ECLI:NL:RBNHO:2023:11019

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 6665 en 21/6666
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. dr. C.A. Schreuder
  • dr. mr. C. Maas
  • mr. S.J. Richters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van profielen voor stemhokjes en scheidingswanden in de Gecombineerde Nomenclatuur

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst/Douane over de indeling van profielen voor stemhokjes en scheidingswanden in de Gecombineerde Nomenclatuur (GN). Eiseres had eerder bindende tariefinlichtingen (BTI's) aangevraagd voor deze profielen, maar de inspecteur verklaarde de bezwaren van eiseres ongegrond. Eiseres stelde dat de producten onder andere GN-posten ingedeeld moesten worden, terwijl de inspecteur van mening was dat de indeling in TARIC-onderverdeling 7604 2100 90 correct was. De rechtbank oordeelde dat de producten niet als constructiewerk konden worden aangemerkt, omdat ze niet bedoeld zijn om permanent in een bepaalde positie te blijven. De rechtbank volgde de inspecteur in zijn standpunt en verklaarde de beroepen ongegrond. Tevens werd eiseres een schadevergoeding van € 500 toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De proceskosten werden vastgesteld op € 837, en de Staat werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 360 aan eiseres.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 21/6665 en HAA 21/6666

uitspraak van de meervoudige douanekamer van 2 november 2023 in de zaken tussen

[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B.J.B. Boersma),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Breda, nu
de inspecteur van de Douane, verweerder.

Inleiding

Dit beroep gaat over de indeling van profielen van een stemhokje en profielen van een scheidingswand in de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: GN).
Op 27 juli 2021 heeft verweerder aan eiseres een beschikking inzake een bindende tariefinlichting (hierna: BTI) met kenmerk NL BTI 2021-0329 afgegeven voor profielen van een stemhokje en een BTI met kenmerk NL BTI 2021-0330 afgegeven voor profielen van een scheidingswand.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 22 november 2021 de door eiseres tegen de BTI’s ingediende bezwaren ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de uitspraken op bezwaar in één geschrift beroep ingesteld. Bij brief van 11 februari 2022 heeft eiseres nadere gronden ingediend.
De rechtbank heeft de zaak over de BTI voor profielen van een stemhokje geregistreerd onder nummer HAA 21/6665.
De rechtbank heeft de zaak over de BTI voor profielen van een scheidingswand geregistreerd onder nummer HAA 21/6666.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2023 te Haarlem. Eiseres is verschenen, vertegenwoordigd door [naam aandeelhouder] (aandeelhouder van eiseres), bijgestaan door kantoorgenoot van haar gemachtigde mr. [naam 1] . Namens verweerder zijn verschenen mr. [naam 1] en [naam 2] .

Overwegingen

Feiten
Zaak HAA 21/6665
1. Eiseres heeft op 19 maart 2021 een BTI-aanvraag ingediend voor profielen van een stemhokje. In de aanvraag wordt het product als volgt omschreven:
“Profielen van een stemhokje. De profielen worden op maat gemaakt en voorzien van gaten en bevestigingsmiddelen geleverd. In Nederland wordt het product vervolgens geassembleerd. De platen tussen de profielen worden niet geïmporteerd.
Voor een stemhokje worden de volgende artikelen geleverd:
lx Staanderprofiel 1 LV Bijlage 2615 stemhokje pagina 12
lx Staanderprofiel 2 RV Bijlage 2615 stemhokje pagina 12
lx Staanderprofiel 3 Bijlage 2615 stemhokje pagina 13
lx Staanderprofiel 4 Bijlage 2615 stemhokje pagina 13
lx Staanderprofiel 5 Bijlage 2615 stemhokje pagina 14
lx Staanderprofiel 6 Bijlage 2615 stemhokje pagina 14
4x Ligger profiel 973mm Bijlage 2615 stemhokje pagina 6
4x Ligger profiel 930mm Bijlage 2615 stemhokje pagina 6
4x Ligger profiel 905mm Bijlage 2615 stemhokje pagina 6
8x Kunststof dopje Bijlage 2615 stemhokje pagina 9
3x Kunststof busje Bijlage ST
lx kunststof haakje Bijlage Y310028-ST
Van dit stemhokje zijn verschillende uitvoeringen:
Extra breed, tafelmodel, telescopisch model.”
