan aan de (essentiële) informatieplicht als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder h BW. De eisende partij heeft onvoldoende gesteld en onderbouwd dat zij de gedaagde partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft gewezen op het herroepingsrecht.
2.6.
Om te kunnen vaststellen dat is voldaan aan artikel 6:230v lid 7 onder a BW moet bovendien een bestelbevestiging worden overgelegd die voldoet aan de eisen van dat artikel. Dat wil zeggen een concrete, daadwerkelijk aan de gedaagde partij verzonden bestelbevestiging. Die ontbreekt in dit geval. De overgelegde machtiging voor het incasseren van de abonnementsgelden kwalificeert niet als zodanig. De kantonrechter is daarom van oordeel dat niet aan de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 BW is voldaan.
2.7.
De kantonrechter zal voor deze twee schendingen een sanctie toepassen.
De reisovereenkomst
2.8.
Ook is sprake van een reisovereenkomst in de zin van artikel 8:100 BW. Deze valt onder de uitzondering van artikel 6:230h lid 5 BW. De eisende partij heeft voldoende onderbouwd dat is voldaan aan de hierin genoemde informatieplichten.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.9.
De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [1] , gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens de Europese Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: Richtlijn 93/13/EEG) is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.
2.10.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat het gaat om een beoordeling van de bedongen afspraken, die de rechten en plichten van partijen over en weer vastleggen en waar de consument door het sluiten van de overeenkomst contractueel aan kan worden gehouden. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan die afspraken houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is in dit verband niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen of de eisende partij zichzelf contractueel de mogelijkheid heeft voorbehouden om desgewenst, in of buiten rechte, aanspraak te maken op een contractueel bedongen vergoeding – en vervolgens ambtshalve te toetsen of het betreffende contractuele beding oneerlijk is en vernietigd moet worden. In dat laatste geval heeft de eisende partij ook geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding. [2]
2.11.
Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.12.
De bedingen in de algemene voorwaarden moeten voldoen aan het transparantievereiste als vermeld in artikel 6:238 lid 2 BW. Dit houdt in dat een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument bij het sluiten van de overeenkomst in staat moet zijn om de concrete werking van het beding te begrijpen, en op basis van duidelijke en begrijpelijke criteria de – mogelijk aanzienlijke – economische gevolgen van het beding voor zijn financiële verplichtingen te beoordelen. Kortgezegd: de bedingen dienen duidelijk en begrijpelijk te zijn opgesteld. Gebrek aan transparantie van een beding betekent niet noodzakelijkerwijs dat het beding ook oneerlijk is. Het is een omstandigheid die meeweegt bij de beoordeling van de oneerlijkheid van een beding. [3]
Concrete ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.13.
Uit de overlegde stukken blijkt dat op de overeenkomsten de volgende algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing zijn verklaard:
- Algemene Voorwaarden voor het vervoer van Reizigers en Handbagage van de Nederlandse Spoorwegen (AVR-NS) geldig vanaf 1 september 2020 (hierna: de Algemene Voorwaarden)
- Productvoorwaarden NS Flex geldig vanaf juli 2020 (hierna: de Productvoorwaarden)
Incassobeding
2.14.
Artikel 12.6 van de Productvoorwaarden bevat een beding over incassokosten (zie bijlage). Dit beding suggereert dat vanaf het moment van verzuim direct incassokosten verschuldigd zijn, terwijl dat pas het geval is nadat er een veertiendagenbrief is verstuurd als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW. Hiervan mag niet worden afgeweken. Daarom wordt vermoed, anders dan in eerdere uitspraken, dat sprake is van een oneerlijk beding. De eisende partij krijgt de gelegenheid om zich hierover uit te laten.
Eenzijdige prijswijzigingsbedingen
2.15.
Artikel 12.3 van de Algemene Voorwaarden en 12.10 en 12.11 van de Productvoorwaarden zijn eenzijdige prijswijzigingsbedingen (zie bijlage).
2.16.
De kantonrechter stelt vast dat deze bedingen vallen onder artikel 3 lid 3 sub 1 onder ‘l’ van de blauwe lijst behorende bij Richtlijn 93/13/EEG. Op grond van dat artikel in samenhang met vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie [4] is een prijswijzigingsbeding slechts aanvaardbaar wanneer de gronden voor de prijswijziging in de overeenkomst of algemene voorwaarden worden genoemd en deze een geldige reden voor wijziging vormen. De consument dient verder een reële mogelijkheid te hebben om de overeenkomst op te zeggen in het geval van een eenzijdige wijziging.
2.17.
