ECLI:NL:RBNHO:2022:8350

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
9279556 \ CV EXPL 21-4041
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van meerwerk en huur van rioolafsluiters door onderaannemer

In deze zaak vordert Guyt Infra B.V., als onderaannemer, betaling van meerwerk en huur van rioolafsluiters van Wijcker Infra B.V., de hoofdaannemer. De kantonrechter heeft op 29 juni 2022 uitspraak gedaan. Guyt heeft werkzaamheden verricht voor Wijcker en stelt dat er een overeenkomst is voor meerwerk en huur. Wijcker betwist de vordering en stelt dat er geen opdracht is gegeven voor het meerwerk en dat er geen huurovereenkomst bestaat voor de rioolafsluiters. De kantonrechter oordeelt dat Wijcker onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat er opdracht is gegeven voor het meerwerk. De kantonrechter concludeert dat het meerwerk moet worden betaald, maar dat er geen huurovereenkomst is voor de rioolafsluiters. De vordering tot betaling van huur wordt afgewezen, terwijl de vordering tot betaling van meerwerk wordt toegewezen, met uitzondering van de wachttijd die niet vergoed hoeft te worden. De kantonrechter wijst de vordering voor het overige af en bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9279556 \ CV EXPL 21-4041
Uitspraakdatum: 29 juni 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Guyt Infra B.V.
gevestigd te Katwijk
eiseres
verder te noemen: Guyt
gemachtigde: mr. V.M. Schippers
tegen
de besloten vennootschap
Wijcker Infra B.V.
gevestigd te Beverwijk
gedaagde
verder te noemen: Wijcker
gemachtigde: mr. W.G. Westerman
de zaak in het kort
Eiser heeft als onderaannemer werkzaamheden voor gedaagde verricht. Hij vordert betaling van meerwerk. Daarnaast vordert hij betaling van huur van rioolafsluiters. De kantonrechter is van oordeel dat gedaagde zijn betwisting dat opdracht is gegeven voor het verrichten van meerwerk nader had moeten motiveren. Omdat een nadere motivering ontbreekt, wordt de betwisting als onvoldoende gemotiveerd gepasseerd. Het meerwerk moet, met uitzondering van de wachttijd, worden betaald. Verder is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is van een huurovereenkomst, zodat gedaagde niet kan worden veroordeeld tot betaling van huur.

1.Het procesverloop

1.1.
Guyt heeft bij dagvaarding van 31 mei 2021 een vordering tegen Wijcker ingesteld. Wijcker heeft schriftelijk geantwoord. Guyt heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Wijcker een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Guyt is een rioleringsbedrijf en Wijcker is een aannemingsbedrijf. Guyt heeft als onderaannemer voor Wijcker als hoofdaannemer rioleringswerkzaamheden verricht voor het project Wingerd & Westertuinen en het project NOVA College.
2.2.
Op 12 juni 2019 heeft Guyt aan Wijcker per e-mail een offerte gestuurd voor het project Wingerd & Westertuinen. Bij de e-mail zit een bijlage getiteld ‘Uitgangspunten Wijcker Infra’. In de Uitgangspunten/Algemene voorwaarden staat onder andere:
‘Prijzen zijn gebaseerd op een uitgangspunt van continuïteit, bevoorrading van materialen en ruimschoots uitgebroken straat. U dient ten alle tijden voldoende middelen in te zetten om de met u besproken planning te halen. Let wel wacht uren zijn voor beide partijen niet gunstig.’
2.3.
Na overleg zijn partijen overeengekomen dat Guyt zijn werkzaamheden voor het project Wingerd & Westertuinen voor een bedrag van € 165.000,- zou uitvoeren. Op 21 augustus 2019 heeft Wijcker aan Guyt een e-mail gestuurd met een bevestiging van wat partijen zijn overeengekomen, daarin staat ook dat het werk vanuit Wijcker zal worden begeleid door [A] (hierna: ‘[A]’)
2.4.
Op 26 augustus 2019 is Guyt gestart met de werkzaamheden voor het project Wingerd & Westertuinen. Op 28 augustus 2019 heeft Guyt in reactie op de e-mail van Wijcker van 21 augustus 2019 akkoord gegeven op de bevestiging, prijs en uitgangspunten zoals door Wijcker beschreven. Verder schrijft Guyt:
‘Als punt op de i heb ik nogmaals de destijds bijgevoegde uitgangspunten van onze zijde bijgevoegd, deze zijn ook van toepassing op de overeenkomst tussen ons zoals overeengekomen.’
