ECLI:NL:RBNHO:2022:9957

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
21-2685
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkingen aan betogingen bij abortuskliniek Beahuis & Bloemenhovekliniek

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 14 november 2022, wordt het beroep van de Verein Donum Domini tegen de burgemeester van Haarlem beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester in redelijkheid beperkingen mocht stellen aan de aangekondigde betogingen van eiser bij de abortuskliniek Beahuis & Bloemenhovekliniek. De rechtbank erkent dat er een noodzaak is om wanordelijkheden te voorkomen, maar concludeert dat de beperking tot één demonstratievak aan de Herenweg niet gerechtvaardigd is. Eiser had bezwaar gemaakt tegen meerdere besluiten van de burgemeester die voorschriften aan zijn betogingen verbonden. De rechtbank stelt vast dat de burgemeester op basis van observaties van gemeenteambtenaren heeft besloten om de betogingen te beperken tot één locatie, om zo de persoonlijke levenssfeer van bezoekers van de kliniek te beschermen. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester in zijn bevoegdheid is gebleven, maar dat de verplaatsing van het demonstratievak naar de Herenweg disproportioneel is. De rechtbank verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I ongegrond, maar het beroep tegen het bestreden besluit II wordt gegrond verklaard en vernietigd. De rechtbank oordeelt dat eiser recht heeft op vergoeding van griffierecht en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/2685

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 november 2022 in de zaak tussen

Verein Donum Domini , uit Bad Laer , Duitsland, eiser

(gemachtigde: mr. M.J.N. Vermeij),
en

de burgemeester van de gemeente Haarlem, verweerder

(gemachtigden: T.F. Baars en J.A.M. Lubbers).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
Abortuskliniek Beahuis & Bloemenhovekliniek, te Heemstede
(gemachtigden: [naam 1] en [naam 2] ).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing van verweerder om aan de betogingen die eiser wil houden bij de abortuskliniek Beahuis & Bloemenhovekliniek (hierna: de abortuskliniek) voorschriften te verbinden.
1.2
Naar aanleiding van de melding die eiser bij verweerder heeft gedaan van geplande betogingen voor het jaar 2021 bij de abortuskliniek heeft verweerder met het besluit van 23 december 2020 (het primaire besluit I) voorschriften verbonden aan de gemelde betogingen en vier locaties (demonstratievakken) aangewezen voor die betogingen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3
In het besluit van 26 januari 2021 (het primaire besluit II) heeft verweerder aan de betogingen die eiser bij de abortuskliniek wenst te houden op 27, 28 en 29 januari 2021 een gewijzigd voorschrift verbonden en één vaste locatie (demonstratievak) hiervoor aangewezen. Ook tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
1.4
In het besluit van 22 februari 2021 (het primaire besluit III) heeft verweerder bepaald dat de door eiser voor het hele jaar 2021 aangemelde betogingen alleen worden toegestaan op één vaste locatie (demonstratievak) en daarbij voorschriften verbonden aan de betogingen.
1.5
In het besluit van 4 mei 2021 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit I niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen bezwaargronden kenbaar zijn gemaakt. Het bezwaar tegen het primaire besluit II is ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld.
1.6
Verweerder heeft bij besluit van 21 september 2021 (het bestreden besluit II) bepaald dat de resterende betogingen van eiser in 2021 dienen plaats te vinden op een gemarkeerde locatie aan de overzijde van de abortuskliniek aan de Herenweg .
1.7
De enkelvoudige kamer van deze rechtbank heeft het beroep op 10 mei 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiser [naam 3] , bijgestaan door de gemachtigde, gemachtigden van verweerder en namens derde-partij [naam 2] ( [functie] van de abortuskliniek). Het beroep is gelijktijdig behandeld met het beroep met zaaknummer 21/3356.
1.8
De rechtbank heeft het onderzoek op 7 juni 2022 heropend en de zaak voor verdere behandeling doorverwezen naar de meervoudige kamer.
