ECLI:NL:RBNHO:2022:5606

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
9680614 \ WM VERZ 22-83
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens overtreding van geslotenverklaring voor motorvoertuigen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen voor het handelen in strijd met een gesloten verklaring voor motorvoertuigen, specifiek voor het negeren van bord C 6 uit de Regeling Verkeersregels en Verkeersborden 1990 (RVV 1990). De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de gemachtigde van de betrokkene aanwezig, evenals de vertegenwoordiger van de officier van justitie.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de boete terecht was opgelegd. De betrokkene voerde aan dat de schouw niet minimaal maandelijks was uitgevoerd, maar de kantonrechter oordeelde dat een maandelijkse schouw voldoende is, mits deze niet op een vaste dag hoeft te worden uitgevoerd. De kantonrechter verwees naar eerdere uitspraken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ter ondersteuning van deze conclusie. Daarnaast werd door de gemachtigde van de betrokkene aangevoerd dat er een plattegrond van het gesloten gebied ontbrak, wat volgens hem in strijd was met het Beleidskader en artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De kantonrechter oordeelde echter dat het ontbreken van deze stukken niet betekende dat er niet conform de beleidsregels was gehandeld.

Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak benadrukt de noodzaak van het volgen van de geldende beleidsregels bij handhaving van verkeersvoorschriften en bevestigt de rechtmatigheid van de opgelegde boete.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9680614 \ WM VERZ 22-83
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 29 maart 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. M. Lagas, Appjection B.V. te Amsterdam.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 maart 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen ism een gesloten verklaring voor motorvoertuigen op meer dan 2 wielen, bord C 6 bijlage I RVV 1990.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De kantonrechter stelt vast dat aan de voorwaarden van de beleidsregels wordt voldaan. Op de foto’s die zich bij de stukken bevinden is weliswaar geen C-bord zichtbaar en evenmin dat het voertuig dat bord is gepasseerd, maar bij de stukken in het dossier bevinden zich wel schouwrapporten. Uit die schouwrapporten blijkt dat door de verbalisant maandelijks een schouw is gedaan, vóór en na de datum van de gedraging(en), en dat is vastgesteld dat het C-bord aanwezig was, zowel vóór het begin van de geslotenverklaring als bij de ingang van de geslotenverklaring. Daaruit volgt ook dat het voertuig van betrokkene het C-bord is gepasseerd. Aan de hand van die schouwrapporten heeft de officier van justitie voldoende onderbouwd dat ten tijde van de gedraging op 6 mei 2021 het C-bord was geplaatst en is gepasseerd.
Gemachtigde van betrokkene voert aan dat de schouw niet minimaal maandelijks is uitgevoerd nu de schouwrapporten meer dan een maand uit elkaar liggen.
De kantonrechter overweegt dat een maandelijkse schouw vereist is. Dat betekent niet dat er exact 30 of 31 dagen of iedere maand op een vaste dag moet worden geschouwd. Voldoende is dat er, zoals in dit geval, iedere maand een schouw plaatsvindt (gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10 november 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10477).
De gemachtigde van de betrokkene voert tevens aan dat in het dossier een plattegrond van het geslotengebied ontbreekt, dat daarom niet is voldaan aan het Beleidskader en sprake is van een schending van artikel 4:84 Awb. Dit verweer faalt naar het oordeel van de kantonrechter op grond van het volgende.
In dit geval is het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden, versie augustus 2018, (hierna: het Beleidskader) van toepassing. In het Beleidskader staat dat het tot doel heeft de uniformiteit en de kwaliteit van de handhaving te waarborgen. Dit houdt onder meer in dat het openbaar ministerie een aanvraag van een gemeente om een geslotenverklaring met camera’s te mogen handhaven slechts toewijst als aan de uitgangspunten zoals opgenomen in het Beleidskader is voldaan.
Het Beleidskader houdt onder het kopje Randvoorwaarden en uitgangspunten voor zover hier van belang in:

De gemeente stelt een plan van aanpak op waarin wordt voldaan aan de eisen zoals in dit beleidskader beschreven.
De locaties van de camera’s en de borden waarop gehandhaafd wordt, worden op een plattegrond van het gesloten gebied helder weergegeven. Deze plattegrond wordt in het plan van aanpak opgenomen en als bijlage bij het algemeen proces-verbaal (zie bijlage 1) gevoegd. (…)
In het Beleidskader en Bijlage 1 staat dat een gemeente die wenst over te gaan tot digitale handhaving van een geslotenverklaring een algemeen proces-verbaal, met als bijlage een plattegrond met daarop de plaats van de camera’s, de te handhaven borden, een afbeelding van de bebording en eventuele vooraankondigingsborden aan het Parket CVOM moet toezenden en dat dit proces-verbaal wordt beoordeeld alvorens gestart wordt met de digitale handhaving. Het betreft hier algemene stukken over het instellen van de handhaving van de geslotenverklaring met camera’s die - anders dan de gemachtigde stelt - geen deel hoeven uit te maken van het zaakoverzicht. Het ontbreken van genoemde stukken in het zaakoverzicht betekent niet dat sprake is van strijd met het Beleidskader (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30 december 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11950).
De kantonrechter stelt op grond van het voorgaande vast dat in dit geval niet is gehandeld in strijd met de geldende beleidsregels en dat er daarmee ook geen sprake is van schending van artikel 4:84 Awb.
De boete is dus terecht opgelegd. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Nu het beroep ongegrond wordt verklaard ziet de kantonrechter geen aanleiding om proceskosten toe te kennen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: