ECLI:NL:RBNHO:2023:10224

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
22-6128
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. J. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invordering van verbeurde dwangsom na lastoplegging voor herstel van gegraven waterloop op weiland

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bloemendaal tot invordering van een dwangsom van € 5.000,-. De zaak betreft een last onder dwangsom die aan eiser was opgelegd voor het ongedaan maken van een gegraven waterloop op zijn weiland, die zonder de vereiste omgevingsvergunning was aangelegd. Eiser betwist dat hij niet aan de last heeft voldaan en stelt dat er sprake is van natuurlijk herstel van het weiland. De rechtbank heeft op 13 juli 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van de betrokken partijen aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende onderbouwing heeft geleverd voor de stelling dat eiser niet aan de opgelegde last heeft voldaan. De rechtbank wijst op de foto van 21 oktober 2021, die aantoont dat de waterloop nog steeds zichtbaar is en dat het weiland niet in de oude toestand is hersteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, waardoor het invorderingsbesluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. drs. J. de Vries en is openbaar uitgesproken op 27 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/6128

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 september 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. dr. M. Klijnstra),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bloemendaal, verweerder
(gemachtigde: drs. J.J. van den Boomgaard).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde partij] uit [plaats]

(gemachtigde: mr. B. Benard).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser over het besluit van verweerder tot invordering van een dwangsom van € 5.000,-.
1.2
Met het in beroep bestreden besluit van 18 oktober 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.3
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 13 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van verweerder, derde-partij, de gemachtigde van derde-partij, en [naam 1] (partner van derde-partij).

Totstandkoming van het bestreden besluit en vaststaande feiten

2.1
Met het besluit van 28 januari 2020, verzonden op 14 februari 2020, heeft verweerder eiser gelast om binnen zes weken vanaf de verzenddatum een op weiland [naam 2] gegraven waterloop ongedaan te maken en het terrein te herstellen in de oude toestand, op verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- ineens. Eiser heeft deze waterloop zonder de vereiste omgevingsvergunning gegraven. Derde-partij is eigenaar van het weiland, woont daartegenover en had verweerder verzocht om handhavend op te treden.
2.2
Tegen de beslissing op bezwaar van 5 januari 2021, waarbij het bezwaar van eiser tegen de last onder dwangsom van 28 januari 2020 ongegrond werd verklaard, heeft eiser bij deze rechtbank beroep aangetekend.
2.3
Bij uitspraak van 18 maart 2021 [1] heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank op dat beroep beslist en de aan eiser opgelegde last onder dwangsom in stand gelaten, met uitzondering van de hoogte van de dwangsom, die door de voorzieningenrechter is verlaagd naar € 5.000,-. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep aangetekend, zodat het oordeel in die uitspraak onherroepelijk vast is komen te staan.
2.4
Op 12 oktober 2021 heeft verweerder eiser bericht dat hij voornemens is om een dwangsom van € 5.000,- in te vorderen. Derde-partij heeft daarom verzocht. Eiser heeft volgens verweerder geen gevolg gegeven aan de opgelegde last onder dwangsom. Dat het hoogheemraadschap van Rijnland een handhavingsprocedure heeft gestopt, acht verweerder niet relevant. Het hoogheemraadschap heeft namelijk ten aanzien van een andere overtreding een last onder dwangsom opgelegd dan verweerder. De door verweerder opgelegde last onder dwangsom betreft het overtreden van artikel 15.4.1 van het bestemmingsplan Bloemendaal 2012.
2.5
Bij besluit van 12 november 2021 heeft verweerder besloten tot invordering van de volgens hem verbeurde dwangsom van € 5.000,-, omdat volgens verweerder niet aan de opgelegde last is voldaan. De waterloop is nog steeds zichtbaar op het terrein van het weiland en dus duurt de overtreding nog voort, aldus verweerder. Dit onderbouwt verweerder met een foto van het weiland.
2.6
Met het bestreden besluit van 18 oktober 2022 is verweerder bij het besluit tot invordering van de – inmiddels door eiser betaalde – dwangsom gebleven. Dit besluit heeft verweerder gebaseerd op het advies van de commissie bezwaarschriften gemeente Bloemendaal van 14 mei 2022. Daarin staat dat onduidelijk was wanneer de begunstigingstermijn is geëindigd, omdat diverse opschortingen niet schriftelijk zijn vastgelegd, maar dat partijen het erover eens zijn dat de begunstigingstermijn voor het laatst is opgeschort tot 31 augustus 2021. De begunstigstermijn van zes weken is daarom geëindigd op 12 oktober 2021. Verder wijst de commissie bezwaarschriften erop dat verweerder wel een foto heeft toegevoegd aan het invorderingsbesluit, maar dat een bevindingenrapport ontbreekt, waardoor aan het invorderingsbesluit niet een deugdelijke en controleerbare vaststelling van de relevante feiten en omstandigheden ten grondslag ligt. Los daarvan stelt de commissie bezwaarschriften dat op basis van de bij het invorderingsbesluit horende foto van 21 oktober 2021 en de foto’s die door derde-partij op de hoorzitting zijn getoond, kan worden vastgesteld dat nog steeds sprake is van een waterloop en dat het weiland niet in oude toestand is hersteld, dus ook niet op natuurlijke wijze. Dat eiser een dammetje heeft aangebracht bij de uitmonding van de waterloop, waardoor de waterloop niet meer zou afwateren, neemt volgens de commissie bezwaarschriften niet weg dat nog steeds sprake is van een overtreding. Op advies van de commissie bezwaarschriften heeft verweerder wel alsnog een bevindingenrapport laten opstellen door de toezichthoudend ambtenaar die op 21 oktober 2021 de foto heeft gemaakt. Eiser heeft daarop kunnen reageren. Verweerder stelt dat het bevindingenrapport betrekking heeft op de foto van 21 oktober 2021 en bevestigt door wie, waar en wanneer de foto is gemaakt en dus niet een constatering betreft van latere datum.