Eiseres verzocht in haar aanvraag om indeling van het product onder TARIC-onderverdeling 7610 9090 90. Daarbij behoort een tarief van 6%.
Bij de aanvraag zijn onder andere de volgende foto’s van het (geassembleerde) product gevoegd.
2. Op 27 juli 2021 heeft verweerder aan eiseres een BTI met kenmerk NL BTI 2021-0329 afgegeven. Het product is daarin als volgt omschreven:
“Een assortiment om te gebruiken bij het bouwen van een stemhokje met volgens opgave onder andere de volgende kenmerken
  • het stemhokje kan op de grond of op een tafel worden geplaatst;
  • 6 zogenoemde staander profielen, hol, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede;
  • 12 zogenoemde ligger profielen, hol, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede;
  • vervaardigd van een aluminiumlegering (6063) en geanodiseerd;
  • voorzien van gaten en bevestigingsmiddelen;”
Het product is ingedeeld onder TARIC-onderverdeling 7604 2100 90. Daarbij behoort een tarief van 7,5%.
Zaak HAA 21/6666
3. Eiseres heeft op 19 maart 2021 een BTI-aanvraag ingediend voor profielen van een scheidingswand. In de aanvraag wordt het product als volgt omschreven:
“Een set van op maat gezaagde en voorgeboorde profielen om een scheidingswand mee te maken. De profielen en kleine kunststof spuitgietonderdelen worden geïmporteerd en samen met de wandplaten in Nederland geassembleerd.
lx Staanderprofiel links Bijlage staander profiel1_L
lx Staanderprofiel rechts Bijlage staander profiel1_R
4x Liggerprofiel Bijlage ligger profiel
2x Kunststof dopje Bijlage ST
Ook dit artikel komt in verschillende uitvoeringen:
Tafelmodel en verscheidene breedtes.”
Eiseres verzocht in haar aanvraag om indeling van het product onder TARIC-onderverdeling 7610 9090 90. Daarbij behoort een tarief van 6%.
Bij de aanvraag zijn onder andere de volgende foto’s van het (geassembleerde) product gevoegd.
4. Op 27 juli 2021 heeft verweerder aan eiseres een BTI met kenmerk NL BTI 2021-0330 afgegeven. Het product is daarin als volgt omschreven:
“Een assortiment om te gebruiken bij het bouwen van een scheidingswand met –volgens opgave– onder andere de volgende kenmerken:
 de scheidingswand kan op de grond of op een tafel worden geplaatst:
 2 zogenoemde staander profielen, hol, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede;
 4 zogenoemde ligger profielen, hol, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede;
 vervaardigd van een aluminiumlegering (6063) en geanodiseerd:
 op maat gezaagd en voorgeboord;”
Het product is ingedeeld onder TARIC-onderverdeling 7604 2100 90. Daarbij behoort een tarief van 7,5%.
