ECLI:NL:RBNHO:2023:11877

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
C/15/334250 / HA ZA 22-714
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van verhuurder voor waterschade door losgeraakte waterleiding en exoneratie in ROZ-voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 november 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Chubb European Group SE (hierna: Chubb) en Tilburg Centrum OG B.V. (hierna: TCOG). Chubb, als verzekeraar van Basic Fit Nederland B.V., vorderde schadevergoeding van TCOG voor waterschade die was ontstaan door een losgeraakte waterleiding in het gehuurde pand van Basic Fit. Chubb stelde dat de schade was veroorzaakt door onrechtmatig handelen van een medewerker van TCOG, en dat TCOG aansprakelijk was op grond van artikel 6:170 van het Burgerlijk Wetboek. TCOG betwistte de aansprakelijkheid en beroept zich op exoneratiebepalingen uit de ROZ-voorwaarden die van toepassing waren op de huurovereenkomst met Basic Fit.

De rechtbank oordeelde dat TCOG zich terecht op de exoneratiebepalingen kon beroepen. De exoneratie was niet alleen van toepassing op contractuele verbintenissen, maar ook op situaties van schade door binnentredend water. De rechtbank concludeerde dat TCOG niet aansprakelijk was voor de schade die Basic Fit had geleden, en wees de vorderingen van Chubb af. Daarnaast werd Chubb veroordeeld in de proceskosten van TCOG, die op € 9.497,00 werden begroot.

Deze uitspraak benadrukt de reikwijdte van exoneratiebedingen in huurovereenkomsten en de mogelijkheid voor verhuurders om aansprakelijkheid voor bepaalde schade uit te sluiten, zelfs in gevallen van onrechtmatig handelen door hun medewerkers. De rechtbank bevestigde dat de ROZ-voorwaarden in dit geval van toepassing waren en dat de exoneratie ook schade door binnentredend water omvatte, wat leidde tot de afwijzing van de vorderingen van Chubb.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/334250 / HA ZA 22-714
Vonnis van 15 november 2023(bij vervroeging)
in de zaak van
de naamloze vennootschap
CHUBB EUROPEAN GROUP SE,
gevestigd te Courbevoie, Frankrijk
eiseres,
advocaat mr. E.E. Krikke te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TILBURG CENTRUM OG B.V.,
gevestigd te Hoofddorp,
gedaagde,
advocaat mr. S.M. Bordewijk te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Chubb en TCOG genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 5 april 2023
  • de akte houdende overlegging producties ten behoeve van zitting met producties 10 en 11 van de zijde van Chubb
  • de mondelinge behandeling van 18 oktober 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
  • de spreekaantekeningen van mr. Krikke namens Chubb
  • de aantekeningen ten behoeve van de mondelinge behandeling van mr. Bordewijk namens TCOG.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
In deze zaak ligt de vraag voor of TCOG aansprakelijk is voor de schade die Basic Fit Nederland B.V. heeft geleden als gevolg van een losgeraakte waterleiding in het complex waar zij een bedrijfsruimte huurt. Deze schade is door Chubb, als verzekeraar, aan Basic Fit vergoed, overeenkomstig haar aandeel van 40% op de brandpolis. Volgens Chubb is de schade ontstaan doordat een ondergeschikte van TCOG op de onderste waterleiding is gaan staan, waardoor deze leiding is losgeschoten. Deze gedraging kan aan TCOG worden toegerekend, zodat TCOG gehouden is om de schade te vergoeden. TCOG betwist haar aansprakelijkheid en beroept zich op exoneratiebepalingen uit de algemene
(ROZ-)voorwaarden bij de huurovereenkomst op grond waarvan haar aansprakelijkheid is uitgesloten.
2.2.
De rechtbank oordeelt dat het beroep van TCOG op de exoneraties uit de ROZ-voorwaarden slaagt. De exoneratie is niet alleen van toepassing op contractuele verbintenissen, maar ziet ook op de situatie als in deze zaak waarbij sprake is van schade door binnentredend water. Dit betekent dat aansprakelijkheid van TCOG is uitgesloten. De vorderingen worden daarom afgewezen.