Beoordeling door de rechtbank

3.1
De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de invordering van de dwangsom van € 5.000,-. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.2
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is, omdat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aan de opgelegde last heeft voldaan
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Stuk derde-partij na zitting
4. Op 17 juli 2023, en dus na de sluiting van het onderzoek ter zitting, heeft de rechtbank van derde-partij een op 13 juli 2023 gedateerd stuk met bijlagen ontvangen. In dit stuk heeft derde-partij verzocht om toezending van stukken die verweerder naar de rechtbank zou hebben gestuurd. De rechtbank beschikt echter niet over de gestelde stukken. De rechtbank laat het na de zitting ontvangen stuk van derde-partij verder buiten beschouwing, omdat het geen aanleiding geeft tot heropening van het onderzoek.
Is aan de last voldaan?
5.1
De enige vraag die partijen in deze zaak verdeeld houdt, is of aan de bij besluit van 28 januari 2020 opgelegde last is voldaan.
5.2
Op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [2] dient aan een invorderingsbesluit een deugdelijke en controleerbare vaststelling van relevante feiten en omstandigheden ten grondslag te liggen. Dit brengt met zich mee dat de waarneming van feiten en omstandigheden die leiden tot verbeurte van een dwangsom dient te worden gedaan door een ter zake deskundige medewerker van het bevoegd gezag en dat bevindingen op schrift worden gesteld. Het geschrift dient in beginsel ten minste te bevatten de plaats, het tijdstip en de datum van de waarneming, een inzichtelijke beschrijving van de gehanteerde werkwijze en een inzichtelijke beschrijving van hetgeen is waargenomen. Dit geschrift dient voorts te zijn voorzien van een ondertekening door de opsteller en een dagtekening. Het niet volledig voldoen aan deze eisen betekent niet in alle gevallen dat een deugdelijke en controleerbare vaststelling ontbreekt. Ook op basis van ander bewijsmateriaal, zoals foto’s, kan een deugdelijke en controleerbare vaststelling van de relevante feiten en omstandigheden plaatsvinden.
5.3
Eiser voert aan dat door natuurlijk herstel, gelet op paarden en schapen die op het weiland verblijven, geen sprake meer was van een waterloop en dat ten tijde van de controle door de toezichthouder de overtreding reeds was beëindigd. Verweerder heeft onvoldoende zorgvuldig onderbouwd dat niet aan de last zou zijn voldaan. Volgens eiser kan niet met een bevindingenrapport van een half jaar later worden onderbouwd dat niet aan de last zou zijn voldaan. In het bevindingenrapport staat bovendien niet hoe lang, breed en diep de waterloop was ten tijde van de controle op 21 oktober 2021 ten opzichte van de situatie ten tijde van de constatering van de overtreding in 2019. Zodoende kan ook niet worden vastgesteld of ten tijde van de controle sprake was van een waterloop of dat er ‘gewoon’ water op het weiland stond. Daarbij komt dat de toezichthouder niet daadwerkelijk op het weiland is geweest.
5.4
Verweerder heeft in bezwaar alsnog een bevindingenrapport laten opstellen door zijn gemachtigde als toezichthouder. Deze toezichthouder is volgens verweerder bevoegd om constateringen te doen, nu hij die bevoegdheid heeft gekregen bij een aanwijzingsbesluit van 1 maart 2021. Blijkens het bevindingenrapport heeft de toezichthouder op 21 oktober 2021 van 9.05 - 9.10 uur een bezoek gebracht aan de [adres], waarlangs het weiland ligt. Doel van zijn bezoek was te constateren of de waterloop die in oktober 2019 is gegraven nog zichtbaar is. Medeaanleiding voor het bezoek is het bericht van eiser van 31 augustus 2021 dat door weersinvloeden, natuurlijk verloop en het ronddraven van paarden geen sprake meer zou zijn van een (zichtbare) gegraven