De beoordeling
1. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat is ingesteld.
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de kantonrechter het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De gemachtigde had voorafgaand aan de aanvulling van het beroepschrift van 6 augustus 2019 op 21 mei 2019 een pro forma beroepschrift ingediend. Het Parket CVOM heeft dit op 22 mei 2019 ontvangen, maar blijkbaar niet op juiste wijze verwerkt. Ter onderbouwing is een kopie van dat beroepschrift overgelegd, waarop ook de onderhavige zaak staat vermeld, met daarop het stempel “Binnengekomen 22 mei 2019 CVOM Utrecht.”
3. Tegen de beslissing van de officier van justitie kan binnen zes weken beroep worden ingesteld. Dat volgt uit artikel 9, eerste lid, van de Wahv en de artikelen 3:41, 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De termijn voor het instellen van beroep begint op de dag die volgt op de dag waarop de beslissing aan de betrokkene is toegestuurd.
4. De beslissing van de officier van justitie is op 11 april 2019 aan de betrokkene toegestuurd. De beroepstermijn eindigde dus op 23 mei 2019. De gemachtigde van de betrokkene heeft met het door hem in hoger beroep overgelegde stuk aannemelijk gemaakt dat hij tijdig beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie.
5. Uit het voorgaande volgt dat de kantonrechter het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat die beslissing niet in stand kan blijven. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom vernietigen en doen wat de kantonrechter had behoren te doen, te weten het beroep gericht tegen de beslissing van de officier van justitie beoordelen.
6. De officier van justitie heeft het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Bij die beschikking is aan de betrokkene als kentekenhouder een sanctie opgelegd van
€ 95,- voor: “als bestuurder handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen”. Deze gedraging zou zijn verricht op 11 augustus 2018 om 13:53 uur op het Kerkplein in Alkmaar met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
7. De gemachtigde van de betrokkene voert in hoger beroep aan dat de officier van justitie op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient te handelen overeenkomstig de beleidsregels. Op deze zaak is het Beleidskader geslotenverklaringen en voetgangersgebieden van toepassing. Aan drie daarin gestelde voorwaarden (zie ov. 9 en 11) is niet voldaan, zodat sprake is van een schending van artikel 4:84 Awb. Dat dient te leiden tot vernietiging van de inleidende beschikking, aldus de gemachtigde.
8. Het door de gemachtigde genoemde Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden, versie augustus 2018, (hierna: het Beleidskader) is gepubliceerd op de site van het openbaar ministerie. In het Beleidskader staat dat het tot doel heeft de uniformiteit en de kwaliteit van de handhaving te waarborgen. Dit houdt onder meer in dat het openbaar ministerie een aanvraag van een gemeente om een geslotenverklaring met camera’s te mogen handhaven slechts toewijst indien aan de uitgangspunten zoals opgenomen in het Beleidskader is voldaan. Het Beleidskader houdt onder het kopje Randvoorwaarden en uitgangspunten voor zover hier van belang in:
“De gemeente stelt een plan van aanpak op waarin wordt voldaan aan de eisen zoals in dit beleidskader beschreven.
De locaties van de camera’s en de borden waarop gehandhaafd wordt, worden op een plattegrond van het gesloten gebied helder weergegeven. Deze plattegrond wordt in het plan van aanpak opgenomen en als bijlage bij het algemeen proces-verbaal (zie bijlage 1) gevoegd.
Voorkomen moet worden dat bestuurders een fuik inrijden en daardoor bijna gedwongen worden de geslotenverklaring te negeren. Om dit te vermijden, moet in dergelijke gevallen een vooraankondiging van de geslotenverklaring worden geplaatst. Bij deze aankondiging heeft een bestuurder de mogelijkheid te keren. De borden met deze vooraankondiging moeten eveneens op de plattegrond zijn opgenomen.
Indien camerasystemen in werking zijn waarop de borden niet zichtbaar zijn, dan zal een (minimaal) maandelijkse omgevingsschouw moeten plaatsvinden door een opsporingsambtenaar. Deze legt in een proces-verbaal vast dat de borden en de daarbij behorende onderborden juist zijn geplaatst.”
9. De gemachtigde voert aan dat in het zaakoverzicht geen plattegrond aanwezig is met daarop alle borden en vooraankondigingen of dat deze onvolledig is. Deze plattegrond dient deel uit te maken van het algemeen proces-verbaal. Daaraan is niet voldaan.
10. In het Beleidskader en Bijlage 1 staat dat een gemeente die wenst over te gaan tot digitale handhaving van een geslotenverklaring een algemeen proces-verbaal, met als bijlage een plattegrond met daarop de plaats van de camera’s, de te handhaven borden, een afbeelding van de bebording en eventuele vooraankondigingsborden aan het Parket CVOM moet toezenden en dat dit proces-verbaal wordt beoordeeld alvorens gestart wordt met de digitale handhaving. Het betreft hier algemene stukken over het instellen van de handhaving van de geslotenverklaring met camera’s, die, anders dan de gemachtigde stelt, geen deel hoeven uit te maken van het zaakoverzicht. Het ontbreken van genoemde stukken in het zaakoverzicht betekent niet dat sprake is van strijd met het Beleidskader.