3.Feiten

3.1.
Sinds 1 januari 2013 huurt Basic Fit Nederland B.V. (hierna: Basic Fit) van Leisure Fund Netherlands B.V. een bedrijfsruimte in Tilburg dat onderdeel uitmaakt van het gebouwencomplex de Heuvelpoort. In 2018 is een deel van Heuvelpoort in eigendom overgedragen aan TCOG en werd zij de nieuwe verhuurder van Basic Fit.
3.2.
In de bedrijfsruimte exploiteert Basic Fit een fitnesscentrum.
3.3.
In artikel 2.1 van de huurovereenkomst zijn de algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) van 30 juli 2003 (hierna: de ROZ-voorwaarden) van toepassing verklaard.
3.4.
In de ROZ-voorwaarden staat, voor zover van belang:

Schade en aansprakelijkheid
(…)
11.5
Verhuurder is niet aansprakelijk voor de gevolgen van gebreken, die hij niet kende of niet behoorde te kennen bij het aangaan van de huurovereenkomst.
11.6
Verhuurder is niet aansprakelijk voor schade toegebracht aan de persoon of goederen van huurder en huurder heeft geen recht op huurprijsvermindering, geen recht op verrekening of opschorting van enige betalingsverplichting en geen recht op ontbinding van de huurovereenkomst in geval van vermindering van huurgenot ten gevolge van gebreken, waaronder die ten gevolge van zichtbare en onzichtbare gebreken aan het gehuurde of het gebouw of complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt, weersomstandigheden, stagnatie in de bereikbaarheid van het gehuurde, leegstand elders, stagnatie in de voorziening van gas, water, elektriciteit, warmte, ventilatie of luchtbehandeling, storing van de installaties en apparatuur, in- en uitstroming van gassen of vloeistoffen, brand, ontploffing, tekortkomingen in de leveringen en diensten. (…)
(…)
11.8
Verhuurder is niet aansprakelijk voor bedrijfsschade van huurder of voor schade als gevolg van de activiteiten van andere huurders of van belemmeringen in het gebruik van het gehuurde die derden veroorzaken, of voor gebreken die zijn ontstaan doordat huurder zijn onderhoudsplicht niet is nagekomen.
11.9
Het gestelde 11.6 en 11.8 ten aanzien van de bedrijfsschade geldt niet bij schade als gevolg van grove schuld of ernstige nalatigheid van verhuurder ten aanzien van de staat van het gehuurde of van het gebouw of complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt. (…)
(…)’.
3.5.
Op 14 januari 2019 is een waterleiding losgeschoten in de meterruimte in het souterrain van het complex de Heuvelpoort, naast het fitnesscentrum van Basic Fit. Een medewerker van de technische dienst van TCOG, de heer [betrokkene], was op dat moment in deze ruimte aanwezig om waterstanden op te nemen.
3.6.
Meer dan één uur later heeft waterleidingbedrijf Brabant Water (hierna: Brabant Water) de hoofleiding van Heuvelpoort kunnen afsluiten. Door de hoge druk op de waterleiding lukte het de brandweer niet om deze al eerder dicht te draaien. Brabant Water moest eerst een aantal andere leidingen in de omgeving dichtdraaien.
3.7.
Basic Fit heeft haar schade gemeld bij haar brand- en opstalverzekeraar Chubb. Vervolgens is expertisebureau Sedgwick ingeschakeld om onderzoek te doen naar de omvang van de schade. De schade is begroot op € 416.076,-. Chubb heeft vervolgens € 187.116,- (haar aandeel van 40% onder de brandverzekering) aan Basic Fit betaald.
3.8.
TCOG heeft het incident gemeld bij haar verzekeraar, die vervolgens DEKRA experts heeft ingeschakeld om de oorzaak van de schade te onderzoeken. De bevindingen van DEKRA zijn vastgelegd in haar rapport van 2 juli 2019.
3.9.
In opdracht van Chubb heeft expertisebureau GORPA onderzoek verricht. GORPA heeft haar bevindingen vastgelegd in haar rapport van 10 juli 2019.
3.10.
Bij brief van 4 augustus 2021 heeft Chubb TCOG aansprakelijk gesteld voor de door Basic Fit geleden schade (hierna: de aansprakelijkheidsbrief).
3.11.
Bij brief van 26 januari 2022 heeft DEKRA haar reactie gegeven op de aansprakelijkheidsbrief.