greppel. Blijkens de constateringen die in het rapport zijn vermeld, mondt de waterloop uit tegenover de duiker naar [naam 3], staat er water in de waterloop, maar staat het weiland niet blank en functioneert de waterloop kennelijk. Daarbij wordt verwezen naar een foto van de datum 21 oktober 2021 en het tijdstip 09.08 uur. Verder heeft verweerder, naar aanleiding van een reactie van eiser op dit bevindingenrapport, in het bestreden besluit verwezen naar kaarten uit het Actueel Hoogtebestand Nederland. Daarop is de situatie te zien vóór oktober 2019 en na oktober 2019 en uit de kaarten kan ook worden afgeleid dat de waterloop hemelsbreed een lengte heeft van ongeveer 50 meter, een diepte van ongeveer 4 meter boven NAP en dat de hoogte van de oevers varieert tussen de 4,7 meter en 4,3 meter boven NAP, hetgeen overeenkomt met het bevindingenrapport van oktober 2019, waarin staat dat de bij het graven van de waterloop vrijgekomen grond naast de waterloop is gelegd.
5.5.1
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de foto, waarop verweerder het invorderingsbesluit baseert en ten aanzien waarvan in de bezwaarfase het bevindingenrapport is opgesteld, dateert van na het verstrijken van de begunstigingstermijn. Eiser heeft ter zitting erkend dat op de foto te zien is dat er water op het weiland ligt en dat dat water ligt op de plek van de waterloop ten aanzien waarvan de last onder dwangsom is opgelegd. Eiser heeft ook erkend dat hij de waterloop niet actief heeft gedempt.
5.5.2
Verder stelt de rechtbank vast dat de commissie bezwaarschriften in haar door verweerder overgenomen advies heeft aangegeven dat natuurlijk herstel één van de mogelijkheden is om aan de opgelegde last te voldoen. Dat neemt niet weg dat dit natuurlijke herstel binnen de begunstigingstermijn diende plaats te vinden om verbeurte van de dwangsom te voorkomen. Gelet op de discussie zoals die zich in de stukken en ter zitting nader heeft toegespitst, ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of ten tijde van de foto van verweerder van 21 oktober 2021 sprake was van zodanig natuurlijk herstel, dat niet meer van een waterloop kan worden gesproken.
5.5.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de foto van 21 oktober 2021 voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat niet aan de last is voldaan en dat van natuurlijk herstel geen sprake is. Op de foto is water zichtbaar dat in de vorm van de gegraven waterloop ligt. Deze kronkelende sliert water in de vorm van de waterloop kan naar het oordeel van de rechtbank alleen in die vorm op het weiland blijven liggen, als nog sprake is van een geul of greppel in die vorm. Nu de last ziet op herstel van het weiland in de oude toestand, heeft verweerder gelet op deze foto terecht het standpunt ingenomen dat de oude situatie niet is hersteld. Omdat de rechtbank van oordeel is dat verweerder met de foto voldoende heeft onderbouwd dat niet aan de last is voldaan, wordt eiser niet gevolgd in zijn betoog dat verweerder verplicht was nader onderzoek te doen voordat hij overging tot invordering. Daarbij komt dat ook zonder het weiland te betreden, kon worden vastgesteld dat niet aan de last is voldaan en dat voor die vaststelling geen bijzondere deskundigheid is vereist.
De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

6. Gelet op de vorenstaande overwegingen is het beroep ongegrond. Dat betekent dat het invorderingsbesluit in stand blijft. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt eiser het griffierecht niet terug en krijgt hij ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J. de Vries, rechter, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 september 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie onder meer de uitspraak van 19 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1524.