In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, staat de factoringovereenkomst tussen CS Factoring B.V. en [gedaagde 1] centraal. CS Factoring heeft facturen van [gedaagde 1] overgenomen, maar deze zijn niet door de debiteuren betaald. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde 1] verplicht is om deze facturen terug te kopen, evenals het bijbehorende factorloon en boeterente. De indirecte bestuurders van [gedaagde 1], [gedaagde 3] en [gedaagde 4], kunnen hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor deze verplichtingen. De rechtbank wijst de vorderingen van CS Factoring toe, met uitzondering van de vorderingen tegen [gedaagde 2], waarvoor onvoldoende bewijs van bestuurdersaansprakelijkheid is geleverd.
De procedure begon met een dagvaarding op 30 juni 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 29 november 2022. CS Factoring vorderde betaling van een totaalbedrag van € 196.002,44, inclusief factorloon en boeterente. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen tegen [gedaagde 1], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] toewijsbaar zijn, terwijl de vorderingen tegen [gedaagde 2] worden afgewezen wegens gebrek aan bewijs van persoonlijk ernstig verwijt.
De rechtbank concludeert dat de boeterente en het factorloon rechtmatig zijn en dat de aansprakelijkheid van de indirecte bestuurders gerechtvaardigd is. De rechtbank legt de proceskosten en beslagkosten op aan de gedaagden, die grotendeels ongelijk krijgen in deze procedure. Het vonnis is uitgesproken op 15 februari 2023.