Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 t/m 17
- de conclusie antwoord met producties 1 t/m 9 van de zijde van de gemeente
- de aanvullende producties 18 en 19 van de zijde van Kennemerland Beheer c.s.
- de mondelinge behandeling van 22 september 2022, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
- de pleitaantekeningen van mr. Posthuma namens Kennemerland Beheer c.s.
- de pleitnota van mr. Bouwman namens de gemeente
- de pleitaantekeningen van mr. Grapperhaus namens Ymere.
- namens Kennemerland Beheer: [betrokkene 1] en [betrokkene 2], bijgestaan door mr. Posthuma voornoemd
- namens Badhoeve: [betrokkene 3], bijgestaan door mr. Posthuma voornoemd
- namens de gemeente: [betrokkene 4] en [betrokkene 5], bijgestaan door mr. Bouwman voornoemd
- namens Ymere: [betrokkene 6], bijgestaan door mr. Grapperhaus voornoemd.
2.De zaak in het kort
3.Feiten
De gemeente herkent zich niet in dit verslag, voor zover daarin wordt gesuggereerd dat meer is afgesproken dan dat de gemeente Kennemerland Beheer op de hoogte houdt.
6.3. (…) Gelet op de beleidsruimte van de raad en de behoefte aan woningen voor bepaalde doelgroepen, heeft de raad in het plan uit mogen gaan van 43 woningen voor jongeren en starters. De Afdeling zal pas in de bodemprocedure een definitief oordeel kunnen geven over de vraag of het feit dat het project uitsluitend sociale huurwoningen omvat, in overeenstemming is met het woonbeleidsprogramma. De voorzieningenrechter sluit op voorhand echter niet uit dat dit programma, ondanks de letterlijke formulering daarvan, naar zijn strekking aldus moet worden opgevat dat een bouwplan voor minstens 50% dient te voorzien in betaalbare woningen, waarbij het voor een substantieel deel moet gaan om sociale huurwoningen. Als het woonbeleidsprogramma op die manier wordt uitgelegd, mag een nieuwe ontwikkeling ook volledig uit dergelijke woningen bestaan en is het bestemmingsplan niet met het programma in strijd. (…)’
4.Het geschil
5.De beoordeling
Spoedeisendheid
Op grond van artikel 3:14 BW mag een bevoegdheid die krachtens het burgerlijk recht aan een overheidslichaam toekomt, niet worden uitgeoefend in strijd met geschreven of ongeschreven regels van publiekrecht. Tot de regels van publiekrecht behoren de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Dit betekent dat een overheidslichaam bij het aangaan en uitvoeren van privaatrechtelijke overeenkomsten de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en daarmee het gelijkheidsbeginsel in acht moet nemen. Dit geldt dus ook voor de beslissing met wie en onder welke voorwaarden het een overeenkomst tot verkoop van een aan hem toebehorende onroerende zaak sluit Op dit punt verschilt de positie van een overheidslichaam van die van een private partij.
dwingendaarvoor te kiezen.
1.016,00
1.016,00