2.5.
Daarop heeft Wijcker op 4 september 2019 gereageerd:
‘Je hebt een aardige lijst met uitgangspunten en algemene voorwaarden opgesteld. Helder en begrijpelijk. Maar op sommige punten wat overtrokken gezien de onderlinge samenwerking. Met andere woorden, we maken het werk gezamenlijk en zullen gelijk op moeten trekken.’In dezelfde e-mail staat ook:
‘Houdt goed contact met [A](ktr: [A])
over de maatvoering, revisiegegevens, voortgang, meer- en minderwerk etc. Liever 10 keer teveel gebeld dan 1 keer te weinig.’
2.6.
Guyt heeft tot en met 1 december 2019 werkzaamheden verricht voor het project Wingerd & Westertuinen.
2.7.
In oktober en november 2019 heeft Guyt daarnaast werkzaamheden verricht voor het project NOVA College. Guyt heeft Wijcker daarvoor offertes gestuurd in twee fases. Voor fase 1 is de offerte van € 10.835,- onder voorbehoud geaccepteerd op 21 oktober 2019 en definitief geaccepteerd op 22 oktober 2019. De offerte voor fase 2, van € 7.725,- is op 11 november 2019 geaccepteerd.
2.8.
Ten aanzien van het project Wingerd & Westertuinen heeft Guyt Wijcker wekelijks een weekrapport en staat van bijkomende werkzaamheden toegestuurd. Ten aanzien van het project NOVA College (fase 1 en 2) heeft Guyt Wijcker wekelijks kostenopstellingen gestuurd.
2.9.
Guyt heeft herhaaldelijk verzocht om akkoord op de door haar verstrekte (meerwerk)termijnen. Wijcker heeft de meerwerktermijnen 1 en 2 (totaal € 3.585,-) en termijn 3 en 4 voor akkoord ondertekend. Termijn 3 en 4 zijn door Wijcker ook betaald.
2.10.
Ten aanzien van de termijnstaten en kostenopstellingen heeft Guyt Wijcker meerdere malen gevraagd om het samen door te nemen. Op 25 april 2020 heeft Guyt aan Wijcker een factuur voor het totaal niet betaalde bedrag van € 16.310,- gestuurd. Op 16 juni 2020 heeft Guyt aan Wijcker een herinnering gestuurd en op 23 en 28 juni 2020 heeft Guyt Wijcker om een inhoudelijke reactie op de factuur gevraagd.
2.11.
Op 29 juni 2020 heeft Wijcker per e-mail gereageerd:
‘Jullie hebben destijds het rioolwerk van ons aangenomen voor zeer stevige tarieven. Dat is geen geheim en daar hebben we uitvoerig over gesproken. Ik vind het derhalve niet gepast dat alles wat in jullie ogen extra werk is meteen financieel gecompenseerd moet gaan worden. Zowel voor het Nova College als de Wingerd. Ik heb dit in het begin ook al medegedeeld in een mail naar jou toe. En op [A] kunnen we niet meer terugvallen, die heeft ons eind december 2019 verlaten. Dat hele verhaal is bij jullie bekend.Jullie werken snel en professioneel, daar kan ik niets over zeggen. Maar wel erg rommelig en slordig, met name bovengronds.De volgende zaken zullen we moeten verrekenen: […]Voorts nog te verrekenen € 500,00 voor de geleverde platen en daarnaast nog PE-leiding 160 geleverd.’
2.12.
Bij e-mail van 15 juli 2020 heeft Guyt een reactie gegeven op de volgens Wijcker te verrekenen posten. Ten aanzien van de platen en PE-leiding heeft Guyt gereageerd:
‘Klopt dit is ook zo overeengekomen. Als wij overeenkomst hebben betreffende de PE-leiding 160 kunnen jullie dit naar ons factureren.’
Rioolafsluiters
2.13.
Op 21 januari 2020 heeft Wijcker Guyt via Whatsapp verzocht om twee rioolafsluiters. Guyt heeft die ter beschikking gesteld. Er zijn geen afspraken gemaakt over een tegenprestatie. Op 23 juni 2020 heeft Guyt Wijcker per e-mail geschreven:
‘Overigens zijn er ook al vanaf woensdag 22-01-2020 een 2 tal ballon afsluiters verhuurt, deze zullen in rekening gebracht worden. Dit betreft 1 stuks ballon afsluiter Ø500/1000+ 1 stuks Ø600/1250.’