1.9
Op 25 oktober 2022 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Totstandkoming van de besluiten

2.1
Eiser heeft op 2 december 2020 bij verweerder gemeld dat hij elke woensdag tot en met vrijdag aan het einde van de maanden januari tot en met november van 2021 van 7.30 uur tot 14.30 uur een betoging wil houden op het trottoir naast de ingang van de abortuskliniek aan de Herenweg 211-215 op de grens tussen de gemeenten Haarlem en Heemstede . De betoging bestaat uit het houden van een gebedswake, het uitdelen van folders en het aanspreken van passanten die open staan voor een gesprek. Er nemen maximaal 10 personen deel aan de betogingen.
2.2
Met het primaire besluit I heeft verweerder de betogingen onder voorwaarden toegestaan. Bepaald is dat de betogingen uitsluitend mogen plaatsvinden op één van de vier aangewezen locaties in de vorm van demonstratievakken en dat gedurende de betoging niet van locatie mag worden gewisseld. De vier locaties die verweerder heeft aangewezen zijn:
1) op het trottoir tegenover de ingang van de abortuskliniek aan de Claus Sluterweg ;
2) in de bocht van de Claus Sluterweg achter de straatkolk;
3) op de Herenweg aan de kant van de ingang van de abortuskliniek aan de Herenweg op 30 meter afstand van deze ingang;
4) tegenover de ingang van de abortuskliniek aan de Herenweg .
De reden voor het bepalen van deze locaties en het verbinden van voorschriften aan de betogingen is dat op basis van observaties van onder verweerder werkzame ambtenaren in burger op 27 november 2020 is gebleken dat betogers van eiser bezoekers van de abortuskliniek herhaaldelijk aanspreken, ook als wordt aangegeven dat dit niet gewenst is, en dat zij een vermeende bezoekster van de abortuskliniek 200 meter hebben achtervolgd. Verweerder acht de locatiebeperking noodzakelijk ter voorkoming van wanordelijkheden.
2.3
Met het primaire besluit II heeft verweerder voor de betogingen die eiser wilde houden op 27, 28 en 29 januari 2021 bepaald dat die uitsluitend mogen plaatsvinden in het demonstratievak aan de Claus Sluterweg op ongeveer 30 meter van de ingang van het eigen terrein van de abortuskliniek. Aanleiding hiervoor is de aangekondigde tegendemonstratie op 27, 28 en 29 januari 2021 bij de abortuskliniek.
2.4
In het primaire besluit III heeft verweerder bepaald dat alle betogingen die eiser voor het jaar 2021 wil houden op één vaste locatie dienen plaats te vinden, te weten op 25 meter afstand van de abortuskliniek (6 meter voorbij de straatkolk), aan de linker overzijde van de Claus Sluterweg direct voor de achteringang van de kliniek (rechtbank: het groene vlak op de afbeelding hieronder). De reden voor dit besluit is dat eiser in zijn bezwaar tegen het primaire besluit II heeft aangegeven dat, hoewel hij het oneens is met de aanwijzing van één vaste locatie, hij tegenover de achteringang van de abortuskliniek aan de Claus Sluterweg wil staan, als er één locatie moet worden aangewezen.
2.5
Met het bestreden besluit I heeft verweerder beslist op de bezwaren van eiser tegen de primaire besluiten I en II. Het bezwaar tegen het primaire besluit I is niet-ontvankelijk verklaard, omdat daartegen - ook nadat daartoe een gelegenheid is geboden - geen gronden zijn ingediend. Het bezwaar tegen het primaire besluit II is ongegrond verklaard. Het bestreden besluit I is gebaseerd op het advies van de Adviescommissie voor bezwaarschriften (hierna: de adviescommissie) van 19 april 2021. De adviescommissie vindt dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de wijze waarop de vertegenwoordigers van eiser de bezoekers van de kliniek benaderen aanleiding kan geven voor wanordelijkheden. Daarbij mocht verweerder de bevindingen/observaties van de gemeenteambtenaren in burger betrekken, vindt de adviescommissie. De locatiebeperking leidt volgens de adviescommissie niet tot een inbreuk op rechten uit het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), nu de aangewezen locatie eiser voldoende gelegenheid biedt om zijn betoging te houden en daarbij gebruik te maken van de door hem gewenste middelen.