11. De gemachtigde voert ook aan dat sprake is van een fuik en dat een kenbare vooraankondiging van de geslotenverklaring ontbreekt. Aan de Heul is een bord geplaatst met daarop enkel het woord “controle.” Dit is geen vooraankondiging van een geslotenverklaring, nu het bord C1 daarop ontbreekt. De gemiddelde weggebruiker zal het daar aanwezige bord ook niet als een voor hem en zijn voertuig bedoelde vooraankondiging voor een geslotenverklaring aanmerken. Na het passeren van voorgaand bord rijdt men de Bagijnenstraat in. Aldaar en aan het Kerkplein treft men ook geen daadwerkelijke vooraankondiging van de geslotenverklaring aan, waardoor alsnog sprake is van een fuik. De gemachtigde heeft ter onderbouwing enkele (van Street View afkomstige) prints bijgevoegd, waaronder één met daarop de vooraankondiging van een geslotenverklaring aan De Binding in Zaandam. Daarop staat een bord C1, met twee onderborden met daarop venstertijden en “200m”. Ten derde voert de gemachtigde aan dat op de foto van de gedraging niet zowel het bord geslotenverklaring als het voertuig te zien is, zodat maandelijkse schouw vereist is. Bij gebreke van een schouwrapport of logboek, is onvoldoende komen vast te staan dat de schouw is uitgevoerd in de maand voorafgaand aan het opleggen van de sanctie.
12. De ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd verklaart in een aanvullend proces-verbaal van
9 november 2018 dat op het Kerkplein bebording C1 met onderbord “uitgezonderd ma t/m do en za 07:00-11:00, vrijdag 7:00-10:00 uur en ma t/m za 17:00-19:30 uur, koopavond 17:00-18:00 uur” staat. Bij dit proces-verbaal is een foto gevoegd van het betreffende bord. Ook de foto van de gedraging is bij dit proces-verbaal gevoegd. Daarop is slechts de auto van de betrokkene te zien. Een bord C1 ontbreekt daarop. Onder de foto staat dat de auto reed in de richting van de Sint Laurensstraat.
13. De advocaat-generaal heeft twee processen-verbaal van bevindingen aangaande verkeersbordenschouw geslotenverklaring Alkmaar overgelegd met als bijlagen schouwfoto’s van meerdere verkeersborden geslotenverklaring van 16 juli 2018 en 13 augustus 2018. Hieruit blijkt dat is voldaan aan het vereiste van maandelijkse schouw.
14. Het hof heeft zich naar aanleiding van de door de ambtenaar en de gemachtigde overgelegde beeldmateriaal ook zelf georiënteerd aan de hand van Google Maps Street View. De foto in het dossier met daarboven de tekst “verkeersborden geslotenverklaring Canadaplein” betreft het bord dat duidelijk waarneembaar bij de toegang naar het Kerkplein staat. Van een fuik is daar geen sprake. De ruimte vóór het bord is een pleintje waarop de drie wegen Bagijnenstraat, Gasthuisstraat en Kerkplein in een y-vorm samen komen. Wie komende uit de Gasthuisstraat of Bagijnenstraat het bord C1 niet op tijd waarneemt, heeft ruimschoots de mogelijkheid om bij de stopstreep en het bord C1 te keren. Keren kan daar door ofwel iets achteruit te rijden en te keren of door links om de daar aanwezige boom te rijden en dan alsnog een toegestane rijrichting te kiezen. De gemachtigde heeft met het door hem overgelegde beeldmateriaal geen compleet beeld van de situatie ter plaatse geschetst.
15. Nu bij de toegang tot het Kerkplein geen sprake is van een fuik, hoeft ingevolge het Beleidskader geen vooraankondigingsbord aanwezig te zijn. Hetgeen de gemachtigde aanvoert omtrent het aan de Heul geplaatste bord kan onbesproken blijven.
16. Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat in casu niet is gehandeld in strijd met de geldende beleidsregels en dat er daarmee ook geen sprake is van schending van artikel 4:84 Awb. Het verweer faalt.
17. De gemachtigde voert in hoger beroep verder aan dat de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht het opleggen van een sanctie niet rechtvaardigen. De bestuurder van de auto wilde na het uitrijden van de parkeergarage op het Kerkplein de stad uitrijden. Er was op dat moment een markt en hij sloeg per ongeluk verkeerd af naar rechts terwijl hij met de bocht mee naar links had moeten gaan (deze weg was open in verband met de markt). Toen hij na 10 tot 20 meter doorhad dat hij niet die afslag had moeten hebben, heeft hij de auto gekeerd en is hij teruggereden.
18. Op grond van artikel 2, derde lid, van de Wahv is de hoogte van de sanctie voor elke gedraging vastgesteld in de bij de wet behorende bijlage. Deze in hoge mate tariefmatige afdoening van gedragingen brengt mee dat de omstandigheden van het concrete geval niet licht van invloed zullen zijn op de hoogte van de opgelegde sanctie. Slechts bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding geven om van de vastgestelde tarieven af te wijken.
19. Naar het oordeel van het hof is er in het onderhavige geval geen sprake van bijzondere omstandigheden als vorenbedoeld. De gevolgen van de omstandigheid dat de betrokkene de geslotenverklaring mogelijk niet op tijd heeft waargenomen, komen voor zijn risico.
20. Nu geen van de verweren slaagt, zal het hof het beroep tegen de officier van justitie ongegrond verklaren.
21. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen (vgl. de arresten van het hof van 28 april 2020 en 1 april 2021, vindplaatsen op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:3336 en 2021:1786).