2.14.
Op 2 september 2020 heeft Guyt een factuur gestuurd voor de huur van de afsluiters in de periode van 21 januari tot 20 juli 2020, de reparatie van één van de afsluiters, het ophalen van de afsluiters en schoonmaakkosten. De totale factuur komt neer op een bedrag van € 9.401,00.
Sommatie
2.15.
Op 4 maart 2021 heeft de gemachtigde van Guyt Wijcker gesommeerd om een bedrag van € 25.711 te betalen aan Guyt voor het verrichte meerwerk voor beide projecten en voor de huur van rioolafsluiters.

3.De vordering

3.1.
Guyt vordert dat Wijcker wordt veroordeeld tot betaling van een vergoeding van € 16.310,- te vermeerderen met de wettelijke handelsrente. Guyt vindt primair dat er sprake is van kostenverhogende omstandigheden en van meerwerk op grond waarvan Wijcker een vergoeding verschuldigd is en vordert dat de kantonrechter dat voor recht verklaart. Subsidiair vordert Guyt dat de kantonrechter voor recht verklaart dat Wijcker ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van Guyt, op grond waarvan Wijcker een vergoeding verschuldigd is.
3.2.
Zowel primair als subsidiair vordert Guyt daarnaast dat de kantonrechter voor recht verklaart dat er sprake is van huur van de rioolafsluiters en dat de kantonrechter Wijcker veroordeelt tot betaling van € 9.401,- te vermeerderen met de wettelijke handelsrente. Ook vordert Guyt dat Wijcker wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.032,11 aan buitengerechtelijke incassokosten en tot betaling van de proceskosten en nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
Zij legt aan de vordering ten grondslag, kort weergegeven, dat zij in opdracht van – althans met instemming van – Wijcker meerwerk heeft verricht ten behoeve van de projecten Wingerd & Westertuinen en NOVA College. Dat ging om (1) werkzaamheden die Wijcker in eerste instantie zelf zou uitvoeren, maar uiteindelijk door Guyt zijn uitgevoerd (2) nieuwe opdrachten waarmee Wijcker bij het aangaan van de overeenkomst geen rekening had gehouden (3) werk dat moest worden uitgevoerd omdat Wijcker verkeerd materieel ter beschikking heeft gesteld en (4) wachttijd omdat Guyt moest wachten tot Wijcker haar taken had uitgevoerd. Wijcker had gelet op haar deskundigheid moeten begrijpen dat het meerwerk gepaard ging met een prijsverhoging. Wijcker heeft ten onrechte niet voor dat meerwerk betaald.
3.4.
Aan de subsidiaire grondslag van haar vordering, ongerechtvaardigde verrijking, legt Guyt kort gezegd het volgende ten grondslag. Wijcker is verrijkt doordat Guyt meerwerk heeft verricht, daardoor heeft Wijcker tijd en kosten bespaard. Daar staat tegenover dat Guyt verarmd is, zij heeft kosten gemaakt voor het gebruik en het inzetten van materiaal en kosten gemaakt voor arbeid. Volgens Guyt staan de verrijking en verarming in voldoende verband met elkaar en is de verrijking ongerechtvaardigd omdat Guyt nooit heeft ingestemd om het meerwerk zonder tegenprestatie te verrichten.
3.5.
Verder vindt Guyt dat zij met Wijcker een huurovereenkomst heeft gesloten ten aanzien van de rioolafsluiters en dat Wijcker ten onrechte geen huur heeft betaald. Daarmee komt zij de mondelinge huurovereenkomst niet na.

4.Het verweer

4.1.
Wijcker betwist de vordering (gedeeltelijk). Zij voert aan – samengevat – dat zij op het meerwerk van periode 1 en 2 (en periode 3 en 4, die zij ook heeft betaald) voor het project Wingerd & Westertuinen akkoord heeft gegeven, maar voor het overige voor beide projecten geen opdracht heeft gegeven tot het verrichten van meerwerk. Zij heeft daar ook niet achteraf mee ingestemd of akkoord op gegeven, dat geldt ook voor de omvang van de werkzaamheden en het gefactureerde aantal uur. Volgens Wijcker heeft Guyt het meerwerk op eigen initiatief verricht. Ook betwist Wijcker dat de ‘uitgangspunten’ die Guyt haar heeft gestuurd, van toepassing zijn op die overeenkomsten. Guyt heeft Wijcker verder nooit gewezen op de noodzaak van de prijsverhoging die met het meerwerk gepaard ging, waardoor Wijcker niet de mogelijkheid heeft gehad om te beslissen of zij het werk ondanks de hogere prijs aan Guyt zou opdragen. Guyt heeft ook verzuimd Wijcker te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht en ongeschiktheid van zaken afkomstig van Wijcker. Wijcker betwist daarnaast dat sprake is van kostenverhogende omstandigheden. De vordering van Guyt moet daarom volgens Wijcker worden afgewezen. Volgens Wijcker is ook geen sprake van ongerechtvaardigde verrijking, omdat nergens uit blijkt dat Guyt verarmd is. Ten slotte doet Wijcker een beroep op verrekening. Zij verwijst daarvoor naar de e-mail van 15 juli 2020, waarin zij Guyt heeft geïnformeerd over de extra kosten die Wijcker voor het werk van Guyt heeft gehad. Met die kosten van € 30.570,49 wil Wijcker de vordering die Guyt op haar heeft verrekenen.
4.2.
Ten aanzien van de rioolafsluiters voert Wijcker aan dat geen sprake is van een huurovereenkomst. Er is niets afgesproken over een tegenprestatie van Wijcker voor het gebruik van de rioolafsluiters. Omdat geen overeenstemming bestaat over de essentialia van een huurovereenkomst, is geen huurovereenkomst tot stand gekomen. Het is ook nooit de bedoeling van Wijcker geweest om de rioolafsluiters te huren.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of Wijcker Guyt moet betalen voor verricht meerwerk en of Wijcker Guyt moet betalen voor de huur van rioolafsluiters.
Meerwerk
5.2.
In artikel 7:755 BW staat wanneer betaling van meerwerk kan worden gevorderd. De vereisten zijn (1) dat het gaat om door de opdrachtgever gewenste toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk en (2) dat de aannemer de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging – tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen. Voor termijn 1 en 2 van het project Wingerd en Westertuinen geldt dat Wijcker de verschuldigdheid heeft erkend en dus in beginsel – behoudens het hierna te beoordelen verrekeningsverweer – zal worden veroordeeld tot betaling van die termijnen. Voor de overige termijnen van beide projecten geldt het volgende.
Door de opdrachtgever gewenste toevoegingen of veranderingen
5.3.
De kantonrechter stelt voorop dat Wijcker niet althans onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken dat de werkzaamheden die Guyt heeft gefactureerd, toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk waren. Dat is dan ook het uitgangspunt. Het is dan nog de vraag of kan worden vastgesteld dat de toevoegingen of veranderingen door Wijcker gewenst waren. Daarvoor is niet vereist dat het initiatief tot het geven van opdracht bij Wijcker lag. Wijcker betwist zowel dat zij opdracht heeft gegeven tot het verrichten van het meerwerk als dat zij daarmee zou hebben ingestemd.
5.4.
De bewijslast ligt in beginsel bij Guyt, zodat zij haar stelling moet bewijzen als Wijcker deze voldoende gemotiveerd betwist. In dit kader heeft Guyt gesteld dat hij zoals partijen hadden afgesproken steeds telefonisch contact op heeft genomen met (een werknemer van) Wijcker, te weten [A], en dat Guyt namens Wijcker steeds is verzocht om het meerwerk te verrichten. Wijcker heeft deze stelling enkel betwist. Naar het oordeel van de kantonrechter kon Wijcker hiermee in het onderhavige geval niet volstaan. Daartoe zijn de volgende omstandigheden redengevend. Ten eerste ligt het niet voor de hand dat Guyt dergelijke omvangrijke meerwerkzaamheden zonder opdracht zou uitvoeren, gelet op het financieel risico wat hij daarmee zou lopen. Verder staat vast dat Wijcker Guyt heeft opgedragen goed (telefonisch) contact met [A] te houden, onder andere over meerwerk. Ten derde heeft Wijcker de meerwerktermijnen 1 tot en met 4 voor het project Wingerd en Westertuinen wel (achteraf) akkoord bevonden, terwijl daarvan gesteld noch gebleken is dat daarvoor op een andere manier vooraf opdracht voor is gegeven of mee is ingestemd. Bovendien heeft Wijcker zich na (twee)wekelijkse ontvangst van de betreffende meerwerkfacturen nooit beroepen op het ontbreken van opdrachten voor het meerwerk. Ten slotte is niet weersproken dat Guyt meerdere keren werkzaamheden die Wijcker eigenlijk zou uitvoeren, heeft verricht, zodat het op de weg van Wijcker had gelegen Guyt daarop aan te spreken als zij niet wilde dat Guyt dat werk zou doen.