4.Het geschil

4.1.
Chubb vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat TCOG jegens Chubb aansprakelijk is voor de door haar geleden en nog te lijden schade als gevolg van het onrechtmatig handelen van [betrokkene];
II. TCOG te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 187.116,-, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over het volledige bedrag vanaf de dag waarop deze schade is ontstaan, zijnde 14 januari 2019, althans met ingang van de dag van het uitbrengen van deze dagvaarding, steeds tot aan de dag der algehele voldoening;
III. TCOG te veroordelen tot betaling aan Chubb van een bedrag van € 2.646,16 aan buitengerechtelijke kosten, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over het volledige bedrag vanaf de dag van het uitbrengen van deze dagvaarding, steeds tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. TCOG te veroordelen in de proceskosten van dit geding, alsmede in de nakosten, deze kosten te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis, indien de proces- en nakosten binnen die termijn niet zijn betaald.
4.2.
Chubb legt aan haar vorderingen ten grondslag dat TCOG aansprakelijk is voor de schade die Chubb als gesubrogeerde verzekeraar heeft geleden als gevolg van waterschade in de door Basic Fit (haar verzekerde) gehuurde bedrijfsruimte. Deze schade is veroorzaakt door onrechtmatig handelen van een werknemer van TCOG, voor wiens handelen TCOG op grond van artikel 6:170 BW aansprakelijk is. TCOG moet daarom de schade betalen. Die schade bestaat voor Chubb uit een bedrag van € 187.116,-, het bedrag dat zij op grond van de verzekeringspolis aan Basic Fit heeft uitgekeerd.
4.3.
TCOG voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Rechtsmacht en bevoegdheid

