ECLI:NL:RBNHO:2022:9899

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
10073407
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldig ontslag op staande voet en toekenning van vergoedingen in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 8 november 2022 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen [verzoeker] en Blankendaal Ontwikkelingsmaatschappij B.V. [verzoeker] had een verzoek ingediend om een verklaring voor recht dat zijn ontslag op staande voet ongeldig was, en vroeg om toekenning van een billijke vergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat er geen dringende reden aanwezig was. De kantonrechter overwoog dat [verzoeker] op het moment van ontslag arbeidsongeschikt was en dat de werkgever niet had aangetoond dat er sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. De kantonrechter kende [verzoeker] een billijke vergoeding toe van € 6.000,-, evenals een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 7.722,- en een transitievergoeding van € 7.093,67. Daarnaast werd Blankendaal veroordeeld tot betaling van 98 uur aan niet-opgenomen vakantiedagen en vakantietoeslag, en tot het verstrekken van een correcte eindafrekening. Het verzoek van Blankendaal tot veroordeling van [verzoeker] tot betaling van een bedrag van € 19.907,35 werd afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan [verzoeker].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10073407 \ AO VERZ 22-51 (rvk)
Uitspraakdatum: 8 november 2022
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. R. Muurlink, advocaat te Alkmaar
tegen
de besloten vennootschap
Blankendaal Ontwikkelingsmaatschappij B.V.,
gevestigd te Tuitjenhorn
verwerende partij
verder te noemen: Blankendaal
gemachtigde: mr. S.T. van Gestel, advocaat te Middelharnis

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om een verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet ongeldig is. Daarnaast heeft [verzoeker] heeft een verzoek gedaan, om toekenning van onder meer een billijke vergoeding. Blankendaal heeft verweer gevoerd en een tegenverzoek ingediend.
1.2.
Op 11 oktober 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. [verzoeker] en Blankendaal hebben ook pleitaantekeningen overgelegd. Vóór de zitting heeft [verzoeker] bij brief van 10 oktober 2022 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] , is sinds 1 november 2017 in dienst bij Blankendaal. Daarvoor was [verzoeker] vanaf 9 september 2016 via een uitzendbureau voor Blankendaal werkzaam. De functie van [verzoeker] is meewerkend voorman met een salaris van € 3.250,- bruto per maand.
2.2.
[verzoeker] heeft zich op 23 mei 2022 ziekgemeld.
2.3.
Blankendaal heeft in een e-mail van 2 juni 2022 aan [verzoeker] geschreven dat er door zijn afwezigheid problemen zijn op de werkvloer en aan [verzoeker] gevraagd of het mogelijk is telefonisch contact te hebben. Later die dag heeft Blankendaal nogmaals een e-mail geschreven waarin zij benadrukt dat het urgent is en dat indien [verzoeker] niet in de gelegenheid is naar kantoor te komen, het verzoek luidt om via een video-call contact overleg te hebben.
2.4.
[verzoeker] heeft daarop geantwoord dat hij te ziek is om naar het kantoor van Blankendaal te komen, maar dat hij wil helpen als hem een lijst met onderwerpen waarover problemen zijn, gestuurd wordt.
2.5.
Op 10 juni 2022 heeft Blankendaal een e-mail gestuurd naar [verzoeker] waarin staat dat de problemen met de voorraden en de administratie bijna zijn opgelost. Blankendaal informeert wel of het mogelijk is dat [verzoeker] naar kantoor komt voor een bespreking.
2.6.
[verzoeker] heeft in antwoord daarop gezegd dat hij nog steeds te ziek is om naar kantoor te komen en dat hij inmiddels een afspraak heeft met de Arbodienst.
2.7.
Op 21 juni 2022 heeft een spreekuur-gesprek met de Arbodienst plaatsgevonden. Het advies van de Arbodienst naar aanleiding van dat gesprek is dat [verzoeker] niet inzetbaar is voor de eigen werkzaamheden, ook niet voor vervangende of aangepaste werkzaamheden en dat de inzet op actieve re-integratie nog niet mogelijk is. Wel wordt aanbevolen dat er regelmatig contact is tussen werkgever en werknemer. Ook wordt vermeld dat de afspraak is gemaakt dat [verzoeker] maximaal één uur per dag beschikbaar is om via e-mail advies te geven ter bevordering van de voortgang van de werkzaamheden in de loods en dat [verzoeker] deze werkzaamheden in zijn eigen tijd en tempo kan invullen.