2.6
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit I. Hangende het beroep, op 21 september 2021, heeft verweerder besloten dat de overige betogingen van eiser in 2021 vanuit één demonstratievak aan de overzijde van de Herenweg dienen plaats te vinden (rechtbank: het blauwe vlak op de afbeelding hieronder).
(hier staat een plaatje)

Beoordeling door de rechtbank

3.1
De rechtbank beoordeelt of verweerder in redelijkheid beperkingen kon verbinden aan de door eiser aangekondigde betogingen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid in het belang van het voorkomen van wanordelijkheden beperkingen mocht stellen aan de door eiser aangekondigde betogingen en één demonstratievak mocht aanwijzen aan de Claus Sluterweg . Voor het beperken van de betogingen van eiser tot één demonstratievak aan de overzijde van de ingang van de abortuskliniek aan de Herenweg bestaat echter geen rechtvaardiging. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Voordat de rechtbank dit doet, zal zij zich eerst uitlaten over het procesbelang en over de omvang van het geding.
3.3
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Procesbelang
4.1
De rechtbank stelt vast dat het jaar 2021 inmiddels voorbij is en dat eiser in zoverre geen belang heeft bij een uitspraak die betrekking heeft op betogingen die in dat jaar hebben plaatsgevonden. Verder stelt de rechtbank vast dat er voor het jaar 2022 een vergelijkbare melding is gedaan voor betogingen, dat verweerder in reactie daarop een besluit als in deze zaak heeft genomen, waarbij ook één vaste locatie is aangewezen voor de betogingen. Tegen dat nieuwe besluit is eiser (naar eigen zeggen uit praktische overwegingen) niet opgekomen.
4.2
Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) [1] volgt dat procesbelang kan zijn gelegen in de omstandigheid dat zich tussen dezelfde partijen in de toekomst een soortgelijk geschil kan voordoen.
4.3
Hoewel eiser geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen het besluit van verweerder over betogingen in 2022, stelt de rechtbank op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat eiser in de toekomst soortgelijke betogingen wil houden, waarin hij weer kan worden geconfronteerd met dezelfde of vergelijkbare voorwaarden. De rechtbank concludeert daarom dat eiser belang heeft bij een beoordeling van de bestreden besluiten I en II.
Omvang van het geding
5.1
Voordat de rechtbank kan overgaan tot beoordeling van het bestreden besluit I, is het belangrijk vast te stellen wat precies in geding en nog in geschil is.
5.2
Zoals blijkt uit het voorgaande, zijn er drie primaire besluiten. Anders dan verweerder, is de rechtbank van oordeel dat zowel het primaire besluit II als het primaire besluit III een wijzigingsbesluit is ten aanzien van het primaire besluit I. Geen van deze wijzigingsbesluiten komt volledig tegemoet aan de bezwaren van eiser. Dat betekent dat op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bezwaar van eiser tegen de primaire besluiten I en II van rechtswege mede betrekking heeft op het primaire besluit III. Dit heeft verweerder ten onrechte niet onderkend. Aan het bestreden besluit I kleeft in zoverre een gebrek, omdat verweerder in het bestreden besluit I niet expliciet is ingegaan op het bezwaar tegen het primaire besluit III. De rechtbank zal dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb passeren, omdat eiser daardoor niet is benadeeld. Zowel in het primaire besluit II als in het primaire besluit III heeft verweerder immers aan eiser één demonstratievak aangewezen aan de Claus Sluterweg . Het enige verschil tussen de besluiten is dat de plek van dat demonstratievak iets is verschoven. Het bezwaar van eiser richtte zich uitdrukkelijk tegen de beperking van zijn demonstratierecht door het aanwijzen van één demonstratievak en niet tegen de precieze locatie daarvan. Verweerder heeft in bezwaar de aanwijzing van één demonstratievak heroverwogen en daarbij de bezwaargronden beoordeeld. Bovendien heeft eiser zijn standpunt ten aanzien van het bij het primaire besluit III aangewezen demonstratievak in beroep nader kunnen toelichten.
