ECLI:NL:RBNHO:2022:9833

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 oktober 2022
Publicatiedatum
7 november 2022
Zaaknummer
21/331
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid na ontslag op staande voet

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een werknemer, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de intrekking van zijn WW-uitkering. Eiser was per 23 juli 2020 op staande voet ontslagen vanwege het meenemen van een muziekbox zonder toestemming. Het UWV concludeerde dat eiser verwijtbaar werkloos was, omdat er een dringende reden voor het ontslag was. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV voldoende bewijs had geleverd voor de dringende reden van ontslag, waaronder camerabeelden en verklaringen van de ex-werkgever. Eiser had geen overtuigende argumenten of bewijsstukken aangeleverd die de stelling van het UWV konden weerleggen. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat het meenemen van de muziekbox per ongeluk was gebeurd en dat de waarde van de muziekbox niet relevant was voor de beoordeling van de dringende reden voor ontslag.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, waardoor de beslissing van het UWV om de WW-uitkering niet uit te betalen in stand bleef. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/331

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiser] te Haarlem, eiser

(gemachtigde: mr. M. Raaijmakers)
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: R. Roos).

Inleiding

1. In het besluit van 28 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat
eiser per 23 juli 2020 recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), maar dat dit recht niet wordt uitbetaald, omdat eiser verwijtbaar werkloos is.
1.1.
Per besluit van 8 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
Het onderzoek ter zitting heeft via een beeldverbinding plaatsgevonden op 26 november 2021. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
1.5.
De rechtbank heeft ter zitting het onderzoek geschorst en verweerder opdracht gegeven om een nader aanvullend onderzoek te verrichten, naar aanleiding van de door eiser ingediende stukken op 26 november 2021.
1.6.
Verweerder heeft op 28 januari 2022 de rechtbank nader bericht. Hierop heeft eiseres op 7 maart 2022 per brief gereageerd. Vervolgens is op 1 april 2022 door verweerder gereageerd.
1.7.
De rechtbank heeft partijen bij brief van 21 april 2022 medegedeeld dat er voldoende informatie is om uitspraak te doen en dat de rechtbank geen zitting nodig acht. De rechtbank heeft op 13 oktober 2022 het onderzoek gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser was vanaf 1 mei 2019 werkzaam bij V.O.F. [bedrijf] . Op 23 juli 2020 is eiser op staande voet ontslagen, omdat hij een muziek box zonder toestemming had meegenomen. Op 27 juli 2020 heeft eiser een WW-uitkering aangevraagd. In het primaire besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser door zijn eigen schuld werkloos is geworden.
3. Verweerder heeft het bezwaar in het bestreden besluit ongegrond verklaard. Eiser is verwijtbaar werkloos, nu er een dringende reden aan zijn ontslag ten grondslag ligt en hem daarvan een verwijt kan worden gemaakt. Verweerder heeft telefonisch contact gehad met de ex-werkgever, waarbij is aangegeven dat eiser een muziek box heeft gestolen en dit op camera is vastgelegd. De stelling van eiser dat er geen dringende reden is, is volgens verweerder niet nader onderbouwd, zodat het volgens verweerder aannemelijk is dat eiser de muziek box heeft gestolen. Verder heeft eiser ook geen informatie naar voren gebracht waaruit blijkt dat er een andere reden voor beëindiging van het dienstverband aanwezig was of persoonlijke omstandigheden waaruit blijkt dat de gedraging hem niet valt te verwijten. De stelling dat het ontslag niet rechtsgeldig zou zijn is ook niet onderbouwd.

