ECLI:NL:RBNHO:2023:10939

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
AWB-23_2089
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitsluiting van studenten van de eenmalige energietoeslag 2022 door gemeente Haarlemmermeer

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, op 17 oktober 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om de eenmalige energietoeslag voor het jaar 2022 beoordeeld. Eiseres, een studente, had op 21 oktober 2022 een aanvraag ingediend, die door de gemeente Haarlemmermeer op 8 november 2022 werd afgewezen. De gemeente stelde dat eiseres op de peildatum jonger was dan 27 jaar en aanspraak maakte op studiefinanciering, waardoor zij geen recht had op de energietoeslag volgens de Beleidsregels van de gemeente. Eiseres was van mening dat deze uitsluiting onterecht was en dat er geen rechtvaardiging was voor het uitsluiten van studenten als groep.

De rechtbank oordeelt dat de beleidsregel die studenten uitsluit van de energietoeslag niet kan worden toegepast. De rechtbank stelt vast dat de onderbouwing van de gemeente voor deze uitsluiting niet voldoet aan de eisen van doelmatigheid en proportionaliteit. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van andere rechtbanken die tot een vergelijkbare conclusie zijn gekomen. De rechtbank concludeert dat de uitsluiting van studenten een ongerechtvaardigd onderscheid oplevert en dat de gemeente onvoldoende heeft gemotiveerd waarom deze uitsluiting gerechtvaardigd zou zijn.

De rechtbank verklaart het beroep van eiseres gegrond, vernietigt het besluit van de gemeente en draagt de gemeente op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens moet de gemeente het griffierecht en de proceskosten aan eiseres vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/2089

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D.E. de Hoop),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer

(gemachtigde: J. van den Berg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om de eenmalige energietoeslag voor het jaar 2022.
1.1.
Eiseres heeft op 21 oktober 2022 de eenmalige energietoeslag aangevraagd. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 8 november 2022 afgewezen, omdat eiseres op de peildatum jonger was dan 27 jaar en aanspraak maakte op studiefinanciering volgens de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). Op grond van de Beleidsregels eenmalige energietoeslag gemeente Haarlemmermeer 2022 (Beleidsregels) heeft zij dan geen recht op de energietoeslag. Met het bestreden besluit van 7 februari 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar gemachtigde. Verweerder is zonder bericht niet verschenen.

Standpunt eiseres

2. Eiseres vindt dat zij ten onrechte wordt uitgesloten van het recht op de eenmalige energietoeslag alleen vanwege het feit dat zij student is. Er is volgens haar geen rechtvaardigingsgrond aanwezig voor die uitsluiting van de groep studenten. Eiseres stelt dat verweerder als rechtvaardiging noemt dat de groep studenten zeer divers is waardoor categoriale bijstand daarom minder geschikt is, maar verweerder motiveert dat niet. Door de uitsluiting wordt zij ongelijk behandeld. Zij wordt zo bewust achtergesteld ten opzichte van personen die in dezelfde situatie verkeren en benadeeld omdat de bijzondere bijstand zwaardere criteria kent. Eiseres wijst op de intussen gedane uitspraken door andere rechtbanken.

Beoordelingskader

3. Vanwege de hoge stijging van energiekosten heeft het kabinet op 10 december 2021 besloten om een eenmalige energietoeslag voor huishoudens met een laag inkomen mogelijk te maken. Dit is opgenomen in artikel 35, vierde en vijfde lid, van de Participatiewet (Pw) in de vorm van categoriale bijzondere bijstand.
4. Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Pw heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
5. Op grond van het vierde lid kan, in afwijking van het eerste lid, tot en met 30 juni 2023 bijzondere bijstand ook aan een alleenstaande of een gezin worden verleend in de vorm van een energietoeslag, zonder dat wordt nagegaan of die alleenstaande of dat gezin in dat jaar een sterk gestegen energierekening had.
Op grond van het vijfde lid kan de in het vierde lid bedoelde toeslag in afwijking van artikel 43, eerste lid, ambtshalve worden vastgesteld.
6. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregels is de eenmalige energietoeslag 2022 van € 800,00 bedoeld voor een huishouden met een laag inkomen en deze toeslag wordt ambtshalve of op aanvraag als bijzondere bijstand verleend.
7. Op grond van artikel 2, derde lid, van de Beleidsregels heeft een huishouden een laag inkomen als op de peildatum het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag.
8. Op grond van artikel 2, vierde lid, aanhef en onder c, van de Beleidsregels wordt tot een huishouden niet gerekend de persoon die op de peildatum jonger is dan 27 jaar en aanspraak maakt op studiefinanciering op grond van de Wsf 2000.

