ECLI:NL:RBNHO:2022:8282

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
19 september 2022
Zaaknummer
C/15/327651 / HA RK 22-84
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopig getuigenverhoor in faillissementszaak met verzoek tot bestuurdersaansprakelijkheid

Op 20 september 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, een beschikking gegeven in de zaak van TCP Payrolling & Consulting B.V., vertegenwoordigd door mr. [verzoeker], in zijn hoedanigheid van curator, tegen [verweerder]. De curator verzocht de rechtbank om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen in het kader van een mogelijke procedure tegen [verweerder] wegens bestuurdersaansprakelijkheid. Dit verzoek volgde op een eerdere veroordeling van Getlogic Holding B.V. door de rechtbank Amsterdam tot betaling van onbetaalde facturen aan de curator, welke facturen door Getlogic niet zijn voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek voldoet aan de wettelijke eisen en dat er geen afwijzingsgronden zijn. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen en een voorlopig getuigenverhoor bevolen, waarbij rekening moet worden gehouden met de duur van het verhoor en de oproeping van getuigen. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. E.J. Bellaart.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rekestnummer: C/15/327651 / HA RK 22-84
Beschikking van 20 september 2022
in de zaak van
mr. [verzoeker], in zijn hoedanigheid van curator van
TCP PAYROLLING & CONSULTING B.V.,
kantoorhoudende te [plaats 1] ,
verzoeker,
advocaat mr. M.P. Doorten te Amsterdam,
tegen
[verweerder],
wonende te [plaats 2] ,
verweerder,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als ‘de curator’ en ‘ [verweerder] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties 1 tot en met 11, ontvangen ter griffie van deze rechtbank op 3 mei 2022,
  • de brief van [verweerder] aan de rechtbank van 25 mei 2022, inhoudende dat hij bezwaar heeft tegen toewijzing van het verzoek,
  • de mondelinge behandeling op 23 augustus 2022,
  • de spreekaantekeningen van [verweerder] .
1.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 23 augustus 2022 zijn verschenen:
- mr. Doorten voornoemd,
- [verweerder] .
1.3.
De beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
TCP Payrolling & Consulting B.V. (‘TCP’) was een onderneming die zich onder andere bezig hield met het verlenen van (internationale) payrolldiensten ten behoeve van ondernemingen (met vestigingen) in Nederland.
2.2.
Getlogic Holding B.V. (‘Getlogic’) was een onderneming die zich bezighield met het uitzenden van opdrachtnemers aan haar cliënten. Daarvoor wierf zij onder meer hooggekwalificeerde IT-deskundigen uit India. Enig aandeelhouder/bestuurder van Getlogic was [bedrijf], waarvan [verweerder] op zijn beurt weer enig aandeelhouder/bestuurder was.
2.3.
TCP en Getlogic zijn op 26 februari 2019 een ‘Agency agreement for the supply of contractors’ (hierna: de overeenkomst) aangegaan, uit hoofde waarvan TCP payrolldiensten heeft geleverd aan Getlogic. Overeengekomen is dat IT-deskundigen uit India in dienst zouden treden bij TCP en dat TCP de (loon)kosten met een opslag voor haar diensten zou doorbelasten aan Getlogic. TCP heeft op basis van de overeenkomst een totaalbedrag van
€ 195.287,52 aan Getlogic gefactureerd. Getlogic heeft deze facturen niet voldaan.
2.4.
TCP is op 17 september 2019 in staat van faillissement verklaard, met benoeming van [verzoeker] tot curator.
2.5.
De curator heeft Getlogic terzake de onder 2.3 genoemde onbetaalde facturen in rechte betrokken. In haar vonnis van 3 maart 2021 heeft de rechtbank Amsterdam Getlogic veroordeeld tot betaling aan de curator van een bedrag van in hoofdsom € 84.868,83. Getlogic is niet tot betaling van dit bedrag overgegaan.
2.6.
Op 11 maart 2021 is in het handelsregister van de Kamer van Koophandel geregistreerd dat Getlogic is opgehouden te bestaan omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn met ingang van 9 maart 2021.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De curator verzoekt de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor te bevelen, kosten rechtens. Hij legt aan zijn verzoek het volgende ten grondslag. De curator overweegt om een procedure jegens [verweerder] aanhangig te maken uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid ex artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in verbinding met artikel 2:11 BW. Om te beoordelen of een vordering uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid kans van slagen heeft, wenst de curator getuigen te horen die kunnen verklaren of [verweerder] , handelend in zijn hoedanigheid van middellijk bestuurder van Getlogic, mogelijk aansprakelijk is voor de schade die de boedel van TCP heeft geleden doordat Getlogic de openstaande facturen niet heeft voldaan, ondanks dat zij daartoe is veroordeeld door de rechtbank Amsterdam .
3.2.
[verweerder] verzet zich tegen inwilliging van het verzoek en concludeert tot afwijzing van het verzoek. [verweerder] voert daartoe aan dat de curator misbruik maakt van zijn bevoegdheid tot het verzoeken van een voorlopig getuigenverhoor, althans dat zijn verzoek in strijd is met de goede procesorde, dan wel dat het verzoek moet afstuiten op een ander, door de rechtbank zwaarwichtig geoordeeld bezwaar, zoals het ontbreken van voldoende belang.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt op grond van vaste rechtspraak van de Hoge Raad [1] het volgende voorop.