5.5.
In het licht van het voorgaande mag naar het oordeel van de kantonrechter van Wijcker worden verlangd dat zij nader motiveert waarom zij betwist dat [A] (namens Wijcker) opdracht heeft gegeven of heeft ingestemd met het meerwerk. Omdat die nadere motivering ontbreekt, wordt de betwisting van Wijcker als onvoldoende gemotiveerd, gepasseerd. Dat [A] inmiddels bij Wijcker uit dienst is maakt het voorgaande overigens niet anders, omdat hij nog in dienst was bij ontvangst van de facturen en omdat niet is gesteld of gebleken dat en waarom Wijcker na uitdiensttreding van [A], geen navraag meer bij hem kon doen.
Wijzen op de prijsverhoging en onjuistheden in de opdracht
5.6.
Wijcker heeft aangevoerd dat Guyt haar nooit heeft gewezen op de noodzaak van de prijsverhoging of heeft gewaarschuwd voor onjuistheden in de opdracht of ongeschiktheid van zaken afkomstig van Wijcker. Ook hiervan stelt Guyt dat zij de prijsverhoging, de onjuistheden in de opdracht en de ongeschiktheid van van Wijcker afkomstige zaken met [A] heeft besproken. Daarom wordt verwezen naar hetgeen hiervoor over de (onvoldoende gemotiveerde) betwisting van Wijcker is overwogen. Daar komt ten aanzien van de prijsverhoging bij dat Wijcker als aannemer zelf deskundig is op het gebied van meerwerk, zodat de kantonrechter in het onderhavige geval van oordeel is dat Wijcker zelf de noodzaak van de prijsverhoging moest begrijpen.
Redelijke prijs
5.7.
Gelet op wat hiervoor is overwogen is voldaan aan de vereisten van artikel 7:755 BW. Wijcker moet daarom een redelijke prijs betalen voor het werk wat Guyt heeft verricht. Ten aanzien van de hoogte van de facturen heeft Wijcker de omvang van het aantal gefactureerde uren betwist. Dat staat in beginsel los van de redelijke prijs die Wijcker voor het werk van Guyt moet betalen. Bij het beantwoorden van de vraag of sprake is van een redelijke prijs, wordt rekening gehouden met de door de aannemer ten tijde van het sluiten van de overeenkomst gewoonlijk bedongen prijzen en met de door hem ter zake van de vermoedelijke prijs gewekte verwachtingen (7:752 BW). Wijcker heeft niet aangevoerd dat de prijs die Guyt in rekening heeft gebracht, gelet op het werk wat Guyts daarvoor heeft uitgevoerd, niet redelijk zou zijn. Van onredelijkheid is de kantonrechter ook anderszins niet gebleken. Mede gelet op de uitgebreide meerwerktermijnen en kostenopstellingen die Guyt kort na het verrichten van de meerwerkzaamhden aan Wijcker heeft gestuurd, geldt bovendien dat Wijcker ook ten aanzien van de omvang van het aantal gefactureerde uren niet kon volstaan met een enkele betwisting.
Wachttijd en nieuwe opdrachten
5.8.
Een deel van het meerwerk is door Guyt in haar dagvaarding gekwalificeerd als wachttijd of als nieuwe opdracht. Wijcker vindt dat zij niet voor wachttijd hoeft te betalen, omdat een vaste aanneemsom is afgesproken en niet is overeengekomen dat Guyt wachttijd in rekening kon brengen. Verder zijn werkzaamheden die door Guyt worden gekwalificeerd als nieuwe opdracht, volgens Wijcker per definitie geen meerwerk. Wijcker betwist dat die nieuwe opdrachten zijn overeengekomen en vindt dat ze hiervoor niet hoeft te betalen.
5.9.