5.1.
Deze zaak bevat een internationaal karakter omdat Chubb gevestigd is in Frankrijk. Aangezien TCOG in Nederland is gevestigd komt de Nederlandse rechter op grond van artikel 4 lid 1 Brussel I bis-Verordening rechtsmacht toe.
5.2.
De rechtbank is verder van oordeel dat geen sprake is van een aardzaak, als bedoeld in artikel 93 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De zaak betreft namelijk geen geschil ten aanzien van de huurovereenkomst, maar een vordering op grond van artikel 6:170 BW. Dat de algemene voorwaarden bij de huurovereenkomst (mogelijk) een rol spelen bij de beoordeling of TCOG aansprakelijk kan worden gesteld voor schade, maakt dat niet anders. De handelsrechter is dus bevoegd om van de vorderingen van Chubb kennis te nemen.
Subrogatie
5.3.
Ter zitting heeft TCOG verklaard haar verweer tegen de gestelde subrogatie niet langer te handhaven, omdat Chubb naderhand stukken heeft overgelegd waaruit de gestelde subrogatie blijkt. Dit verweer zal de rechtbank daarom niet meer beoordelen.
Uitsluiting aansprakelijkheid in ROZ-voorwaarden?
5.4.
TCOG voert als meest verstrekkende verweer aan dat zij haar eventuele aansprakelijkheid voor schades als de door Chubb gevorderde vergoeding van zaak- en bedrijfsschade heeft uitgesloten in de huurovereenkomst die zij met Basic Fit heeft gesloten. TCOG beroept zich in dat kader op de exoneratiebedingen als opgenomen in (onder meer) de artikelen 11.5, 11.6, 11.8 uit de ROZ-voorwaarden (die in de huurovereenkomst van toepassing zijn verklaard). Zelfs al zou TCOG aansprakelijk zijn jegens Chubb, hetgeen zij betwist, dan is deze aansprakelijkheid volgens Chubb uitgesloten in de ROZ-voorwaarden.
5.5.
Chubb betoogt dat ondanks dat in de rechtspraak vaak wordt aangenomen dat een exoneratie zowel op de contractuele als de buitencontractuele aansprakelijkheid betrekking heeft, dat in dit geval niet zo is. Dit volgt uit de bewoordingen van de exoneratie en de uitleg daarvan. Artikel 11.6 van de ROZ-voorwaarden is enkel bedoeld om de aansprakelijkheid voor schade als gevolg van wanprestatie uit te sluiten. Dit volgt uit het feit dat artikel 11 van de ROZ-voorwaarden in zijn geheel gericht is op schade die verband houdt met gebreken aan het gehuurde, aldus Chubb.
5.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat de ROZ-voorwaarden van toepassing zijn verklaard in de huurovereenkomst. Beoordeeld moet worden of de ROZ-voorwaarden ook van toepassing zijn in geval van buitencontractuele aansprakelijkheid, zoals op een verbintenis die op grond van artikel 6:170 BW is ontstaan. Hiervoor moeten de ROZ-voorwaarden worden uitgelegd. Partijen zijn het er over eens dat de ROZ-voorwaarden op objectieve wijze moeten worden uitgelegd, omdat partijen niet hebben onderhandeld over de inhoud van deze voorwaarden. Dit betekent dat gekeken moet worden naar de taalkundige betekenis van de bepalingen en naar openbare bronnen waarin de bedoeling van de ROZ-voorwaarden op objectieve wijze en voor iedereen kenbaar is toegelicht.
5.7.
TCOG heeft in het kader van die uitleg verwezen naar de door de Raad voor Onroerende Zaken geschreven handleiding op de ROZ-voorwaarden en een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 november 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:9486). De rechtbank oordeelt – overeenkomstig het gerechtshof – als volgt. In de tekst van artikel 11.6 van de ROZ-voorwaarden staat dat de verhuurder niet aansprakelijk is voor schade toegebracht aan goederen van de huurder, onder meer in geval van de ‘in- en uitstroming van gassen of vloeistoffen’. De door Basic Fit geleden schade is ontstaan doordat het water het gehuurde instroomde (lekkage), hetgeen valt onder de instroming van vloeistoffen. Gelet op de bewoordingen van de ROZ-voorwaarden zijn de exoneraties niet beperkt tot schade veroorzaakt door derden of tot gebreken aan het gehuurde - zoals Chubb stelt - in de zin van artikel 7:204 BW. Het eerste deel van artikel 11.6 spreekt immers over schade ten gevolge van gebreken en het tweede deel van het artikellid spreekt over schade als gevolg van enkele andere omschreven (feitelijke) stoornissen van buitenaf. In artikel 11.8 wordt daarnaast alle bedrijfsschade van huurder uitgesloten. In die bepaling staat niet dat dat alleen geldt voor schade door gebreken aan het gehuurde, zoals Chubb stelt. Dat de lekkage is ontstaan in een ruimte van het complex Heuvelpoort die niet tot het gehuurde behoort maakt evenmin dat artikel 11.6 en artikel 11.8 toepassing missen. In het eerste deel van artikel 11.6 is expliciet opgenomen ‘of het gebouw of complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt’. Die toevoeging beperkt zich niet tot het eerste deel van artikel 11.6, omdat in artikel 11.9, waarin uitsluiting van aansprakelijkheid op grond van artikel 11.6 en 11.8 beperkt wordt, deze zinsnede ook terugkomt. Deze zinsnede geldt dus voor beide artikelen.
Niet is gebleken van feiten en omstandigheden op grond waarvan Chubb kon verwachten dat TCOG met Basic Fit geen exoneratie voor de geleden (zaak- en bedrijfs)schade was overeengekomen, althans daar dat TCOG daar in redelijkheid geen beroep op kon doen. Dit betekent dat TCOG en Basic Fit met de artikelen 11.6 en 11.8 uit de ROZ-voorwaarden zijn overeengekomen dat TCOG niet aansprakelijk is voor schade veroorzaakt door binnentredend water, ook niet als de juridische grondslag van de vordering een aan TCOG toe te reken fout van een door TCOG ingeschakelde ondergeschikte.
Gesteld noch gebleken is dat van opzet of grove schuld, als bedoeld in artikel 11.9 van de ROZ-voorwaarden sprake is, dus TCOG kan zich beroepen op genoemde exoneraties.
5.8.
Het standpunt van Chubb dat het hiervoor genoemde arrest van het gerechtshof betrekking heeft op eerdere, andere, ROZ-voorwaarden ten aanzien van de exoneratie van schade dan in deze zaak, waardoor de redenering van het gerechtshof niet kan worden gevolgd, is onvoldoende onderbouwd. Uit het arrest zelf volgt dit niet. Het had op de weg van Chubb gelegen om nader toe te lichten en te onderbouwen om welke tekstuele verschillen en daaraan te verbinden gevolgen het zou gaan. Omdat Chubb dit niet heeft gedaan, gaat de rechtbank aan deze stelling voorbij. Ook het betoog van Chubb dat de zaken niet vergelijkbaar zijn omdat in de zaak bij het hof de exoneratie niet alleen in de ROZ-voorwaarden stond, maar ook in de huurovereenkomst zelf, kan haar niet baten. Uit de overwegingen uit het arrest van het hof volgt dat de exoneratie als opgenomen in de ROZ-voorwaarden is beoordeeld. Daarmee is sprake van een vergelijkbare zaak.
5.9.
Gelet op het voorgaande slaagt het beroep van TCOG op de exoneraties. De rechtbank komt dus niet meer toe aan de beantwoording van de vraag of sprake is van onzorgvuldig handelen door (een hulppersoon) van TCOG. De vorderingen van Chubb worden afgewezen.
Proceskosten
5.10.
Chubb zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van TCOG worden begroot op:
- griffierecht 5.737,00
- salaris advocaat
3.760,00(2,0 punten × tarief € 1.880,00)
Totaal € 9.497,00
5.11.
TCOG vordert daarnaast veroordeling van Chubb in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt Chubb in de proceskosten, aan de zijde van TCOG tot op heden begroot op € 9.497,00,
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B. de Vries-van den Heuvel en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 1589.