Geschil
5. In geschil is of verweerder de producten terecht heeft ingedeeld in TARIC-onderverdeling 7604 2100 90.
6. Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat de producten onder GN-post 7610 / TARIC-onderverdeling 7610 9090 92 moeten worden ingedeeld. Subsidiair stelt eiseres zich op het standpunt dat de profielen van een stemhokje een werk van aluminium zijn zoals bedoeld in TARIC postonderverdeling 7616 99 90 99. Eiseres voert aan dat het voorgaande van overeenkomstige toepassing is op profielen van een scheidingswand.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en het geven van een opdracht aan verweerder om bij beschikking BTI’s af te geven waarbij de producten in TARIC-onderverdeling 7610 90 90 92 dan wel TARIC-onderverdeling 7616 99 90 99 worden ingedeeld. Tevens verzoekt eiseres om vergoeding van immateriële schade, proceskosten en griffierechten.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de producten terecht in de BTI’s zijn ingedeeld in TARIC-onderverdeling in 7604 2100 90. Verweerder meent dat geen sprake is van een constructiewerk van aluminium, maar dat met toepassing van indelingsregel 3b de profielen van aluminium en de kunststof dopjes, buisjes en het haakje moeten worden ingedeeld naar de stof waaraan het assortiment zijn wezenlijke karakter ontleent. Nu het hier gaat om profielen van aluminium, hol, voldoet het in te delen product aan de bewoordingen van tariefpost 7604 van het GS en de verdere onderverdelingen van die post, aldus verweerder.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Relevante regelgevingAantekeningen 3 en 5 op afdeling XV van de GN luiden, voor zover van belang, als volgt:

3. In de nomenclatuur worden als „onedele metalen” aangemerkt: ijzer en staal, koper, nikkel, aluminium, lood, zink, tin, wolfraam, molybdeen, tantaal, magnesium, kobalt, bismut, cadmium, titaan, zirkonium, antimoon, mangaan, beryllium, chroom, germanium, vanadium, gallium, hafnium (celtium), indium, niobium (columbium), rhenium en thalium.

5. Regels betreffende de legeringen (andere dan ferrolegeringen en toeslaglegeringen, omschreven in de hoofdstukken 72 en 74):

a.
a) legeringen van onedele metalen worden ingedeeld als legeringen van het metaal, waarvan het gewichtspercentage dat van elk der andere metalen van de legeringen overtreft;(…)
8. Aantekening 1 op Hoofdstuk 76 van de GN luidt, voor zover van belang, als volgt:
„profielen”:
gewalste, getrokken, geperste of gesmede producten, dan wel door buigen of vouwen verkregen producten, ook indien opgerold, met een over de gehele lengte gelijke dwarsdoorsnede, die niet beantwoorden aan de definities van staven, draad, platen, bladen, strippen, buizen of pijpen. Als profielen worden eveneens aangemerkt, gegoten of gesinterde producten met dezelfde vormen, die verder zijn bewerkt dan enkel grof afgebraamd, voor zover bedoelde producten daardoor niet het karakter hebben verkregen van onder andere posten in te delen artikelen of werken;(…)
9. GN-post 7604 luidde ten tijde van de afgifte van de BTI, voor zover van belang, als volgt:
7604 Staven en profielen, van aluminium
7604 10 – van niet-gelegeerd aluminium
(…)
– van aluminiumlegeringen
7604 21 00 – – holle profielen
7604 29 – – andere
(…)
10. De Engelstalige toelichting van de Internationale Douaneraad (IDR) op GS-post 7604 luidt, voor zover van belang, als volgt:
These products, which are defined in Notes 9 (a) and 9 (b) to Section XV, correspond to similar goods made of copper. The provisions of the Explanatory Note to heading 74.07 apply therefore, mutatis mutandis, to this heading.
The heading does not cover :
(a) Rods and profiles, prepared for use in structures (heading 76.10).
(b) Coated welding electrodes, etc. (heading 83.11).
11. De Engelstalige toelichting van de IDR op GS-post 7407 luidt, voor zover van belang, als volgt:
Bars and rods are defined in Note 9 (a) to Section XV and profiles in Note 9 (b) to Section XV.
The products of this heading are usually obtained by rolling, extrusion or drawing, but may also be obtained by forging (whether with the press or hammer). They may subsequently be cold‑finished (if necessary after annealing) by cold‑drawing, straightening, or other processes which give the products a finish of higher precision. They may also be worked (e.g., drilled, punched, twisted or crimped), provided that they do not thereby assume the character of articles or of products of other headings. The heading also covers hollow profiles including finned or gilled tubes and pipes obtained by extrusion. However, tubes and pipes to which fins or gills have been attached, e.g., by welding, are excluded ‑ generally heading 74.19.
