7.1De rechtbank was echter van oordeel dat de gemachtigde van eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij toen en de laatste paar jaren, met het verlenen van rechtsbijstand inkomen vergaart.
8. Volgens vaste jurisprudentiestaat het gegeven dat de rechtbank er in een andere uitspraak van uit is gegaan dat een gemachtigde wel of niet beroepsmatig rechtsbijstand verleent, er niet aan in de weg dat de rechtbank in deze zaak tot een ander oordeel komt. De rechtbank is gehouden zich steeds zelfstandig een oordeel te vormen over de vraag of een gemachtigde kan worden aangemerkt als een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent.
9. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting een forumlier proceskosten met bijlagen overgelegd ter onderbouwing van zijn werkzaamheden als professioneel rechtsbijstand verlener. Het betreft de volgende stukken:
1. Een uitdraai van de Kamer van Koophandel ten aanzien van het bedrijf van de gemachtigde, [bedrijf 1] waaruit blijkt dat per 1 juni 2017 ook als activiteit is opgenomen het verlenen van professionele rechtsbijstand.
2. Salarisstroken van de gemachtigde van oktober 2015, maart 2020, april 2020, mei 2020 en juni 2020 waaruit blijkt dat hij een salaris ontvangt van [bedrijf 1] .
3. Een uitspraak van de Hoge Raad van 19 oktober 2012.
4. Een overzicht van vijf betalingen van eiseres aan [bedrijf 1] . De eerste betaling van 24 mei 2018 betreft een bedrag van in totaal € 48.400,00 en in de omschrijving bij deze betaling is vermeld “faktnr. 201701 - 201702 - 201801 ”. Bij de overige op het bankafschrift vier zichtbare betalingen van achtereenvolgens 24 mei 2020
(€ 10.000,00), 26 oktober 2020 (€ 15.000,00), 20 januari 2021 (€ 5.000,00) en
13 februari 2021 (€ 5.000,00) is niet vermeld ten behoeve waarvan de bedragen zijn overgemaakt en is geen factuurnummer vermeld.
5. Drie facturen gericht aan eiseres van 18 december 2017
(€ 6.050,00 (factuurnummer 201701 )), 18 december 2017 (€ 18.150,00 (factuurnummer 201702 )) en 30 maart 2018 (€ 24.200,00 ( 201801 )) ingebracht, opgesteld in verband met “voorschot juridisch juridisch advies”.
6. Eén factuur gericht aan [bedrijf 2] van 1 juli 2014, voorzien van factuurnummer, opgesteld in verband met juridisch advies van € 2.854,24 en een bankafschrift waarop de betaling van dat bedrag door [bedrijf 2] op 17 juli 2014 aan [bedrijf 1] onder vermelding van het factuurnummer is te zien.
7. Een uittreksel van de Kamer van Koophandel ten aanzien van [bedrijf 2] .
8. Bankafschriften van [bedrijf 1] waarop twee betalingen van griffierecht te zien zijn.
9. Een vijftal brieven van de Afdeling gericht aan de gemachtigde van eiseres tussen januari 2015 en februari 2019 betreffende verschillende procedures van [bedrijf 2] .
10. Een uitspraak van de voorzieningenechter van de rechtbank Noord-Holland van 12 augustus 2014 betreffende [bedrijf 2] waarop de gemachtigde van eiseres als gemachtigde is vermeld.
11. Correspondente in augustus 2014 tussen de gemachtigde en de gemeente Bergen inzake [bedrijf 2] .
12. Een factuur van [bedrijf 1] gericht aan [bedrijf 3] B.V. van 15 januari 2020 “eindafrekening werkzaamheden inzake [bedrijf 3] te Amsterdam” van € 6.700,98, waarin het aantal gefactureerde uren en het uurtarief is vermeld.
13. Een e-mailwisseling tussen de gemachtigde van eiseres en [bedrijf 3] B.V. in augustus 2019 waarin onder andere het uurtarief van de gemachtigde wordt genoemd.
14. Een e-mail wisseling tussen de gemachtigde en de gemeente Amsterdam over het bezwaar van [bedrijf 3] B.V. met kenmerk [# 1] en een bankafschrift van [bedrijf 1] waarop een betaling van de gemeente Amsterdam van € 525,- onder hetzelfde kenmerk staat.
15.Een uitnodiging voor een zitting van de rechtbank Amsterdam aan de gemachtigde van eiseres van 28 juli 2021 inzake het beroep van [naam 3] .
16. Een bankafschrift van [bedrijf 1] waarop drie betalingen van [naam 4] eo [naam 5] te zien zijn van 2, 3, 4 april 2020 van steeds € 50.000,- zonder kenmerk of omschrijving en een vierde betaling van [naam 4] eo [naam 5] op 5 april 2020 van € 17.500,- met als omschrijving “laatste betaling [# 2] ”.
17. Vier bankafschriften van [bedrijf 1] met betalingen van de gemeente Bergen van september, november en december 2018.
18. Uitspraken in procedures van eiseres waarbij de gemachtigde namens eiseres optrad bij deze rechtbank van 10 september 2021, van 18 februari 2021, van 21 mei 2019, van 26 maart 2019, van 21 december 2018, 27 september 2018, van 12 juli 2018en van 21 juni 2018.
19. Een uitspraak van de Afdeling van 1 juli 2020en van 27 augustus 2018en een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 5 november 2018.
10. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat deze stukken nog steeds onvoldoende zijn om aan te tonen dat sprake is van een duurzame, op het vergaren van inkomen gerichte taakuitoefening als rechtsbijstandverlener.
11. De rechtbank ziet gelet op de door de gemachtigde overgelegde stukken en de toelichting daarop ter zitting geen reden om op de hiervoor onder 7 genoemde punten anders te oordelen dan de rechtbank in de uitspraak van 15 december 2021 heeft gedaan.