5.3
De rechtbank stelt verder vast dat eiser niet opkomt tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar tegen het primaire besluit I. De rechtbank zal dat onderdeel van het bestreden besluit I daarom niet beoordelen. Daarmee beperkt de beoordeling van de rechtbank zich tot de hoofdvraag of de locatiebeperking van de betogingen tot één demonstratievak aan de Claus Sluterweg is gerechtvaardigd.
5.4
Verweerder heeft hangende het beroep, op 21 september 2021, het besluit genomen om voor de resterende betogingen van 2021 een nieuwe locatie aan te wijzen aan de overzijde van de hoofdingang van de abortuskliniek aan de Herenweg . Ook hier dienen de betogingen in één demonstratievak plaats te vinden. Verweerder heeft dit besluit genomen naar aanleiding van hinderlijk gedrag van betogers van eiser en een melding van 26 augustus 2021 van een bezoekster van de abortuskliniek. De bezoekster heeft aangegeven dat zij op een hinderlijke en intimiderende manier is benaderd door betogers van eiser, dat zij tot de ingang met haar zijn meegelopen en dat zij haar, ondanks dat zij had aangegeven hier geen prijs op te stellen, indringend hebben toegesproken. Met deze nieuwe locatie wordt volgens verweerder het risico dat betogers van eiser bezoeksters van de kliniek hinderlijk aanspreken en met hen meelopen aanmerkelijk verkleind. Dit besluit ziet de rechtbank als een wijziging van het bestreden besluit en gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft het beroep van eiser mede betrekking op dit gewijzigde besluit, nu hiermee niet aan zijn beroep wordt tegemoetgekomen. De rechtbank zal dan ook de verplaatsing van het demonstratievak naar de Herenweg bij het besluit van 21 september 2021 beoordelen.
Beoordeling bestreden besluit I
Strijd met motiveringsbeginsel?
6.1
Eiser voert ten eerste aan dat het bestreden besluit I reeds voor vernietiging in aanmerking komt wegens strijd met het motiveringsbeginsel. De adviescommissie heeft in haar advies, dat aan het bestreden besluit I ten grondslag ligt, geciteerd uit het primaire besluit van 26 januari 2021, maar dat citaat staat niet in dat primaire besluit. Omdat de adviescommissie dit kennelijk gebruikt voor de ongegrondverklaring van het bezwaar, komt het bestreden besluit I reeds daarom voor vernietiging in aanmerking.
6.2
Deze beroepsgrond slaagt niet. Hoewel eiser moet worden toegegeven dat het door de adviescommissie gebruikte citaat niet in het primaire besluit van 26 januari 2021 staat, maar in het primaire besluit van 22 februari 2021, betekent deze onzorgvuldigheid naar het oordeel van de rechtbank niet dat aan het bestreden besluit I een motiveringsgebrek kleeft. Het gedeeltelijk foutief overgenomen citaat is uitsluitend bedoeld om de motivering, die verweerder aan het primaire besluit II heeft gegeven, weer te geven. Daarna gaat de adviescommissie één voor één in op de door eiser aangevoerde bezwaren, die gemotiveerd worden weerlegd. Van een motiveringsgebrek is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
Mocht verweerder beperkingen stellen aan de door eiser aangekondigde betogingen?