12. GN-post 7610 luidde ten tijde van de afgifte van de BTI, voor zover van belang, als volgt:
7610 Constructiewerken en delen van constructiewerken (bijvoorbeeld bruggen, brugdelen, torens, vakwerkmasten en andere masten, pijlers, kolommen, kapconstructies, deuren en ramen, alsmede kozijnen daarvoor, drempels, luiken, balustrades), van aluminium, andere dan de geprefabriceerde bouwwerken bedoeld bij post 9406; platen, staven, profielen, buizen en dergelijke, van aluminium, gereedgemaakt voor gebruik in constructiewerken
7610 10 00 – deuren en ramen, alsmede kozijnen daarvoor en drempels
7610 90 – andere
7610 90 10 – – bruggen en brugdelen; vakwerkmasten en andere masten
7610 90 90 – – andere
13. De Engelstalige toelichting van de IDR op GS-post 7610 luidt, als volgt:
The provisions of the Explanatory Note to heading 73.08 apply, mutatis mutandis, to this heading.
In the case of aluminium, structural parts are sometimes bonded together with synthetic resins or rubber compounds instead of being fixed by the ordinary methods of riveting, bolting, etc.
In view of their lightness, aluminium and its alloys are sometimes used instead of iron or steel in the manufacture of structural frameworks, ships’ superstructures, bridges, sliding doors, electric grid or radio pylons, telescopic pit props, door or window frames, railings, etc.
The heading excludes :
(a) Assemblies identifiable as parts of articles of Chapters 84 to 88.
(b) Floating structures of Chapter 89.
(c) Prefabricated buildings (heading 94.06).
14. De Engelstalige toelichting van de IDR op GS-post 7308 luidt, voor zover van belang, als volgt:
This heading covers complete or incomplete metal structures, as well as parts of structures. For the purpose of this heading, these structures are characterised by the fact that once they are put in position, they generally remain in that position. They are usually made up from bars, rods, tubes, angles, shapes, sections, sheets, plates, wide flats including so‑called universal plates, hoop, strip, forgings or castings, by riveting, bolting, welding, etc. Such structures sometimes incorporate products of other headings such as panels of woven wire or expanded metal of heading 73.14. Parts of structures include clamps and other devices specially designed for assembling metal structural elements of round cross‑section (tubular or other). These devices usually have protuberances with tapped holes in which screws are inserted, at the time of assembly, to fix the clamps to the tubing.
Apart from the structures and parts of structures mentioned in the heading, the heading also includes products such as :
Pit head frames and superstructures; adjustable or telescopic props, tubular props, extensible coffering beams, tubular scaffolding and similar equipment; sluice‑gates, piers, jetties and marine moles; lighthouse superstructures; masts, gangways, rails, bulkheads, etc., for ships; balconies and verandahs; shutters, gates, sliding doors; assembled railings and fencing; level‑crossing gates and similar barriers; frameworks for greenhouses and forcing frames; large‑scale shelving for assembly and permanent installation in shops, workshops, storehouses, etc.; stalls and racks; certain protective barriers for motorways, made from sheet metal or from angles, shapes or sections.
(…)
15. GN-post 7616 luidde ten tijde van de afgifte van de BTI, voor zover van belang, als volgt:
7616 Andere werken van aluminium
7616 10 00 – draadnagels, spijkers, aangepunte krammen, schroeven, bouten, moeren, haken met schroefdraad, klinknagels en klinkbouten, splitpennen, spiebouten, spieën, sluitringen en dergelijke artikelen
– andere
7616 91 00 – – metaaldoek, metaalgaas en traliewerk, van aluminiumdraad
7616 99 – – andere
7616 99 10 – – – gegoten
7616 99 90 – – – andere
16. De Engelstalige toelichting van de IDR op GS-post 7616 luidt, voor zover van belang, als volgt:
This heading covers all articles of aluminium other than those covered by the preceding headings of this Chapter, or by Note 1 to Section XV, or articles specified or included in Chapter 82 or 83, or more specifically covered elsewhere in the Nomenclature.