Beoordeling door de rechtbank

9. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. Om categoriale verstrekking van de energietoeslag 2022 mogelijk te maken is artikel 35 van de Pw (tijdelijk) gewijzigd. Met deze wijziging is aan gemeenten de bevoegdheid gegeven om (tot en met 30 juni 2023) een eenmalige energietoeslag toe te kennen aan huishoudens met een laag inkomen. Verweerder heeft zich met de Beleidsregels aangesloten bij de landelijke richtlijnen, namelijk de Handreiking eenmalige energietoeslag 2022 (Handreiking). De Handreiking is samengesteld door Stimulansz in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in samenwerking met de Vereniging Nederlandse Gemeenten. In die Handreiking wordt, onder verwijzing naar de memorie van toelichting [1] bij de wijziging van artikel 35 van de Pw (hierna: de memorie van toelichting), geadviseerd om de groep studenten uit te sluiten van het recht op een eenmalige energietoeslag, omdat hun woonsituatie zeer divers is, ook voor wat betreft de energiekosten en -rekening. Een categoriaal verstrekte energietoeslag wordt daarom voor deze groep minder geschikt geacht.
11. Verweerder stelt in het bestreden besluit, onder verwijzing naar de Handreiking, uitsluiting van studenten als groep gerechtvaardigd te vinden. Maatwerk is volgens verweerder praktisch niet haalbaar. Vanwege deze diversiteit vindt verweerder voor de groep studenten die geraakt zijn door de energieprijzen de individuele bijzondere bijstand een redelijk alternatief.
11. De rechtbank sluit aan bij de uitspraken van andere rechtbanken [2] in vergelijkbare zaken. In die uitspraken oordeelden die rechtbanken, kort gezegd, dat studenten als groep niet mogen worden uitgesloten van de eenmalige categoriaal te verstrekken energietoeslag 2022. Het uitsluiten van de groep studenten van de energietoeslag levert een ongerechtvaardigd onderscheid op. De rechtbank komt hier tot hetzelfde oordeel.
13. Niet iedere ongelijke behandeling van gelijke gevallen is per definitie verboden. Er is alleen sprake van ongeoorloofde discriminatie wanneer een redelijke en objectieve rechtvaardiging voor een ongelijke behandeling ontbreekt. Een ongelijke behandeling van gelijke gevallen is wel toelaatbaar als daarmee een legitiem doel wordt nagestreefd en er een proportionele verhouding bestaat tussen dat doel en het gemaakte onderscheid.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd dat voor het gemaakte onderscheid een redelijke en objectieve rechtvaardiging aanwezig is. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
15. Verweerder motiveert niet zijn standpunt dat studenten als categorie naar alle waarschijnlijkheid niet in overwegende mate worden getroffen door een hogere energierekening, behalve dan door te verwijzen naar wat hierover in de Handreiking, de memorie van toelichting en de Landelijke Monitor studentenhuisvesting 2022 staat, namelijk dat de woonsituatie en energiekosten van deze groep zeer divers zijn. Dat overcompensatie zou plaatsvinden indien de energietoeslag ook aan studenten zou worden uitgekeerd, wordt enkel gesteld, maar op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt. Elke feitelijke onderbouwing van het standpunt dat een maatwerkoplossing voor verweerder in de uitvoering praktisch niet haalbaar is, ontbreekt. Ook kan de rechtbank verweerder niet volgen in het standpunt dat de individuele bijzondere bijstand een redelijk alternatief is. De voorwaarden die gelden voor de individuele bijzondere bijstand zijn namelijk veel strenger dan die voor de categoriale bijzondere bijstand. Er zou sprake kunnen zijn van een redelijk alternatief als verweerder in dat kader een andere, lichtere, toets zou hanteren, maar verweerder zegt daar in het bestreden besluit niets over. Zonder nadere toelichting is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een redelijk alternatief.
15. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend en is niet op de zitting bij de rechtbank verschenen om zijn standpunt nader toe te lichten en vragen van de rechtbank te beantwoorden.
15. Uit het voorgaande volgt dat het beroep van eiseres slaagt. De Beleidsregel sluit ten onrechte studenten als gehele groep uit van de categoriale eenmalige energietoeslag 2022 voor huishoudens met een laag inkomen. Dit maakt dat de Beleidsregel niet kan worden toegepast.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank zal niet zelf in de zaak voorzien. Verweerder dient opnieuw een beslissing op het bezwaar van eiseres te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt daarvoor een termijn van zes weken. Deze termijn pas begint te lopen nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, indien hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist.
19. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.868,00 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, met een waarde per punt van € 597,00, 1 punt voor het indienen beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,00). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 7 februari 2023;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken, of als hoger beroep wordt ingesteld, na de dag nadat daarop is beslist, een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,00 aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.868,00 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. van Dijk, voorzitter, en mr. M. Jurgens en mr. H.H. Riemeijer, leden, in aanwezigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie Kamerstukken II 2021-2022, 36057, nr. 3.