7.1
Eiser voert aan dat verweerder niet bevoegd was om zijn betogingen te beperken tot één locatie in verband met een tegendemonstratie. De voorkoming van wanordelijkheden als bedoeld in de Wet openbare manifestaties (Wom) kan volgens eiser alleen betrekking hebben op wanordelijkheden die van de oorspronkelijke betogers uitgaan en niet op die vanwege een tegendemonstratie. Onder verwijzing naar jurisprudentie [2] stelt eiser dat in geval van een tegendemonstratie de lokale overheid moet zorgen voor voldoende politiebescherming, zodat de oorspronkelijke betoging ongestoord kan doorgaan. Slechts wanneer ongeregeldheden een zodanige omvang aannemen dat het onmogelijk is voor de autoriteiten om de orde te handhaven, is een verbod of beperking gerechtvaardigd. Daarvan is hier geen sprake, aldus eiser.
Verder stelt eiser dat verweerder ten onrechte het benaderen en aanspreken van bezoekers door betogers als een wanordelijkheid in de zin van de Wom aanmerkt. Verweerder vat het begrip ‘wanordelijkheden’ volgens eiser te ruim op. In de visie van eiser moet dit begrip strikt worden uitgelegd en moet het gaan om strafbaar gedrag.
Daarnaast stelt eiser dat artikel 2 van de Wom slechts drie belangen noemt op grond waarvan aan een betoging beperkingen kunnen worden gesteld en dat verweerder, door in de besluitvorming de persoonlijke levenssfeer van de bezoeksters en hun rechten op grond van de Wet afbreking zwangerschap te betrekken, buiten de reikwijdte van de Wom treedt.
Tot slot stelt eiser dat de besluitvorming van verweerder inbreuk maakt op de met de artikelen 10 en 11 van het EVRM gegarandeerde rechten.
7.2
De rechtbank overweegt dat de bevoegdheid die artikel 5, eerste lid, van de Wom aan verweerder geeft om voorschriften en beperkingen te stellen aan een betoging, een discretionaire bevoegdheid is. Dat betekent dat verweerder een bepaalde beleidsruimte heeft bij het gebruikmaken van deze bevoegdheid. De rechtbank moet beoordelen of verweerder de voorwaarden ter beperking van de betogingen in redelijkheid kon stellen vanuit het oogpunt van de belangen die genoemd worden in artikel 2 van de Wom: bescherming van de gezondheid, het belang van het verkeer en bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. Met eiser is de rechtbank dus van oordeel dat de persoonlijke levenssfeer en de rechten uit de Wet afbreking zwangerschap geen belangen zijn die een rol spelen bij de vraag of verweerder de bevoegdheid toekomt om in dit geval voorwaarden en beperkingen te stellen aan de betoging van eiser. Wel kunnen deze aspecten een rol spelen bij de vraag of verweerder zijn bevoegdheid proportioneel heeft ingezet.
Voorkoming van wanordelijkheden
7.3
De rechtbank overweegt dat eiser terecht betoogt dat de beperkingsgrond "ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden" niet te ruim mag worden uitgelegd. De rechtbank volgt eiser echter niet in zijn standpunt dat die beperkingsgrond zo beperkt moet worden uitgelegd, dat alleen strafbare gedragingen hieronder vallen. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 21 september 2016 [3] is van belang dat in de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 9 van de Grondwet [4] , waarnaar ook in de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 2 van de Wom [5] wordt verwezen, is vermeld dat doelbewust voor "bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden" als beperkingsgrond is gekozen. Het vervangen van deze beperkingsgrond door "handhaving van de openbare orde" zou een aanmerkelijke uitbreiding van de beperkingsbevoegdheid en derhalve een verzwakking van het in dit artikel vervatte grondrecht inhouden, omdat het begrip "openbare orde" zeer ruim kan worden uitgelegd.