(…)
Beoordeling door de rechtbank17. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof van Justitie), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie onder meer Hof van Justitie 26 april 2017, C-51/16, Stryker EMEA Supply Chain Services BV, ECLI:EU:C:2017:298, punten 39 en 45). De inhoud van GS- en GN- toelichtingen moet in overeenstemming zijn met de GN-bepalingen en mag de strekking daarvan niet wijzigen. Toelichtingen moeten, indien zij in strijd blijken met de tekst van de GN-posten en de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken, terzijde worden geschoven (zie onder meer Hof van Justitie 26 november 2015, C-44/15, Duval GmbH & Co, KG., ECLI:EU:C:2015:783, punt 24).
18. De rechtbank overweegt dat zowel de profielen voor een stemhokje, als de profielen van een scheidingswand bestaan uit een assortiment van holle, op maat gezaagde, voorgeboorde profielen vervaardigd van een aluminiumlegering (6063). Tot het assortiment van de profielen van de scheidingswand behoren tevens kunststof dopjes. Eiseres heeft ter zitting toegelicht dat de scheidingswand het bovenste deel van een zijpaneel van een stemhokje is, maar dan met liggers, zodat de scheidingswand zelfstandig kan staan. Tot het assortiment van de profielen van een stemhokje behoren naast kunststof dopjes ook kunststof busjes en een kunststof haakje. De producten zijn voorzien van bevestigingsmaterialen. De tussen de profielen te monteren panelen zijn geen onderdeel van de geïmporteerde producten.
19. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting volgt dat een gemonteerd stemhokje is bedoeld om op te zetten voor de duur van de periode dat er kan worden gestemd. Over de gemonteerde scheidingswand heeft eiseres toegelicht dat dit een “Covidproduct” is, om op tafels, bureaus en dergelijke te worden geplaatst teneinde (Covid)besmetting tegen te gaan dan wel te beperken. Het stemhokje en de scheidingswand zijn vergelijkbare producten. De scheidingswand is het bovenste deel van een stemhokje, maar dan voorzien van pootjes aan de onderzijde zodat het product zelfstandig rechtop kan blijven staan.
20. Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat de producten onder GN-post 7610 / TARIC-onderverdeling 7610 9090 92 moeten worden ingedeeld. Eiseres voert daartoe aan dat de producten constructiewerken van aluminium zijn. Daarvoor zoekt eiseres aansluiting bij de GS-toelichting op post 7610 en de GS-toelichting op post 7308. De GS-toelichting op post 7308 is namelijk van overeenkomstige toepassing verklaard voor post 7610. Voor indeling als constructiewerk maakt het volgens eiseres niet uit dat het stemhokje en de scheidingswand niet blijvend worden gemonteerd. Eiseres vindt voor dit standpunt steun in de indeling van onder andere steiger-, bekistings-, steun- en stutmateriaal in GN-post 7308. Deze producten worden ook niet blijvend gemonteerd, niet vast opgesteld en niet blijvend gepositioneerd. Volgens eiseres geven deze voorbeelden duidelijk aan dat constructiewerken niet per definitie in een bepaalde positie moeten blijven. Dat is in overeenstemming met het gebruik van het woord “meestal” in de toelichting. Het woord “meestal” geeft aan dat ook andere werken kunnen kwalificeren als een constructiewerk, aldus eiseres.
