ECLI:NL:RBNHO:2023:11849

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
15/300969-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf na niet-naleving bijzondere voorwaarden

Op 16 november 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 15/300969-22. De rechtbank heeft op vordering van de officier van justitie de tenuitvoerlegging gelast van een niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf van twee maanden. Deze beslissing is genomen omdat de veroordeelde de bij een eerder vonnis van 16 juni 2023 opgelegde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. De veroordeelde had een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd gekregen, maar heeft zich onttrokken aan de klinische behandeling en is zonder toestemming van de reclassering vertrokken van de forensische psychiatrische afdeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, ondanks het feit dat hij al 211 dagen in voorlopige hechtenis heeft gezeten, de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. De officier van justitie heeft in zijn vordering aangegeven dat de veroordeelde niet meer kan worden gedwongen om de bijzondere voorwaarden na te leven, gezien zijn problematiek. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vordering van de officier van justitie toewijsbaar is, omdat de veroordeelde de voorwaarden heeft overtreden. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar relevante jurisprudentie van de Hoge Raad, die stelt dat de tijd in voorarrest in mindering moet worden gebracht op de opgelegde straf.

De rechtbank heeft de beslissing genomen om de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf te gelasten, waarbij de tijd die de veroordeelde in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering zal worden gebracht. De bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke straf waren verbonden, komen te vervallen. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/300969-22
Uitspraakdatum: 16 november 2023
Niet verschenen
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling (ex artikel 6:6:21 Sv)
Deze beslissing is genomen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 november 2023 in de zaak tegen:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het [adres] .

1.Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf

De officier van justitie heeft bij schriftelijke vordering van 4 oktober 2023 gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat de bij vonnis van deze rechtbank van 16 juni 2023 in deze zaak aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, op grond van het feit dat de veroordeelde de aan die voorwaardelijke straf verbonden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.

2.Procesverloop

Bij vonnis van deze rechtbank, locatie Haarlem, van 16 juni 2023 is de veroordeelde wegens diverse strafbare feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), ten aanzien van welke gevangenisstraf het bevel is gegeven dat twee maanden daarvan niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde vóór het einde van een op twee jaren vastgestelde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel gedurende deze proeftijd niet heeft nageleefd de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • wordt verplicht om zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling te laten opnemen en behandelen op de FPA van GGZ Noord-Holland-Noord te Heiloo of een soortgelijke intramurale instelling, dan wel in een FPK, zulks ter beoordeling van de Divisie Individuele Zaken (DIZ) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven, zolang de reclassering dat in overleg met die instelling nodig acht;
  • zich laat behandelen door een nog nader te bepalen instelling, te bepalen
door de reclassering. De behandeling start na de klinische behandeling. De
behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig
vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de
zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook
het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische
ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende
opname voor bijvoorbeeld crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of
diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende
opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten
opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering
nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in
forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De
veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling
geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen
van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- verblijft in een nog nader te bepalen instelling na zijn klinische behandeling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in
overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering, bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt
gecontroleerd;
- geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Dit vonnis is onherroepelijk geworden. De proeftijd is ingegaan op 24 juli 2023.
Op 3 oktober 2023 heeft GGZ Fivoor Heerhugowaard een reclasseringsadvies opgesteld inhoudende een advies aan opdrachtgever over de voortijdige negatieve beëindiging toezicht.
Op 4 oktober 2023 is de veroordeelde op bevel van de officier van justitie aangehouden op grond van artikel 6:3:15 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Bij bevel van 5 oktober 2023 heeft de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, op vordering van de officier van justitie, de voorlopige tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf gelast.
Met het e-mailbericht van 31 oktober 2023 heeft de officier van justitie gemeld dat de veroordeelde per direct in vrijheid zal worden gesteld
.
De onderhavige vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 2 november 2023. De veroordeelde is niet verschenen. De raadsman van de veroordeelde mr. J.H. van Dijk, advocaat te Haarlem, is wel ter terechtzitting aanwezig en uitdrukkelijk gemachtigd door de veroordeelde om het woord namens hem te voeren.

3.Informatie van de reclassering

De officier van justitie heeft zijn vordering gebaseerd op het op 3 oktober 2023 door [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker werkzaam bij GGZ Fivoor Heerhugowaard, opgemaakte rapport ‘Advies aan opdrachtgever, voortijdige negatieve beëindiging toezicht’. Dit reclasseringsrapport houdt onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende in:
Op 2 oktober 2023 heeft de veroordeelde zich onttrokken vanaf de forensische psychiatrische afdeling, alwaar hij was opgenomen in het kader van zijn klinische behandelverplichting. De veroordeelde wilde zijn vrijheid terug en is vertrokken zonder dat de reclassering hiervoor toestemming heeft gegeven.
Uit de Pro Justitia rapportage die eerder is opgesteld, blijkt dat er bij de veroordeelde sprake is van een beperkte motivatie voor een klinische behandeling en het nemen van medicatie. Het risico op recidive wordt door de Pro Justitia rapporteurs ingeschat als hoog, omdat het ziektebesef en motivatie ontbreken. GGZ Reclassering Fivoor heeft tijdens de klinische opname van de veroordeelde gezien dat klinische behandeling niet tot de gewenste gedragsverandering en het beperken van de risico's heeft geleid. Het risico op recidive is onverminderd hoog. Wij adviseren een beslissing waardoor het reclasseringstoezicht voortijdig negatief beëindigd wordt. Wij zijn van mening dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden heeft overtreden. Wij zien geen mogelijkheden voor gedragsverandering en risicobeperking. Ook niet na een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf.