4.2.
Een voorlopig getuigenverhoor strekt onder meer ertoe belanghebbenden bij een eventueel naderhand bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken geding de gelegenheid te bieden vooraf opheldering te verkrijgen omtrent de feiten, teneinde hen in staat te stellen hun positie beter te beoordelen, met name ook ten aanzien van de vraag tegen wie het geding moet worden aangespannen.
4.3.
De verzoeker tot een voorlopig getuigenverhoor dient ingevolge artikel 187 lid 3, aanhef en onder a en b, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in zijn verzoekschrift de aard en het beloop van de vordering te vermelden, alsmede de feiten of rechten die hij wil bewijzen. Dit dient hij te doen op zodanige wijze dat voor de rechter die op het verzoek moet beslissen, voor de rechter voor wie het verhoor zal worden gehouden, alsmede voor de wederpartij voldoende duidelijk is op welk feitelijk gebeuren het verhoor betrekking zal hebben. Niet is vereist dat de verzoeker al in het verzoekschrift nauwkeurig aangeeft welke feiten en stellingen hij aan zijn voorgenomen vordering ten grondslag wil leggen en omtrent welke feiten hij getuigen wil doen horen. Evenmin hoeft de verzoeker zich uit te laten over de precieze aard van de in te stellen vordering en, in voorkomend geval, de omvang van de geleden schade. Een voorlopig getuigenverhoor kan juist mede ertoe dienen degene die daarom verzoekt, in staat te stellen te beoordelen of het zinvol is een voorgenomen vordering in te stellen. In de procedure tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ligt dan ook niet de toewijsbaarheid van de in het verzoekschrift aangeduide vordering ter toetsing voor.
4.4.
Een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor kan, als het overigens aan de eisen voor toewijzing daarvan voldoet, worden afgewezen op de grond dat van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt (artikel 3:13 BW), op de grond dat het verzoek strijdig is met een goede procesorde, en op de grond dat het verzoek afstuit op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. Voorts bestaat geen bevoegdheid tot het verzoeken van een voorlopig getuigenverhoor indien de verzoeker bij toewijzing daarvan onvoldoende belang heeft (artikel 3:303 BW).
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de curator tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt. Anders dan [verweerder] stelt, doen de onder 4.4 genoemde afwijzingsgronden zich niet voor. De argumenten waarop [verweerder] zich beroept ter onderbouwing van de door hem gestelde afwijzingsgronden vergen dat de rechtbank in deze procedure reeds vooruitloopt op een inhoudelijke beoordeling van de eventueel nog aanhangig te maken bodemprocedure. De vraag of de vorderingen die de curator in een eventuele bodemprocedure jegens [verweerder] wil instellen toewijsbaar zijn, ligt in deze procedure echter niet voor. De curator moet dan ook geacht worden voldoende belang te hebben bij zijn verzoek. Van strijd met een goede procesorde is geen sprake. De rechtbank is tot slot van oordeel dat ook van misbruik van bevoegdheid geen sprake is. De enkele stelling dat de curator ‘onder het mom van een bemiddelingsgesprek door de rechter-commissaris’ informatie zou hebben proberen los te krijgen van [verweerder] is in dat verband onvoldoende om te kunnen concluderen dat daarvan sprake is.
4.6.
Nu het verzoek op de wet is gegrond en er geen sprake is van een afwijzingsgrond zal het verzoek worden toegewezen op de in de beslissing vermelde wijze.
4.7.
De rechtbank wijst erop dat er bij het oproepen van de getuigen rekening mee moet worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De naam en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
4.8.
Aangezien de griffier het verzoekschrift al aan [verweerder] heeft toegezonden en deze beschikking door de griffier eveneens aan [verweerder] zal worden toegezonden, zal de rechter geen termijn voor toezending als bedoeld in artikel 188 Rv bepalen.
4.9.
Gelet op de aard van deze verzoekschriftprocedure ziet de rechtbank geen aanleiding om een kostenveroordeling uit te spreken.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt een voorlopig getuigenverhoor ten aanzien van de volgende getuigen:
- de heer [verweerder] ,
- de heer [betrokkene],
5.2.
benoemt een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank tot rechter-commissaris,
5.3.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw te Haarlem aan de Jansstraat 81,
5.4.
bepaalt dat de curator
binnen twee wekenna de datum van deze beschikking schriftelijk aan de rechtbank - ter attentie van de rekestenadministratie van de afdeling privaatrecht, sectie handel & insolventie - de getuigen en de verhinderdagen van de partijen (en hun advocaten) in de maanden oktober tot en met december 2022 moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5.
bepaalt dat – in afwijking van het bepaalde in artikel 188 lid 1 Rv – een afschrift van deze beschikking door de griffier aan partijen zal worden toegezonden,
5.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J. Bellaart en in het openbaar uitgesproken op 20 september 2022. [2]

Voetnoten

1.Zie recent bijvoorbeeld: HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1112.
2.Conc.: 1467