Aan de hiervoor genoemde vereisten voldoen artikel 12.3 van de Algemene Voorwaarden en 12.10 en 12.11 van de Productvoorwaarden niet. In artikel 12.3 van de Algemene Voorwaarden ontbreekt zowel een opzeggingsmogelijkheid als een geldige reden voor wijziging. Daarnaast wordt in artikel 12.10 van de Productvoorwaarden de prijswijziging gekoppeld aan een toename van de gebruiksmogelijkheid en/of de mate van geldigheid van NS Flex. Verder heeft de eisende partij volgens dit artikel ook het recht de prijs te verhogen met de stijging van de gebruiksvergoeding zoals bedoeld in onder meer artikel 62 van de Spoorwegwet. Wat dit alles inhoudt, is onduidelijk. Tot slot vermeldt artikel 12.11 geen reden voor de daarin opgenomen prijswijzigingsmogelijkheid. Gelet hierop worden deze bedingen vermoed oneerlijk te zijn.
2.18.
Op dit moment is niet bekend of de eisende partij gebruik heeft gemaakt van deze prijswijzigingsbedingen gedurende de looptijd van de overeenkomst met de gedaagde partij. Daarover dient de eisende partij de kantonrechter te informeren en dat inzichtelijk te maken onder overlegging van de door haar gehanteerde prijzen. Als de eisende partij de prijzen gedurende de looptijd van de overeenkomst heeft gewijzigd, dient de eisende partij zich uit te laten over het vermoeden van de kantonrechter dat deze bedingen oneerlijk zijn en de gevolgen daarvan voor (de hoogte van) de vordering. In geval van vernietiging van deze bedingen is immers alleen de oorspronkelijk overeengekomen prijs verschuldigd.
Conclusie
2.19.
De eisende partij wordt opgedragen een nadere, onderbouwde toelichting te geven ten aanzien van de rechtsoverwegingen 2.14. en 2.18. Indien de eisende partij daaraan niet of niet volledig voldoet, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 Rv de gevolgen verbinden die hij geraden acht.
2.20.
Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium van het geding aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
beveelt de eisende partij om bij akte op de rol van
12 juli 2023de stellingen in de dagvaarding nader toe te lichten door de inlichtingen te verstrekken zoals hiervoor is overwogen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Bijlage 1
Algemene Voorwaarden voor het vervoer van Reizigers en Handbagage van de Nederlandse Spoorwegen (AVR-NS) vanaf 1 september 2020
12.3.
Kan NS de tarieven wijzigen?
Voor zover wet of concessie dit toelaat kan NS de tarieven eenzijdig wijzigen van tijd tot tijd. NS raadt u aan om u hierover te laten informeren bijvoorbeeld via de website van NS. NS kan daarnaast voor vervoerbewijzen die (deels) betrekking hebben op vervoer verricht door andere vervoerders, een andere prijs dan de gepubliceerde tarieven rekenen als gevolg van afronding (op bijvoorbeeld decimalen van een euro) of toeslagen bij bepaalde verkoopkanalen. Tarieven die NS moet hanteren voor vervoer verricht door andere vervoerders dan NS maken geen deel uit van deze Voorwaarden en kunnen (ook) wijzigen.
Productvoorwaarden NS Flex vanaf juli 2020
Artikel 12: Betaling en prijzen
12.6
Als u het verschuldigde bedrag niet binnen de daarvoor gestelde termijn betaalt, bent u in verzuim. Vanaf dat moment bent u wettelijke rente verschuldigd voor iedere kalenderdag dat betaling te laat wordt verricht. Daarnaast bent u de redelijke kosten verschuldigd die NS maakt ter verkrijging van voldoening buiten rechte, zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder c van het Burgerlijk Wetboek.
12.1
NS heeft het recht de prijzen van NS Flex ieder kalenderjaar te verhogen indien de gebruiksmogelijkheid en/of de mate van geldigheid van NS Flex toeneemt. NS heeft daarnaast het recht de prijzen van NS Flex ieder kalenderjaar te verhogen, zowel met de stijging van de Consumentenprijsindex van het afgelopen jaar als met de stijging van de gebruiksvergoeding zoals bedoeld in onder meer artikel 62 van de Spoorwegwet. Indien u NS Flex in de drie maanden voorafgaand aan de prijsverhoging heeft afgesloten, heeft u het opzegrecht zoals bedoeld in artikel 13.
12.11
NS heeft het recht om de prijzen van NS Flex te verhogen met een grotere stijging dan omschreven in artikel 12.10 van deze productvoorwaarden, maar zal in dat geval de verhoging openbaar aankondigen en u een opzegrecht verlenen.

Voetnoten

1.HvJ 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia)
2.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia) en 8 december 2022, ECLI:EU:C:2022:971 (Vb)
3.HR 22 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1830 (Euribor), r.o. 3.4
4.HvJ EU 26 april 2012, C-472/10, ECLI:EU:C:2012:242 en HvJ EU 21 maart 2013 (RWE Vertrieb), C-92/11, ECLI:C:EU:2013:180; zie ook het Rapport Ambtshalve Toetsing III pag. 35 en 36.