4.Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting naar voren gebracht dat er bij indiening van de vordering geen rekening is gehouden met het feit dat de veroordeelde in het kader van onderhavige strafzaak reeds 211 dagen heeft vast gezeten. Dat is meer dan de vijf maanden gevangenisstraf die hem bij vonnis van 16 juni 2023 is opgelegd. Met die voorkennis zou de vordering niet zijn ingediend. Aftrek van de tijd die de veroordeelde in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht geldt, gelet op de jurisprudentie, namelijk ook voor het voorwaardelijk opgelegde deel van de straf. Dit betekent dat er feitelijk gezien niets meer ten uitvoer gelegd kan worden. Enkele dagen geleden is dan ook door de officier van justitie bevolen de veroordeelde onmiddellijk in vrijheid te stellen. Hoewel de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden, dient de vordering afgewezen te worden omdat het voorwaardelijk opgelegde strafdeel al is uitgezeten door de veroordeelde. Dat betekent dat de proeftijd en de daaraan gekoppelde bijzondere voorwaarden blijven voortduren. De veroordeelde kan gelet op zijn problematiek echter niet meewerken aan de opgelegde bijzondere voorwaarden. Daarom wordt verzocht om bij afwijzing van de vordering de bijzondere voorwaarden te laten vervallen.

5.Standpunt van de verdediging

De raadsman van de veroordeelde kan zich vinden in het standpunt van de officier van justitie en verzoekt de vordering af te wijzen en de bijzondere voorwaarden te laten vervallen.

6.Oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De veroordeelde heeft de bij genoemd vonnis gestelde bijzondere voorwaarden niet nageleefd, hetgeen de rechtbank is gebleken uit het feit dat de veroordeelde zonder toestemming van de reclassering is vertrokken van de forensische psychiatrische afdeling waar hij was opgenomen in het kader van zijn klinische behandelverplichting.
In zijn email van 31 oktober 2023 heeft de officier van justitie gewezen op een arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2017:462). Hierin is onder meer het volgende bepaald:
‘’De rechter kan bij veroordelingen tot gevangenisstraf als bedoeld in art. 14a lid 1 en lid 2 Sr bepalen dat de straf of een gedeelte daarvan niet zal worden tenuitvoergelegd. De toepassing van art. 14a Sr geschiedt onder voorwaarden en de rechter stelt een proeftijd vast. Ingevolge art. 27 lid 1 Sr heeft de rechter bij het opleggen van tijdelijke vrijheidsstraffen de verplichting te bevelen dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de vrijheidsstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Dit bevel tot aftrek van voorarrest ziet ook op de gevangenisstraf ten aanzien waarvan de rechter met toepassing van art. 14a Sr heeft bepaald dat die straf of een gedeelte daarvan onder voorwaarden niet zal worden tenuitvoergelegd. Dit betekent dat indien de duur van het voorarrest langer is dan de duur van het onvoorwaardelijke deel de van de gevangenisstraf en de tenuitvoerlegging wordt bevolen van het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf – welk bevel meebrengt dat het voorwaardelijke deel moet worden tenuitvoergelegd (vgl. HR 27 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:500, NJ 2015/232) –, bij die tenuitvoerlegging het resterende gedeelte van de duur van het voorarrest daarop in mindering moet worden gebracht. In het onderhavige geval – waarin de gezamenlijke duur van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf en het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf waarvan de tenuitvoerlegging is gelast gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest – brengt dit mee dat aan het bevel tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf van vier maanden geen (verdere) uitvoering kan worden gegeven.’’
De rechtbank overweegt dat het enkele feit dat de veroordeelde het voorwaardelijk opgelegde strafdeel al heeft uitgezeten geen reden is om de vordering af te wijzen. De rechtbank stelt vast dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. Daarom zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie toewijzen en de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde straf gelasten.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat zij er vanuit gaat dat deze tenuitvoerlegging
nietbetekent dat de veroordeelde de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf moet gaan uitzitten. De veroordeelde heeft namelijk – zoals ook door de officier van justitie ter zitting is bevestigd – dit voorwaardelijk opgelegde strafdeel reeds uitgezeten. Daarnaast merkt de rechtbank op dat door de toewijzing van de vordering de bijzondere voorwaarden komen te vervallen.

7.Beslissing

De rechtbank:
Gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, opgelegd bij voormeld vonnis van 16 juni 2023 in de zaak met parketnummer 15/300969-22 aldus, dat die straf geheel ten uitvoer wordt gelegd.
Beveelt dat de vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van artikel 6:6:20 Sv en de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van 16 juni 2023 in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de straf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.E. Francke, voorzitter,
mr. G.M.G. Hink en mr. B. Selier, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. P.E.M. Metri,
en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2023.