2.8.
[verzoeker] heeft op 22 juni via e-mail een uitleg gegeven over de douaneregeling met betrekking tot de voorraad goederen (vaten vruchtensapconcentraat) in de loods.
2.9.
Er zijn nog diverse mails tussen partijen gewisseld en uiteindelijk heeft Blankendaal er in een mailwisseling van 20 en 21 juli 2022 bij [verzoeker] op aangedrongen dat hij op maandag 25 juli 2022 rond vier uur ’s middags op kantoor verschijnt om uitleg te geven over zaken die niet via e-mail besproken kunnen worden. [verzoeker] heeft in de ochtend van 25 juli 2022 aan Blankendaal laten weten dat hij zich te ziek voelt om op de afspraak te komen.
2.10.
Per e-mail van 25 juli 2022 is [verzoeker] op staande voet ontslagen. In de e-mail van die dag van Blankendaal staat het volgende:
‘(…),
We received the mail in wich you tell us not to come to an appointment in Tuitjenhorn.
According to the Arbo-advice a sick employee has to keep on talking with his employer.
You refuse to do this. We know you do your shopping, so you are able to come to our office.
This is refusing to collaborate, we did not expect that from you and we dissolve the labor contract immediately per today. (…)’

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter om een verklaring voor recht te geven dat het ontslag op staande voet ongeldig is omdat een dringende reden ontbreekt. Daarbij verzoekt [verzoeker] om toekenning van een billijke vergoeding van € 50.000,- bruto, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 7.722,- bruto en een transitievergoeding van € 8.943,- bruto. [verzoeker] verzoekt verder dat Blankendaal veroordeeld wordt om 98 vakantie-uren en de vakantietoeslag tot de datum van het einde van de arbeidsovereenkomst te betalen en om een eindafrekening te verstrekken. [verzoeker] maakt ook aanspraak op de wettelijke rente, de wettelijke verhoging, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
3.2.
In dat kader heeft [verzoeker] het volgende aangevoerd. Er is geen sprake van een dringende reden die een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Dat maakt dat Blankendaal ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en [verzoeker] heeft daarom recht op een billijke vergoeding. Een vergoeding van € 50.000,- is gelet op de omstandigheden van het geval, waaronder de omstandigheid dat [verzoeker] , de opzegging weggedacht, nog jaren voor Blankendaal zou zijn blijven werken, redelijk.
3.3.
[verzoeker] heeft daarnaast een verzoek gedaan om Blankendaal te veroordelen een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding te betalen.
3.5.
Blankendaal heeft nog geen eindafrekening verstrekt en heeft ook geen opgebouwde (maar niet opgenomen) vakantiedagen uitgekeerd (98 uur). Ook de vakantietoeslag is niet uitgekeerd. [verzoeker] heeft op grond van de arbeidsovereenkomst daar wel recht op.
Wegens het niet-tijdige betalen maakt [verzoeker] ook aanspraak op de wettelijke verhoging en de wettelijke rente.
3.6.
Tot slot verzoekt [verzoeker] dat Blankendaal veroordeeld wordt de buitengerechtelijke incassokosten te betalen. Vergoeding van deze kosten is redelijk omdat [verzoeker] werkzaamheden heeft verricht om betaling in der minne te verkrijgen.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
Blankendaal verweert zich tegen het verzoek. Daartoe is – samengevat – het volgende aangevoerd.
4.2.
Het gegeven ontslag op staande voet is rechtsgeldig. Er is sprake van een dringende reden bestaande uit een opeenstapeling van feiten, namelijk 1) het weigeren van geven van voldoende informatie voor de voortgang in de loods 2) onvoldoende beschikbaar zijn voor vragen, 3) zonder geldige reden weigeren te verschijnen op een afspraak met Blankendaal en 4) frauduleus in- en uitklokken. Omdat sprake is van een dringende reden die onverwijld is meegedeeld aan [verzoeker] is het ontslag rechtsgeldig. Er is geen grond om de gefixeerde schadevergoeding te betalen. Blankendaal heeft, gelet op het voorgaande, niet ernstig verwijtbaar gehandeld en dus is er geen grond om een billijke vergoeding toe te kennen. [verzoeker] heeft ernstig verwijtbaar gehandeld door fraudeleus in – en uit te klokken en daarom heeft hij geen recht op een transitievergoeding. Subsidiair is toekenning daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en meer subsidiair is de hoogte daarvan verkeerd berekend.
4.3.
[verzoeker] heeft geen recht op vergoeding van 98 uur aan niet-opgenomen maar wel opgebouwde vakantie-uren omdat [verzoeker] ten onrechte loon heeft ontvangen voor uren die hij niet heeft gewerkt (frauduleus in- en uitklokken).
4.4.
Verder wordt bij wijze van tegenverzoek, na vermindering, verzocht om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van € 19.907,37 bruto. Dit bedrag betreft de 3 uur per dag die [verzoeker] op 9 dagen (de 35 dagen in het oorspronkelijke tegenverzoek minus de 26 dagen die naar eigen zeggen van Blankendaal ten onrechte in de berekening zijn meegenomen) niet heeft gewerkt maar wel doorbetaald heeft gekregen omdat hij zonder uit te klokken van het werk verdween om zijn kinderen naar school te brengen en weer op te halen.

5.De beoordeling

het verzoek
5.1.
[verzoeker] berust in het ontslag op staande voet. Dat betekent dat beoordeeld moet worden of [verzoeker] recht heeft op een billijke vergoeding, een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Voor die beoordeling is van belang of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven en verder of er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen – aan de kant van [verzoeker] of Blankendaal.
5.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig. Daarover wordt het volgende overwogen.
5.3.
De wettelijke regels voor ontslag op staande voet staan in het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Volgens die regels is zo’n ontslag alleen geldig als daarvoor een dringende reden is (artikel 7:677 lid 1 BW). Ook moet er onverwijld worden opgezegd en moet de dringende reden onverwijld worden meegedeeld aan de werknemer. Onverwijld betekent dat dit direct of zo snel mogelijk moet gebeuren. Het gaat er daarbij om dat het voor de werknemer onmiddellijk duidelijk moet zijn welke eigenschappen of gedragingen voor de werkgever aanleiding zijn geweest voor het beëindigen van de arbeidsovereenkomst.
5.4.
In de wet staan voorbeelden van een dringende reden voor een ontslag op staande voet. Een dringende reden kan bijvoorbeeld zijn dat een werknemer grovelijk de plichten veronachtzaamt die de arbeidsovereenkomst hem oplegt (artikel 7:678 lid 2, onderdeel k, BW).
5.5.
De kantonrechter moet bij de beoordeling van de dringende reden alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen. Belangrijk is de aard en ernst van de dringende reden. Ook kunnen meespelen de duur van de dienstbetrekking en de persoonlijke omstandigheden van de werknemer. Verder kan meewegen wat de gevolgen zijn voor de werknemer van een ontslag op staande voet. Maar ook als zo’n ontslag grote gevolgen heeft voor de werknemer, kan dat ontslag toch gerechtvaardigd zijn. Dat kan bijvoorbeeld zo zijn vanwege de aard en de ernst van de dringende reden (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 21 januari 2000, te vinden op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:HR:2000:AA4436 (Hema)).
5.6.
Blankendaal heeft in de e-mail van 25 juli 2022 aan het ontslag ten grondslag gelegd dat [verzoeker] zonder geldige reden niet is komen opdagen voor een gesprek op het kantoor van Blankendaal. Bij de beantwoording van de vraag of dit een dringende reden oplevert, is doorslaggevend dat [verzoeker] op 25 juli 2022 arbeidsongeschikt was. Weliswaar kon [verzoeker] volgens de Arbo-arts in staat geacht worden om één uur per dag te werken; het was aan [verzoeker] om daar op een door hem zelf gekozen moment invulling aan te geven, waarbij het de bedoeling was om alles per e-mail af te handelen zodat [verzoeker] thuis kon blijven. Door niet te verschijnen op de ingeplande afspraak heeft [verzoeker] dus zich niet schuldig gemaakt aan werkverzuim. De kantonrechter kan het zich voorstellen dat Blankendaal ernstig omhoog zat omdat [verzoeker] (als enige) op de hoogte was van interne bedrijfsaangelegenheden zoals voorraadbeheer en douane-procedures, dit maakt echter niet dat [verzoeker] als arbeidsongeschikte werknemer gehouden was naar kantoor te komen, te meer niet omdat [verzoeker] beschikbaar was om per e-mail tekst en uitleg te geven en dat– zo blijkt uit de stukken – ook heeft gedaan. Zo heeft hij in een aantal mails suggesties gedaan en uitgelegd hoe bepaalde zaken opgelost zouden kunnen worden. Uit de e-mail van 10 juni 2022 van Blankendaal blijkt vervolgens ook dat de problemen daarmee voor een groot deel opgelost waren.
