ECLI:NL:CRVB:2014:1695
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet wegens diefstal van goederen uit kringloopwinkel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van een ontslag op staande voet van een werknemer, appellant, die in dienst was bij een kringloopwinkel. Appellant werd op 18 juli 2011 op staande voet ontslagen omdat hij betrapt was op het meenemen van een buggy uit de winkel zonder deze af te rekenen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er sprake was van een objectieve en subjectieve dringende reden voor het ontslag, en dit oordeel werd door de Centrale Raad onderschreven. Appellant had eerder al een overeenkomst gesloten met zijn werkgever waarbij hij instemde met het ontslag, maar hij stelde in hoger beroep dat zijn werkloosheid niet verwijtbaar was en dat de ontslagreden niet terecht was. De Raad oordeelde dat de gedragingen van appellant, die in strijd waren met de regels van de kringloopwinkel, voldoende waren om het ontslag te rechtvaardigen. De Raad benadrukte dat de werknemer de verplichting heeft om te voorkomen dat hij verwijtbaar werkloos wordt, en dat de omstandigheden van het ontslag, inclusief de ernst van de gedraging, niet konden worden genegeerd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellant werd afgewezen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.