ECLI:NL:RBGEL:2017:6122

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 november 2017
Publicatiedatum
27 november 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 2265
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van een omgevingsvergunning en verval van de aanvraag

In deze zaak gaat het om een verzoek tot intrekking van een omgevingsvergunning die eerder was verleend voor de plaatsing van een scherm parallel aan de erfgrens. Derde-partij had op 29 maart 2016 een omgevingsvergunning aangevraagd, die op 20 april 2016 werd verleend. Eisers maakten bezwaar tegen dit besluit, maar het bestreden besluit van 7 april 2017 handhaafde de vergunning. Op 31 augustus 2017 trok de verweerder het primaire besluit in, wat leidde tot de vraag of de aanvraag voor de vergunning daarmee ook verviel. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de vergunning, op verzoek van derde-partij, inderdaad tot gevolg had dat de aanvraag verviel. Hierdoor verloren eisers hun belang bij het bezwaar, en verklaarde de rechtbank het bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en gelastte de verweerder het griffierecht aan eisers te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Gelderland.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/2265

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] en [eiser], beiden wonende te [woonplaats], eisers,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wageningen, verweerder.

Derde-partij: [derde-partij], te [woonplaats] (gemachtigde: mr. P.H.N. van Spanje).

Procesverloop

Op 29 maart 2016 heeft derde-partij gevraagd om verlening van een omgevingsvergunning voor de plaatsing van een scherm parallel aan de erfgrens tussen het perceel [locatie] te [woonplaats] en de percelen [locatie] te [woonplaats].
Bij besluit van 20 april 2016 (hierna: primair besluit) heeft verweerder de omgevingsvergunning verleend.
Op 24 mei 2016 hebben eisers bezwaar tegen het primaire besluit gemaakt.
Bij besluit van 7 april 2017 (hierna: bestreden besluit) heeft verweerder het primaire besluit in stand gelaten.
Op 2 mei 2017 hebben eisers beroep tegen het bestreden besluit ingesteld.
Bij besluit van 31 augustus 2017 is het primaire besluit ingetrokken en is een omgevingsvergunning voor het scherm verleend. Het beroep dat onder andere eisers tegen dit besluit hebben ingesteld, staat bekend onder zaaknummer 17/4945. In die zaak wordt op dezelfde dag als in deze zaak uitspraak gedaan.
Op 5 oktober 2017 is het beroep behandeld tijdens een zitting. Daarbij waren aanwezig:
- eisers;
- M. van den Broeke namens verweerder;
- de derde-partij, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Derde-partij exploiteert op het adres [locatie] te [woonplaats] een horecagelegenheid met de naam ‘[locatie]’. De horecagelegenheid bestaat uit een café- en lunchruimte, een zaal (‘[locatie]’) en een terras (‘buitentuin’). Een deel van het terras is overdekt met een veranda.
2. Eisers stellen dat de huidige exploitatie van de horecagelegenheid leidt tot een onevenredige aantasting van hun woongenot, met name vanwege geluidhinder. Daarom willen zij dat verweerder de exploitatie van de horecagelegenheid aan banden legt. Tegen deze achtergrond moeten de diverse geschillen tussen partijen worden gesitueerd.
Omvang van het geding
3. Eisers betogen dat de plaatsing van het scherm in strijd komt met het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Wageningen, tweede herziening’ (hierna: bestemmingsplan) en redelijke eisen van welstand.
Wettelijk kader
4.1.
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is het verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te bouwen. Nadere regels terzake zijn neergelegd in artikel 2.10 van de Wabo.
4.2.
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo is het verboden om zonder omgevingsvergunning van een bestemmingsplan af te wijken. Nadere regels terzake zijn neergelegd in artikel 2.12 van de Wabo.
4.3.
Ingevolge artikel 2.33, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wabo kan verweerder de omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk intrekken voor zover de vergunninghouder daarom heeft verzocht.
Oordeel van de rechtbank
5. Verweerder heeft het bestreden besluit (nog) niet ingetrokken. Daarom hebben eisers voldoende procesbelang bij voortzetting van de beroepsprocedure.
6. Partijen zijn het erover eens – en ook de rechtbank is van oordeel – dat de plaatsing van het scherm in strijd komt met het bestemmingsplan. Vervolgens constateert de rechtbank dat het bestreden besluit niet (tevens) voorziet in een toestemming met toepassing van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo voor het afwijken van het bestemmingsplan. Het bestreden besluit kent dus een gebrek.
7. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen.
De rechtbank moet een geschil zoveel mogelijk finaal beslechten. Daarom zal zij nu bekijken of zij een oordeel kan geven over het bezwaar van eisers.
8.1.
Bij besluit van 31 augustus 2017 is het primaire besluit ingetrokken naar aanleiding van een verzoek van derde-partij om intrekking van de vergunning in kwestie. Met dit verzoek heeft derde-partij aan het bevoegd gezag laten weten het vergunde project niet te willen realiseren. Daarom heeft de intrekking van de omgevingsvergunning krachtens artikel 2.33, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wabo, naar het oordeel van de rechtbank, tot gevolg dat de daaraan ten grondslag liggende aanvraag vervalt.
8.2.
Gelet hierop hebben eisers hun belang bij een beslissing op het bezwaar inmiddels verloren. Het primaire besluit bestaat immers niet meer, en er ligt geen aanvraag open waarop verweerder nog moet beslissen. Daarom zal de rechtbank, zelf in de zaak voorziend, het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaren.
9.1.
Nu de rechtbank het beroep gegrond zal verklaren, moet verweerder het voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht aan eisers vergoeden.
9.2.
De rechtbank is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- gelast dat verweerder het voor de behandeling van deze zaak betaalde griffierecht, groot € 168, vergoedt aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Koenraad, voorzitter, mr. J.H. van Breda en
mr. M.J.M. Verhoeven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Mengerink, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.