In de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 2 van de Wom [6] is daarnaast evenwel vermeld dat de betekenis van de beperkingsgrond "bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden" tot op zekere hoogte wordt beïnvloed door de context waarbinnen de grond wordt ingeroepen. De beoordeling of een samenstel van (verwachte) ongewenste gedragingen zo ernstig is dat van wanordelijkheden kan worden gesproken, hangt niet uitsluitend af van de aard van die gedragingen. Ook de plaats waar de manifestatie wordt gehouden kan hier van betekenis zijn. De mate van orde en rust die naar algemeen inzicht op een bepaalde plaats behoort te heersen bepaalt mede wanneer de grens van wanordelijkheden wordt overschreden, aldus de geschiedenis. Gelet op deze totstandkomingsgeschiedenis volgt de rechtbank eiser niet in zijn betoog dat onder wanordelijkheden uitsluitend strafbare gedragingen moeten worden verstaan. Ook volgt uit de totstandkomingsgeschiedenis niet dat alleen de wanordelijkheden veroorzaakt door de oorspronkelijke betogers een rol kunnen en mogen spelen.
7.4
Of gesproken kan worden van wanordelijkheden hangt dus af van de aard van de gedragingen en de plaats waar de betogingen plaatsvinden, in dit geval bij een abortuskliniek. De rechtbank is van oordeel dat bezoekers van een abortuskliniek in zekere mate meer bescherming behoeven dan bezoekers van andere openbare locaties. Dat het benaderen en aanspreken van bezoekers van de abortuskliniek door betogers van eiser per definitie een wanordelijkheid is die beperking van de betoging tot één demonstratievak rechtvaardigt, volgt de rechtbank niet. De rechtbank maakt echter uit de bevindingen van gemeenteambtenaren tijdens observaties in burger op 27 november 2020 op dat de wijze waarop betogers van eiser bezoekers benaderen de grens van het toelaatbare overschrijdt. De mate van indringendheid en vastberadenheid waarmee betogers trachten bezoekers van de abortuskliniek persoonlijk aan te spreken op ethische kwesties, hen achternalopen en hen naroepen met als doel het gesprek voort te zetten, ook nadat is aangegeven dat daar geen prijs op wordt gesteld, maakt naar het oordeel van de rechtbank dat door het gedrag van de betogers sprake is van wanordelijkheden. Dit beeld wordt ook bevestigd door de in het verweerschrift genoemde en aan het bestreden besluit II ten grondslag gelegde melding van een bezoekster van 26 augustus 2021. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het belang van het voorkomen van deze wanordelijkheden mogen besluiten dat de betogingen van eiser vanuit één demonstratievak en op enige afstand van de ingang van de abortuskliniek moeten worden gehouden. Met de aanwijzing van het demonstratievak op 25 meter afstand, aan de linker overzijde van de Claus Sluterweg direct voor de achteringang van de kliniek behoudt eiser het recht om bezoekers van de kliniek aan te spreken, maar wordt voorkomen dat bezoekers achterna worden gelopen. Deze afweging van het demonstratierecht van eiser enerzijds en het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de bezoekers van de abortuskliniek anderzijds is niet onredelijk.
7.5
Anders dan eiser heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat verweerder de bevindingen van gemeenteambtenaren in burger tijdens observaties op 27 november 2020 aan zijn besluit ten grondslag mocht leggen. Dat sprake is geweest van provoceren of uitlokken heeft eiser gesteld, maar niet onderbouwd, en dit valt naar het oordeel van de rechtbank ook niet af te leiden uit de overgelegde verklaring en het proces-verbaal. Verder acht de rechtbank de inzet van deze zogenoemde ‘mystery guests’ in dit geval niet in strijd met het proportionaliteitsbeginsel, gelet op het belang van verweerder om vast te kunnen stellen in hoeverre het gedrag van betogers van eiser leidt tot vrees voor wanordelijkheden, zonder dat dit gedrag beïnvloed wordt door de zichtbare aanwezigheid van buitengewone opsporingsambtenaren.