5.7.
Voor zover Blankendaal aan het ontslag ten grondslag legt dat [verzoeker] door niet te verschijnen verplichtingen bij ziekte en re-integratie heeft geschonden, overweegt de kantonrechter dat de opdracht van Blankendaal aan [verzoeker] om op kantoor te verschijnen niet als een redelijk voorschrift in het kader van de re-integratie gezien kan worden. Ook als geoordeeld zou moeten worden dat [verzoeker] verplichtingen bij ziekte en re-integratie heeft geschonden levert dat nog geen dringende reden voor ontslag op. Het niet nakomen van verplichtingen in het kader van ziekte en re-integratie door de werknemer kan namelijk op zichzelf geen ontslag op staande voet rechtvaardigen (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 8 oktober 2004, te vinden op www. rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:HR:2004: AO9549 (Vixia/ Gerrits). Daarbij is van belang dat een werkgever voor dergelijke gevallen op grond van de wet al de mogelijkheid heeft om de loonbetaling te staken of op te schorten (artikel 7:629 lid 3 en lid 6 BW). Bijkomende omstandigheden die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen, zijn hier niet gebleken, zoals ook volgt uit wat hiervoor is overwogen.
5.8.
Het voorgaande leidt ook tot de conclusie dat de door Blankendaal aangevoerde ontslagredenen bestaande uit het weigeren van het verstrekken van informatie en het onvoldoende beschikbaar zijn voor vragen, niet alleen onvoldoende zijn komen vast te staan, maar ook niet kunnen leiden tot een geldige dringende reden die een ontslag op staande voet rechtvaardigen.
5.9.
Voor zover Blankendaal heeft willen stellen dat het foutief in- en uitklokken een bijkomende reden is die het ontslag op staande voet rechtvaardigt, gaat dat niet op. Onbetwist is dat [verzoeker] er voor het eerst kennis van heeft genomen dat dit een reden voor het ontslag was bij de correspondentie tussen de gemachtigden van partijen. Omdat deze grond niet eerder aan hem is medegedeeld en het hem ook niet aanstonds duidelijk moet zijn geweest dat dit een dringende reden voor ontslag vormde, is niet voldaan aan het vereiste van onverwijldheid en kan dit geen ontslaggrond vormen.
5.10.
Omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, moet het verzoek van [verzoeker] om toekenning van een billijke vergoeding worden toegewezen. Daarbij wordt opgemerkt dat het geven van een ongeldig ontslag op staande voet als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever moet worden aangemerkt (zie:
Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113).
5.11.
Voor het vaststellen van de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding zijn in rechtspraak uitgangspunten geformuleerd (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 30 juni 2017, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2017:1187 (
New Hairstyle)). De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle (uitzonderlijke) omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.
5.12.
De kantonrechter zal een billijke vergoeding toekennen van € 6.000,- bruto. Daarbij is het volgende in aanmerking genomen. [verzoeker] was ten tijde van het ontslag 34 jaar oud en zijn dienstverband met Blankendaal heeft bijna zes jaar geduurd. Er is sprake van een arbeidsmarkt die gunstig is, waarbij het overigens de vraag is of [verzoeker] een andere dienstbetrekking zal kunnen vinden met dezelfde gunstige arbeidsvoorwaarden, maar dat hij binnen een redelijke termijn ander werk moet kunnen vinden is voldoende aannemelijk. Naar verwachting zal [verzoeker] na afgifte van deze beschikking, waarin is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven, aanspraak kunnen maken op een WW-uitkering. Het is moeilijk in te schatten hoe lang de arbeidsovereenkomst nog zou hebben voortgeduurd zonder het onterecht gegeven ontslag op staande voet - van disfunctioneren is niet gebleken. Aan de andere kant acht de kantonrechter het aannemelijk dat de onduidelijkheid over het in- en uitklokken tot een arbeidsconflict zou hebben geleid. De kantonrechter houdt het ervoor dat de arbeidsovereenkomst in ieder geval nog een half jaar had voortgeduurd, dus tot 1 februari 2023. Hiervan uitgaande lijdt [verzoeker] als gevolg van het ernstig verwijtbaar handelen van Blankendaal inkomensschade van € 21.752,38 bruto, te weten het salaris van 26 juli 2022 tot 1 februari 2023. Dit alles in aanmerking nemende acht de kantonrechter een bedrag van € 6.000,- billijk. De wettelijke rente, gevorderd over de billijke vergoeding zal worden toegekend vanaf de datum van toekenning, zijnde de datum van deze beschikking.
5.13.
Ook de gevorderde vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal worden toegewezen, omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. De vergoeding is gelijk aan het bedrag van het loon over de opzegtermijn, in dit geval het loon over de periode vanaf 25 juli tot 1 oktober 2022. Blankendaal heeft niet weersproken dat dit overeenkomt met een bedrag van € 7.722,-. Dit bedrag zal worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding wordt toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 25 juli 2022. De gevorderde wettelijke verhoging zoals bedoeld in artikel 7:625 BW zal worden afgewezen omdat de gefixeerde schadevergoeding geen loon is.
5.14.
Het verzoek om Blankendaal te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding wordt eveneens toegewezen. De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven, omdat daarvoor geen dringende reden aanwezig was. Een dringende reden valt niet zonder meer samen met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werknemer. Maar bij gebreke van een dringende reden en gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden is er geen grond om te oordelen dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker] . Dat betekent dat Blankendaal de transitievergoeding verschuldigd is en zal worden veroordeeld tot betaling van die vergoeding tot een bedrag van € 7.093,67. Bij het bepalen van de hoogte van die vergoeding is uitgegaan van het reguliere brutoloon inclusief vakantiegeld van [verzoeker] , dus zonder daarin gewerkte overuren te verdisconteren en van een einde van het dienstverband per 1 oktober 2022.
De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding zal worden toegewezen te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 25 augustus 2022. De gevorderde wettelijke verhoging zoals bedoeld in artikel 7:625 BW zal worden afgewezen omdat de transitievergoeding geen loon is.
5.15.
De gevorderde 98 uur aan opgebouwde maar niet opgenomen vakantiedagen zal als onbetwist worden toegewezen. De wettelijke verhoging hierover zal worden gemaximeerd tot 25%.
5.16.
Blankendaal heeft geen nader verweer gevoerd tegen de gevraagde verstrekking van een eindafrekening met daarin opgenomen de uitbetaling van het vakantiegeld en de nog openstaande vakantie-uren. Blankendaal zal dan ook veroordeeld worden tot het verstrekken daarvan. Bij gebreke van concrete aanwijzingen dat Blankendaal onwillig is om aan deze veroordeling te voldoen, zal de kantonrechter de verzochte dwangsom afwijzen.
5.17.
[verzoeker] maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is in dit geval niet van toepassing. De kantonrechter zal in beginsel uitgaan van het Rapport Voorwerk II, zij het met rekenkundige inachtneming van de staffel BIK die als regelend recht geldt (zie Rapport BGK Integraal 2013, p. 30). [verzoeker] heeft onvoldoende onderbouwd gesteld dat de door de gemachtigde van [verzoeker] verrichte incassowerkzaamheden meer hebben omvat dan een (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een -niet aanvaard- schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Deze werkzaamheden dienen dan ook te worden gezien als voorbereiding van de gedingstukken en instructie van de zaak, waarvoor de vergoeding ligt besloten in de geliquideerde kosten. Voor toewijzing van buitengerechtelijke kosten is daarnaast geen plaats.
5.18.
De proceskosten komen voor rekening van Blankendaal, omdat sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van Blankendaal. Daarbij zal het salaris van de gemachtigde van [verzoeker] worden vastgesteld op € 747,-. De wettelijke rente daarover is toewijsbaar vanaf de datum gelegen veertien dagen na betekening van deze beschikking. [verzoeker] verzoekt daarnaast veroordeling van Blankendaal in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak [1] levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten – die worden begroot op € 124,00 en, als betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, de explootkosten van betekening van de beschikking – een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De kantonrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.
het tegenverzoek
5.19.
Het verzoek van Blankendaal om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van € 19.907,35 wordt afgewezen. [verzoeker] heeft de hoogte van de niet door hem gewerkte, maar wel uitbetaalde uren, betwist en daartegenover is onduidelijk gebleven hoe Blankendaal tot het gevorderde bedrag van € 19.907,35 komt. In eerste instantie bedroeg de tegenvordering van Blankendaal een bedrag van € 20.674,50 aan onverschuldigd betaald loon omdat [verzoeker] volgens Blankendaal op 35 dagen 3 uur per dag ongeoorloofd aanwezig is geweest. Ter zitting heeft Blankendaal die vordering verminderd tot het bedrag van € 19.907,35 omdat naar eigen zeggen van Blankendaal gebleken is dat [verzoeker] op 26 van de 35 dagen wel juist in- en uitgeklokt heeft, zodat de vordering naar evenredigheid verminderd wordt. Blankendaal heeft op de zitting ook gezegd dat abusievelijk met 6 uur afwezigheid per dag is gerekend, waar dat 3 uur per dag had moeten zijn. Het blijft voor de kantonrechter echter onduidelijk hoe Blankendaal op een bedrag van € 19.907,35 komt. Immers, uitgaande van ongeoorloofde afwezigheid van [verzoeker] gedurende 9 dagen ( 35 – 26) voor 3 uur per dag, komt de berekening op 27 uur niet-geregistreerde afwezigheid. Hoe dat op een loonbedrag van bijna twintigduizend euro komt, is onvoldoende duidelijk geworden. Ook hierom zal de vordering worden afgewezen. Daarbij komt dat [verzoeker] zich voor eventuele afwezigheid op gemaakte afspraken beroept die door Blankendaal niet inhoudelijk zijn weersproken.
5.20.
De proceskosten komen voor rekening van Blankendaal, omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. Daarbij zal het salaris van de gemachtigde van [verzoeker] worden vastgesteld op nihil omdat er geen werkzaamheden zijn verricht naast de zaak van het verzoek die een aparte vergoeding rechtvaardigen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
6.1.
verklaart voor recht dat het ontslag op staande voet door Blankendaal in strijd met het recht heeft plaatsgevonden omdat een dringende reden ontbreekt;
6.2.
veroordeelt Blankendaal om aan [verzoeker] een billijke vergoeding te betalen van € 6.000,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 8 november 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.3.
veroordeelt Blankendaal om aan [verzoeker] de vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 7.722,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 25 juli 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.4.
veroordeelt Blankendaal om aan [verzoeker] een transitievergoeding te betalen van € 7.093,67 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 25 augustus 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.5.
veroordeelt Blankendaal tot betaling aan [verzoeker] van 98 uur aan nog openstaande en niet genoten vakantiedagen en vakantietoeslag tot de einddatum van de arbeidsovereenkomst, te vermeerderen met de wettelijke verhoging met een maximum van 25%, en te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 31 augustus 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.6.
veroordeelt Blankendaal om aan [verzoeker] een correcte eindafrekening van het dienstverband waarin is opgenomen uitbetaling van het vakantiegeld (naar rato) en de nog openstaande vakantie-uren, vergezeld van een deugdelijke specificatie;
6.7.
veroordeelt Blankendaal tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op € 1.440,-, te weten:
griffierecht € 693,00
salaris gemachtigde € 747,00
vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot de dag van volledige betaling;
6.8.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
wijst het verzoek voor het overige af.
het tegenverzoek
6.10.
wijst het verzoek af;
6.11.
veroordeelt Blankendaal tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op nihil;
Deze beschikking is gewezen door mr. M.C. van Rijn, kantonrechter en op 8 november 2022 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.