Met toepassing van indelingsregel 2a wordt het product als een gemonteerd compleet stemhokje dan wel als een gemonteerde complete scheidingswand aangemerkt en dit is een constructiewerk van aluminium. Vervolgens dient het product met toepassing van indelingsregels 6 en 1 onder 7610 90 90 te worden ingedeeld. Ten aanzien van de laatste twee TARIC cijfers (negende en tiende posities) is eiseres van mening dat sprake is van producten die in een kit zijn verpakt zoals vermeld in TARIC-onderverdeling 7610 90 90 92.
21. De rechtbank is van oordeel dat de producten niet kunnen worden ingedeeld onder GN-post 7610. De producten kunnen niet worden aangemerkt als constructiewerk. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
22. Gelet op de voornoemde objectieve kenmerken en eigenschappen kunnen de producten niet worden aangemerkt als een van de voorbeelden genoemd in GN-post 7610, te weten bruggen, brugdelen, torens, vakwerkmasten en andere masten, pijlers, kolommen, kapconstructies, deuren en ramen, alsmede kozijnen daarvoor, drempels, luiken, en balustrades.
Vervolgens is de vraag of de producten kunnen worden aangemerkt als ‘profielen van aluminium, gereedgemaakt voor gebruik in constructiewerken’ in de zin van GN-post 7610. In de toelichting IDR op GS-post 7610 wordt de toelichting op GS-post 7308 van overeenkomstige toepassing verklaard. Uit de toelichting op GN-post 7308 volgt dat constructiewerken worden gekarakteriseerd door het feit dat zij als zij eenmaal in een bepaalde positie zijn gebracht, in beginsel in die positie blijven. De rechtbank verwijst in dit verband ook naar het arrest van het Hof van Justitie van 26 mei 1977, Klöckner Ferromatik, C-108/76, ECLI:EU:C:1977:95, punten 4 en 6:
“4. Overwegende dat de „constructiewerken" in de zin van post 73.21 als kenmerk hebben dat zij, eenmaal opgesteld te bestemder plaatse, in beginsel stationair blijven;
dat het begrip stabiliteit aan de onder post 73.21 genoemde voorbeelden evenzeer ten grondslag ligt als aan aantekening 1 f) aan het begin van Afdeling XV, die machines en toestellen waaraan een zekere beweegbaarheid eigen is, van het toepassingsgebied dezer Afdeling uitsluit;
dat deze uitlegging eveneens aansluit bij de systematiek van hoofdstuk 73 van het gemeenschappelijk douanetarief waarin onder het opschrift „Gietijzer, ijzer en staal" de aldaar opgenomen produkten voornamelijk worden onderscheiden naar hun stoffelijke hoedanigheid of hun fysieke samenstelling;
dat zo het Comité Nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief bij tariefbeslissing van 9 juni 1972 hydraulische mijnstutten heeft ingedeeld onder post 73.21, zulks is gedaan wegens de ondergeschikte betekenis van het mechanische element van dit materiaal dat niet als beslissend werd gezien voor indeling onder een andere post, daar stutten gedurende hun gebruik als ondersteuningselement onbeweeglijk blijven en slechts hydraulisch versteld worden om de hantering bij montage en demontage te vergemakkelijken, hetgeen echter aan het fundamenteel stationaire karakter van dit produkt niet afdoet;
dat dit zelfde geldt voor de indeling van beweegbare bruggen onder deze post, daar dit soort bruggen op bruggehoofden rusten en geen aandrijfkracht behoeven;”
De rechtbank leidt uit deze uitspraak af dat een constructiewerk bedoeld is om te blijven staan na installatie. Dat in de tekst van de toelichting is opgenomen dat het goed “meestal” op zijn plaats blijft, is hiermee in overeenstemming en past bij het gebruik van de term “in beginsel”. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting volgt dat de stemhokjes en scheidingswanden gemonteerd worden neergezet met het oogmerk ze na gebruik te demonteren en te verwijderen. Inherent aan de functie en het gebruik van stemhokjes en scheidingswanden is de eenvoud waarmee deze goederen te demonteren en verplaatsbaar zijn. De producten worden aldus niet gekarakteriseerd door het feit dat zij als zij eenmaal in een bepaalde positie zijn gebracht, in beginsel in die positie blijven. De rechtbank volgt eiseres niet in haar vergelijking met steiger-, bekistings-, steun- en stutmateriaal. In hun functie als ondersteuning aan veelal bouwwerken zijn steiger- bekistings-, steun- en stutmaterialen dienstbaar aan andere constructies. De rechtbank vindt steun voor deze opvatting in de toelichting IDR bij GS-post 7308, waarin deze materialen worden gekarakteriseerd als ‘equipment’, klaarblijkelijk ten behoeve van de oprichting van of het onderhoud aan die constructies. Deze materialen delen aldus in het fundamenteel stationaire karakter van de constructies die zij ondersteunen. Die functie ontbreekt bij (profielen van de) stemhokjes en (profielen van de) scheidingswanden. Gelet op het voorgaande hebben de stemhokjes en scheidingswanden niet een fundamenteel stationair karakter, waardoor zij niet kunnen worden aangemerkt als constructiewerken. De producten kunnen aldus niet worden aangemerkt als ‘profielen van aluminium, gereedgemaakt voor gebruik in constructiewerken’ in de zin van GN-post 7610. Nu geen sprake is van constructiewerken behoeft het standpunt van eiseres dat een niet gemonteerd constructiewerk als een compleet constructiewerk kan worden gezien, geen bespreking.
23. Eiseres heeft verder betoogd dat het stemhokje een werk van aluminium is in de zin van TARIC-postonderverdeling 7616 99 90 99. Ze voert daartoe aan dat aansluiting moet worden gezocht bij de GS-toelichtingen op de tariefposten 7325 en 7326. Ook verwijst zij naar Uitvoeringsverordening (EU) 2016/614. Gelet op deze verordening, waarin de indeling van een hobbykas van metaal wordt vastgesteld, dienen vergelijkbare artikelen van aluminium te worden ingedeeld onder tariefpost 7616, meer specifiek TARIC postonderverdeling 7616 99 90 99. Verweerder stelt zich op het standpunt dat postonderverdeling 7616 99 90 99 enkel een rol kan spelen indien geen van voorgaande posten van toepassing zijn. Voorts voert verweerder aan dat Uitvoeringsverordening (EU) 2016/614 ziet op een ander product dan het onderhavige product. Daarnaast geeft de verordening niet de volledige informatie ten aanzien van de hobbykas. Het is bijvoorbeeld niet duidelijk of het geraamte van de hobbykas hol is.
24. De rechtbank is van oordeel dat de producten niet in TARIC-onderverdeling 7616 99 90 99 kunnen worden ingedeeld. Gelet op de toelichting IDR bij GS-post 7616 omvat deze post alle werken van aluminium die niet zijn begrepen onder één van de voorgaande posten in dit hoofdstuk, aantekening 1 IDR op afdeling XV, de hoofdstukken 82 en 83, of elders in de nomenclatuur. Aangezien de producten reeds kunnen worden ingedeeld in TARIC-onderverdeling 7604 2100 90, is indeling in post 7616 9990 99 niet mogelijk.
25. Verder volgt de rechtbank eiseres niet in haar standpunt dat een vergelijkbare toepassing van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/614, waarin een hobbykas is ingedeeld in post 7616 9990 99, moet leiden tot indeling van de profielen van een stemhokje en van een scheidingswand in post 7616 9990 99. Weliswaar is de hobbykas, net als onderhavige producten, een gemengd product, maar uit deze uitvoeringsverordening blijkt niet dat de daar genoemde hobbykas bestaat uit holle profielen, hetgeen bij de in geding zijnde producten nu juist onderscheidend is. Uit de verordening volgt dat de hobbykas moet worden ingedeeld naar het materiaal waarvan het is vervaardigd: metaal, en dat het zijn wezenlijke karakter ontleent aan de constructie (het geraamte en de schappen). De in geding zijnde producten betreffen profielen van het materiaal aluminium en deze producten staan afzonderlijk benoemd in de nomenclatuur. Naar het oordeel van de rechtbank kan de indeling van de metalen hobbykas niet leidend zijn voor de indeling van de aluminium profielen van een stemhokje en van een scheidingswand.
26. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de producten terecht in de BTI’s heeft ingedeeld in TARIC-onderverdeling 7604 2100 90. Uit de bewoordingen van GN-post 7604 volgt dat deze post profielen van aluminium omvat. Uit de objectieve eigenschappen en kenmerken volgt dat de producten onder meer bestaan uit holle profielen die zijn vervaardigd een aluminiumlegering (6063). Met toepassing van indelingsregel 3b moeten de profielen van aluminium met (voor wat betreft het stemhokje) de kunststof dopjes, buisjes en het haakje en (voor wat betreft de scheidingswand) met twee kunststof dopjes, worden ingedeeld naar de stof waaraan het assortiment zijn wezenlijke karakter ontleent. Aangezien de profielen het dragende raamwerk vormen voor het uiteindelijk te monteren stemhokje dan wel de uiteindelijk te monteren scheidingswand, ontleent het assortiment zijn wezenlijke karakter aan de stof aluminium.

Conclusie en gevolgen

27. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
Verzoek om vergoeding van immateriële schade28. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, wordt indien de redelijke termijn is overschreden, behoudens bijzondere omstandigheden, verondersteld dat de belanghebbende immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. Voor een uitspraak in eerste aanleg heeft te gelden dat deze niet binnen een redelijke termijn geschiedt indien de rechtbank niet binnen twee jaar nadat die termijn is aangevangen uitspraak doet, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De termijn vangt als regel aan op het moment waarop verweerder het bezwaarschrift ontvangt. Indien de redelijke termijn is overschreden, dient als uitgangspunt voor de schadevergoeding een tarief te worden gehanteerd van € 500 per half jaar dat die termijn is overschreden, waarbij ter bepaling van de totale vergoeding de geconstateerde overschrijding naar boven wordt afgerond. Voor de behandeling van een bezwaar is een termijn van zes maanden redelijk en voor de behandeling van een beroep een termijn van anderhalf jaar. Bij meerdere zaken van een belanghebbende die gelijktijdig zijn behandeld en in hoofdzaak betrekking hebben op hetzelfde onderwerp, waarvan in het onderhavige geval sprake is, geldt dat slechts éénmaal een vergoeding wordt toegekend.
29. De berechting van deze zaken is aangevangen met de ontvangst van de bezwaarschriften door verweerder op 9 augustus 2021 en is geëindigd met de uitspraak van de rechtbank op 2 november 2023. De voor de procedure in eerste aanleg in aanmerking te nemen termijn bedraagt derhalve afgerond 27 maanden. De redelijke termijn is daarom overschreden met afgerond drie maanden. Daarmee correspondeert een vergoeding van immateriële schade van € 500.
30. De overschrijding met afgerond drie maanden is volledig toe te rekenen aan de beroepsfase. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de rechtbank de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 500 voor deze twee samenhangende zaken.
Proceskosten en griffierecht
31. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 0,5 nu de proceskostenvergoeding uitsluitend wordt toegekend vanwege de vergoeding van door eiseres geleden immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn, vgl. het arrest van de Hoge Raad van 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:660). De Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) zal de proceskosten betalen en het griffierecht van eiseres vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding aan eiseres van de aan de beroepsfase toerekenbare immateriële schade vastgesteld op een bedrag van € 500;
  • veroordeelt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 837; en
  • draagt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) op het betaalde griffierecht van € 360 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. dr. C.A. Schreuder, voorzitter, en dr. mr. C. Maas en mr. S.J. Richters, leden, in aanwezigheid van mr. W.G. van Gastelen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 november 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de douanekamer van het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.