De kantonrechter vindt dat Wijcker geen wachttijd hoeft te betalen. Of de algemene voorwaarden onderdeel zijn van de overeenkomst doet niet ter zake, omdat daarin niet (expliciet) staat dat wachttijd betaald moet worden. De wachttijd die bij termijn 1 van project NOVA college in rekening is gebracht, hoeft niet te worden betaald. Voor het overige is geen wachttijd in rekening gebracht of zijn de meerwerktermijnen door Wijcker geaccordeerd. Uit de kostenopstelling voor het project NOVA college volgt echter niet hoeveel uren of welk bedrag voor de wachttijd in rekening is gebracht. Gelet op het voorgaande zal Wijcker (in beginsel) worden veroordeeld tot betaling van het meerwerk, minus de bij termijn 1 NOVA College in rekening gebrachte wachttijd. De wachttijd hoeft ook niet op grond van ongerechtvaardigde verrijking (de subsidiaire grondslag) te worden betaald, omdat onvoldoende gebleken is dat Wijcker daardoor is verarmd.
5.10.
Ten aanzien van de ‘nieuwe opdrachten’ wordt overwogen dat niet terzake doet of sprake is van meerwerk. Als de werkzaamheden geen deel uitmaken van het aangenomen werk, maar wel in opdracht van of met instemming van Wijcker zijn verricht, moet Wijcker voor het (meer)werk te betalen. De kantonrechter vindt dat Wijcker zijn betwisting ten aanzien van het overeenkomen van de nieuwe opdrachten nader had moeten motiveren, in dat kader wordt verwezen naar hetgeen onder 5.4. is overwogen. Wijcker zal dus (in beginsel) ook worden veroordeeld tot betaling van de facturen voor de ‘nieuwe opdrachten’. Met betrekking tot de hoogte van die facturen wordt verwezen naar hetgeen onder 5.7. over de redelijke prijs is overwogen.
Verklaringen voor recht
5.11.
Guyt heeft een verklaring voor recht gevorderd dat sprake was van kostenverhogende omstandigheden en van meerwerk. Het meerwerk is hiervoor aan de orde geweest. Verder heeft Wijcker de stelling van Guyt dat sprake was van fouten in tekeningen onvoldoende gemotiveerd weersproken. Guyt heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake was van kostenverhogende omstandigheden. De gevorderde verklaringen voor recht worden daarom toegewezen.
De rioolafsluiters
5.12.
Partijen zijn het niet eens over de aard van de overeenkomst met betrekking tot het in gebruik geven van de rioolafsluiters. Volgens Guyt is een huurovereenkomst gesloten en volgens Wijcker een overeenkomst van bruikleen. De kantonrechter stelt voorop dat een huurovereenkomst inhoudt dat (een gedeelte van) een zaak in gebruik wordt verstrekt door een verhuurder en dat de verhuurder daarvoor van de huurder een tegenprestatie ontvangt. Beoordeeld moet worden of sprake is van een huurovereenkomst.
5.13.
De beoordeling van de vraag of partijen een huurovereenkomst hebben gesloten, vindt plaats aan de hand van twee stappen (ECLI:NL:HR:2019:2034, het
Inscharing-arresten ECLI:NL:HR:2020:1746,
X/Gemeente Amsterdam, vgl. ECLI:NL:GHARL:2021:5822). Eerst moeten de inhoud van de door partijen gesloten overeenkomst en de wederzijdse rechten en verplichtingen worden vastgesteld aan de hand van de Haviltexcriteria. Daarna moet worden vastgesteld of de overeenkomst voldoet aan de wettelijke omschrijving van een huurovereenkomst.
5.14.
De kantonrechter moet dus eerst beoordelen of Guyt in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan de overeenkomst de zin mocht toekennen en redelijkerwijs van Wijcker mocht verwachten dat Wijcker huur zou betalen voor het gebruik van de rioolafsluiters (ECLI:NL:HR:1981:AG4158,
Haviltex).
5.15.
Guyt stelt dat hoewel geen (nadere) afspraken zijn gemaakt over de rioolafsluiters, op grond van alle omstandigheden van het geval moet worden geconcludeerd dat sprake is van een huurovereenkomst. Daarbij wijst Guyt op het feit dat al het contact wat partijen met elkaar hebben (en hadden) uitsluitend een zakelijke en commerciële strekking had, dat Guyt eerder van Wijcker een grondwerker heeft gehuurd waarbij ook pas achteraf de kosten voor de huur zijn medegedeeld en dat het in de sector gebruikelijk is om materieel tegen een vergoeding ter beschikking te stellen. Ten slotte wijst Guyt erop dat zij een factuur voor de huur heeft aangekondigd en dat Wijcker daar niet op gereageerd heeft. Volgens Guyt heeft zij er gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat zij met Wijcker een huurovereenkomst aanging en dat Wijcker een redelijke prijs aan huur zou betalen.