Beoordeling door de rechtbank

4. Ter beoordeling ligt de vraag voor of verweerder op goede gronden heeft besloten dat de WW-uitkering van eiser per 1 mei 2020 wordt ingetrokken, omdat sprake is van verwijtbare werkloosheid. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. Zoals overwogen is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat aan eisers werkloosheid een dringende reden ten grondslag ligt en dat eiser daarvan een verwijt kan worden gemaakt. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank het bestaan van die dringende reden bewezen met een eigen onderzoek bestaande uit een gedegen onderbouwing met concrete feiten en omstandigheden.
Scenario
6. Eiser heeft in het licht van het met concrete feiten en omstandigheden onderbouwde onderzoek van verweerder niet aannemelijk kunnen maken dat daaraan zou moeten worden getwijfeld. Eiser heeft daartegenover slechts een scenario geschetst. Dit scenario, namelijk dat de ex-werkgever naar allerlei manieren heeft gezocht om van eiser af te komen en in de muziek box nu een aanleiding heeft gevonden, wordt in het geheel niet onderbouwd met de door eiser aangeleverde stukken. Deze stukken zijn immers voor allerlei interpretaties vatbaar en niet wordt duidelijk wat deze stukken kunnen zeggen over het geschetste scenario.
7. Zo stelt eiser dat hij al langer in dienst was bij de ex-werkgever (via uitzendconstructies), waarbij door de ex-werkgever slechts zou zijn gezocht naar een manier om te voorkomen dat eiser in vaste dienst zou komen. Daartoe zijn door eiser onder andere arbeidsovereenkomsten en loonstroken overlegd. Uit de ingediende stukken volgt inderdaad dat eiser – via Flexpedia – al eerder werkzaam is geweest voor de ex-werkgever. Meer is echter niet uit deze stukken af te leiden. Verder stelt eiser dat hij op enig moment zelfs zou zijn bedreigd. Deze stelling is echter in het geheel niet te herleiden naar objectieve en verifieerbare gegevens waaruit dit onomstotelijk volgt.
Muziek box
8. Met betrekking tot de muziek box voert eiser aan dat hij deze per ongeluk, door onoplettendheid, mee naar huis heeft genomen, omdat de muziek box in zijn lege etensbakje lag. Dit is nooit zijn bedoeling geweest. Daarbij is de muziek box van zeer geringe waarde, zodat het niet in verhouding staat tot het ontslag op staande voet. Eiser acht het onredelijk dat hem het recht op uitkering wordt ontzegd door een stomme fout van hem. Ter aanvulling van zijn standpunten heeft eiser, onder andere, foto’s van de muziek box overgelegd.
9. In het licht van het door verweerder uitgevoerde onderzoek, waaronder een nader gesprek met de ex-werkgever en ondersteund door camerabeelden, wordt dit standpunt – bij gebreke van objectiveerbare en verifieerbare gegevens zijdens eiser – niet gevolgd door de rechtbank. De overgelegde foto’s kunnen dit standpunt in ieder geval niet ondersteunen.
De ex-werkgever heeft op 20 januari 2022 telefonisch verklaard dat de speaker eigendom was van een collega van eiser. Toen die collega weer moest werken werd er opgemerkt dat de muziek box was verdwenen. De collega heeft eerst zelf gezocht en daarna de hulp van de ex-werkgever ingeschakeld. De ex-werkgever heeft toen de camerabeelden bekeken. Eiser is vervolgd uitgenodigd voor een gesprek. Tijdens dit gesprek heeft de ex-werkgever de camerabeelden aan eiser laten zien. Direct aansluitend aan het gesprek heeft de ex-werkgever eiser op staande voet ontslagen. De ex-werkgever heeft dit bevestigd met de e-mail van 22 juli 2020.
10. Naar het oordeel van de rechtbank wordt de stelling van eiser dat hij door onoplettendheid de muziek box heeft meegenomen dus niet alleen weersproken door de verklaring van de ex-werkgever, maar ook door de camerabeelden, die inhoudelijk niet zijn betwist door eiser. Uit de camerabeelden volgt dat eiser de muziek box eerst bij zijn persoonlijke spullen in het mandje stopt en later als hij naar huis gaat, deze meeneemt. Het formaat van de muziek box is 20 a 30 cm. Gelet op de grootte van de muziek box acht de rechtbank het, met verweerder, niet aannemelijk dat eiser deze - zonder dat hij daar erg in had - mee naar huis heeft genomen. Indien eiser de muziek box inderdaad per ongeluk mee naar huis had genomen, had het bovendien voor de hand gelegen, zoals verweerder terecht stelt, om de ex-werkgever of de betreffende collega zo snel mogelijk hiervan op de hoogte te stellen en de muziek box weer terug te geven. De ex-werkgever heeft verklaard dat eiser de muziek box nooit heeft teruggegeven.
11. Dat de muziek box mogelijk van geringe waarde was, maakt niet dat het
wegnemen ervan niet kan leiden tot een dringende reden voor ontslag op staande voet. [1]

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep d.d. 7 mei 2014 en 18 november 2015, respectievelijk ECLI:NL:CRVB:2014:1695 en ECLI:NL:CRVB:2015:4047.