Bescherming van de gezondheid
7.6
Verweerder heeft zich - onder verwijzing naar de uitbraak van het coronavirus en het daarmee verband houdende afstandscriterium van 1,5 meter - op het standpunt gesteld dat het ook ter bescherming van de gezondheid noodzakelijk is dat de betoging statisch is en dat betogers in één demonstratievak moeten staan. De rechtbank kan dit standpunt zonder nadere toelichting niet volgen. De rechtbank acht de motivering van het bestreden besluit op dit onderdeel dan ook onvoldoende. Dit leidt echter niet tot gegrondverklaring van het beroep omdat - zoals hiervoor is overwogen - de aan de betogingen gestelde beperkingen op een andere beperkingsgrond wel gerechtvaardigd is.
7.7
Tot slot overweegt de rechtbank dat de in de artikelen 10 en 11 van het EVRM neergelegde rechten geen absolute rechten zijn. Zoals blijkt uit het tweede lid van deze artikelen, zijn beperkingen van deze rechten toegestaan, mits die beperkingen bij wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. De mogelijkheden om betogingen te beperken zijn neergelegd in de Wom en zijn in overeenstemming met het EVRM. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn betoog dat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 10 en 11 van het EVRM.
7.8
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de beperking van de betogingen tot één demonstratievak op 25 meter afstand van de abortuskliniek, aan de linker overzijde van de Claus Sluterweg , direct aan de achteringang van de abortuskliniek, gerechtvaardigd is. Bij de bespreking van de beroepsgronden die zien op de aanwijzing van een eerdere locatie (bij het primaire besluit II) bestaat daarom geen belang meer.
Beoordeling bestreden besluit II
8.1
Het bestreden besluit II voorziet in verplaatsing van het demonstratievak aan de overzijde van de achteringang aan de Claus Sluterweg naar de overzijde van de hoofdingang aan de Herenweg en geldt voor de rest van de betogingen in 2021 (zie de afbeelding).
8.2
Zoals ook ter zitting door de [functie] van de abortuskliniek is aangegeven, is de zij/achteringang aan de zijde van de Claus Sluterweg , waar de parkeerplaatsen zijn gelegen, de belangrijkste ingang van de abortuskliniek. De hoofdingang bevindt zich aan de Herenweg , aan de voorzijde van de kliniek. De bij het bestreden besluit II aangewezen locatie ligt aan de overzijde van de Herenweg , die ter plaatse bestaat uit dubbele rijbanen met aan beide kanten een vrijliggend fietspad.
8.3
Blijkens het bestreden besluit II ligt aan de verplaatsing van het demonstratievak in feite uitsluitend ten grondslag de eerder genoemde melding van een bezoekster van augustus 2021. Dat er maatschappelijke onrust bestaat rondom demonstraties in de buurt van de abortuskliniek, dat eerder hinderlijk gedrag van betogers van eiser heeft plaatsgevonden en dat de demonstraties voor voorbijgangers voor zichtbare negatieve reacties zorgen, is ten opzichte van de eerdere besluitvorming niet nieuw. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt een enkele melding van een bezoekster, waaruit zou blijken dat betogers van eiser zich ten minste eenmalig niet aan de voorschriften hebben gehouden, niet de verplaatsing van het demonstratievak naar een plek op nog grotere afstand van de abortuskliniek aan de overkant van een brede en drukke verkeersweg en aan de overzijde van een ingang van de kliniek die over het algemeen niet door bezoekers van de abortuskliniek wordt gebruikt. Met deze verplaatsing wordt aan het demonstratierecht van eiser onevenredige afbreuk gedaan. Wanneer het vermoeden bestaat dat eiser zich niet aan de opgelegde voorschriften houdt, ligt het op de weg van verweerder om controle op de naleving van de voorschriften uit te oefenen en niet direct deze vergaande beperking aan eiser op te leggen. De rechtbank acht het bestreden besluit II op grond van het voorgaande disproportioneel en daarom komt dit besluit voor vernietiging in aanmerking.

Conclusie en gevolgen

9. Gelet op de overwegingen hiervoor is de rechtbank van oordeel dat verweerder in dit geval ter voorkoming van wanordelijkheden aan het recht van eiser om te betogen beperkingen heeft mogen stellen, in die zin dat de betogers hun betoging alleen mogen uitvoeren vanuit het demonstratievak aan de Claus Sluterweg aan de achterzijde van de abortuskliniek. Het bestreden besluit I kan daarom in stand blijven. Het beroep hiertegen is daarom ongegrond. Het bestreden besluit II komt voor vernietiging in aanmerking, omdat het aanwijzen van het demonstratievak aan de Herenweg disproportioneel is. Het beroep tegen het bestreden besluit II is daarom gegrond.
10. Nu het beroep tegen het bestreden besluit II gegrond is en in het bestreden besluit I een gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb wordt gepasseerd, moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden en ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Van andere kosten die mogelijk voor vergoeding in aanmerking komen is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen bestreden besluit I, ongegrond;
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen bestreden besluit II, gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit II;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 360,- aan eiser moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, voorzitter, en mr. E. Jochem en mr. M. Kraefft, leden, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage: Relevante wettelijke bepalingen
Wet openbare manifestaties (Wom)
Artikel 2
De bij of krachtens de bepalingen uit deze paragraaf aan overheidsorganen gegeven bevoegdheden tot beperking van het recht tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging en het recht tot vergadering en betoging, kunnen slechts worden aangewend ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
Artikel 3
1. De gemeenteraad stelt bij verordening regels vast met betrekking tot de gevallen waarin voor samenkomsten tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging op openbare plaatsen een voorafgaande kennisgeving vereist is.
(…)
Artikel 5
1. De burgemeester kan naar aanleiding van een kennisgeving voorschriften en beperkingen stellen of een verbod geven.
2 Een verbod kan slechts worden gegeven indien:
de vereiste kennisgeving niet tijdig is gedaan;
de vereiste gegevens niet tijdig zijn verstrekt;
een van de in artikel 2 genoemde belangen dat vordert.
3 Een voorschrift, beperking of verbod kan geen betrekking hebben op de inhoud van hetgeen wordt beleden, onderscheidenlijk van de te openbaren gedachten of gevoelens.
4 Beschikkingen als bedoeld in het eerste lid worden zo spoedig mogelijk bekendgemaakt aan degene die de kennisgeving heeft gedaan.
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)
Artikel 10
1. Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. Dit artikel belet Staten niet radio- omroep-, bioscoop- of televisieondernemingen te onderwerpen aan een systeem van vergunningen.
2. Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.
Artikel 11
1. Een ieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vergadering en op vrijheid van vereniging, met inbegrip van het recht met anderen vakverenigingen op te richten en zich bij vakverenigingen aan te sluiten voor de bescherming van zijn belangen.
2. De uitoefening van deze rechten mag aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Dit artikel verbiedt niet dat rechtmatige beperkingen worden gesteld aan de uitoefening van deze rechten door leden van de krijgsmacht, van de politie of van het ambtelijk apparaat van de Staat.
Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Haarlem (APV)
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
1. Hij die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
1. Het is verboden op een openbare plaats:
te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hek, omheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
zich op te houden op een wijze die voor andere gebruikers of aan bewoners van nabij die openbare plaats gelegen woningenomwonenden overlast of hinder berokkent.
2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de artikelen 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3382
2.Uitspraak van 22 maart 2001 van de rechtbank Maastricht, ECLI:NL:RBMAA:2001:AB0754
4.Kamerstukken II 1975/76, 13 872, nr. 4, blz. 90, en Kamerstukken II 1976/77, 13 872, nr. 7, blz. 34
5.Kamerstukken II 1986/87, 19 427, nr. 5, blz. 10
6.Kamerstukken II 1985/86, 19 427, nr. 3, blz. 17