5.16.
Wijcker betwist dat er sprake is van een huurovereenkomst. Volgens Wijcker is niet overeengekomen dat zij aan Guyt een tegenprestatie zou leveren voor het gebruik van de rioolafsluiters. Wijcker voert daartoe aan dat het in de branche gebruikelijk is om zaken uit te lenen als partijen al (onder)aanneemovereenkomsten hebben gesloten. Volgens Wijcker kan deze situatie niet vergeleken worden met de grondwerker die zij aan Guyt heeft verhuurd, omdat partijen het in dat geval wel eens waren over het feit dat er een tegenprestatie geleverd moest worden.
5.17.
Gelet op het verweer van Wijcker is het oordeel van de kantonrechter dat Guyt onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij mede op basis van de gemaakte afspraken van Wijcker mocht verwachten dat zij een tegenprestatie zou leveren voor het gebruiken van de rioolafsluiters. Partijen verschillen van mening over wat gebruikelijk is in de branche en de bewijslast ligt bij Guyt. De enkele overeenkomst waarbij zij iets van Wijcker heeft gehuurd is in dat kader gelet op de betwisting van Wijcker onvoldoende. Een tegenprestatie was daarom geen onderdeel van de overeenkomst.
5.18.
De overeenkomst – en dat is stap twee: de kwalificatie – kan dan ook niet worden gekwalificeerd als huurovereenkomst. De vordering van Guyt om Wijcker te veroordelen tot betaling van de huur, wordt daarom afgewezen.
Verrekening
5.19.
Zoals hiervoor is overwogen zal Wijcker worden veroordeeld tot betaling van een deel van de vordering van Guyt. Wijcker beroept zich op verrekening. Wijcker stelt dat zij aanvullende kosten van € 30.570,49 voor het werk van Guyt heeft gehad. Wijcker heeft geen tegenvordering ingesteld. Guyt heeft, ook in de minnelijke fase, verweer gevoerd tegen Wijcker’s beroep op verrekening.
5.20.
De kantonrechter overweegt dat een vordering ondanks een beroep van Wijcker op verrekening kan worden toegewezen, indien de gegrondheid van dit verweer van Wijcker niet op eenvoudige wijze is vast te stellen (artikel 6:136 BW). Gelet de gemotiveerde betwisting van Guyt is de gegrondheid van het verrekeningsverweer niet op eenvoudige wijze vast te stellen. Daarom wordt voorbijgegaan aan dit verweer. Dit geldt niet voor het beroep op verrekening van € 500,- voor de geleverde platen. De verschuldigdheid van dit bedrag en de bevoegdheid tot verrekening is door Guyt bevestigd bij e-mail van 15 juli 2020. In tegenstelling tot wat Guyt bij repliek aanvoert, is gelet op de erkenning van Guyt voor het honoreren van Wijcker’s beroep op verrekening niet vereist dat Wijcker een factuur overlegt.
Conclusie
5.21.
De conclusie is dat de kantonrechter voor recht zal verklaren dat er sprake is van kostenverhogende omstandigheden en van meerwerk op grond waarvan Wijcker vergoeding verschuldigd is. Daarnaast zal Wijcker worden veroordeeld tot betaling van € 16.310,- minus de bij termijn 1 voor het NOVA College in rekening gebrachte wachttijd, onder verrekening van € 500,- voor de geleverde platen. Wijcker moet over het resterende bedrag ook wettelijke handelsrente betalen.
5.22.
Verder heeft Guyt voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De buitengerechtelijke kosten zullen op basis van het toegewezen deel van de vordering worden toegekend.
Proceskosten
5.23.
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart voor recht dat sprake is van kostenverhogende omstandigheden en meerwerk op grond waarvan Wijcker vergoeding verschuldigd is;
6.2.
veroordeelt Wijcker tot betaling aan Guyt van € 16.310,-, minus de bij termijn 1 NOVA College in rekening gebrachte wachttijd, en onder verrekening van een bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over het resterende bedrag vanaf 10 mei 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.3.
veroordeelt Wijcker tot betaling aan Guyt van de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 933,10;
6.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter