Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[werkgever]
1.Het procesverloop
2.Feiten
Mevrouw vraagt AI om een onderzoek in te stellen naar haar situatie. Mevrouw zit in een verbetertraject en dit loopt voor mevrouw niet zoals zou moeten. Mevrouw geeft aan hierdoor al gedurende een jaar op haar tenen te lopen en nu beperkingen te hebben in persoonlijk en sociaal functioneren. Ik heb met mevrouw de situatie uitgevraagd echter mevrouw blijft vragen om het onderzoek. Hierop eiste zij een antwoord voordat het gesprek verder zou gaan. Mijn antwoord hierop was nee. Ik kan geen onafhankelijk onderzoek voor jou uitvoeren. Hierop heeft mevrouw het gesprek beëindigd.’
De kantonrechter is van oordeel dat beide partijen enig verwijt valt te maken, maar dat van een ernstig verwijtbaar handelen noch aan de zijde van [eiseres] , noch aan de zijde van [werkgever] sprake is geweest. (…) Omdat [eiseres] ter zitting expliciet heeft verzocht geen billijke vergoeding toe te kennen, zal de kantonrechter geen nadere overweging daaraan wijden. (…)’.[eiseres] heeft geen hoger beroep tegen deze beschikking ingesteld.
3.De (gewijzigde) vordering
(i) het creëren en in stand laten van een onveilig werkklimaat (2019/2020),
(ii) een chronisch te hoge werkdruk en andere schadelijke werkomstandigheden laten voortbestaan, waardoor ziekteverzuim en gezondheidsschade ontstaat (2016-2020),
(iii) na te laten adequate actie te nemen na de melding in maart 2019 van een onveilig werkklimaat en te hoge werkdruk (2019-2020),
(v) door psychische en lichamelijke ziekte-schade te veroorzaken (2019-2020 en daarvoor) en
(vi) geen RI&E update (2016-2020).
4.Het verweer
Verder moet de kantonrechter zich onbevoegd verklaren van het geschil kennis te nemen, omdat de vorderingen de competentiegrens ex artikel 93 Rv overschrijden.
Subsidiair stelt [werkgever] zich op het standpunt dat de vorderingen niet-ontvankelijk zijn althans moeten worden afgewezen, omdat [eiseres] geen belang bij de vorderingen heeft, zij misbruik van haar processuele bevoegdheid maakt en het ‘ne bis in idem’ beginsel eraan in de weg staat dat na de beslissing in de ontbindingszaak nogmaals over deze zaak wordt geoordeeld.
Meer subsidiair betwist [werkgever] dat sprake is van een onrechtmatige daad of wanprestatie. [werkgever] betwist ook dat [eiseres] de door haar gestelde schade heeft geleden door schadelijke werkomstandigheden bij [werkgever] . [eiseres] heeft hiervan ook geen bewijs geleverd.
moet worden veroordeeld tot betaling van een symbolisch bedrag van € 2.000,- aan proceskosten, omdat zij wist danwel had moeten begrijpen dat deze procedure geen kans van slagen heeft. [werkgever] heeft hierdoor onnodig hoge advocaatkosten moeten maken.
5.De beoordeling
Ten aanzien van de aanvullende producties die [eiseres] op 8 februari 2022 heeft ingediend, is door [werkgever] terecht opgemerkt dat dat te laat (want buiten de gestelde termijn van 10 dagen voor de mondelinge behandeling) is gebeurd. Gelet op de geringe termijnoverschrijding (van een dag) zal de kantonrechter hieraan echter geen sanctie verbinden en de stukken tot het geding toelaten.
Voor de (aanvullende) producties 2.20 en III.1 tot met III.7 ligt dat anders. [werkgever] heeft ter zitting namelijk aangegeven dat zij deze stukken niet heeft ontvangen. De kantonrechter zal die producties daarom buiten beschouwing laten (artikel 85 lid 4 en artikel 87 lid 6 Rv).
In deze procedure staat echter de rechtsvraag centraal of [werkgever] aansprakelijk is voor lichamelijke en psychische schade die [eiseres] stelt te hebben geleden door schadelijke werkomstandigheden bij [werkgever] . Hoewel in beide procedures (grotendeels) hetzelfde feitencomplex aan de orde is, zijn strekking, inhoud en grondslag van de vorderingen wél verschillend. [2] Van strijdigheid met het ‘ne bis in idem’ beginsel is daardoor geen sprake. Dat is niet anders in het geval verschillende vergoedingen zouden worden toegekend die zien op dezelfde schade (zoals volgens [werkgever] het geval is bij de door [eiseres] gevorderde inkomensschade in relatie tot de reeds toegekende ontbindingsprocedure). In dat geval kan immers verrekening plaatsvinden. [3] Overigens heeft de kantonrechter in de ontbindingsprocedure op uitdrukkelijk verzoek van [eiseres] geen oordeel over de billijke vergoeding gegeven (omdat [eiseres] de mogelijkheid wilde behouden om in een bodemprocedure integrale schadevergoeding van [werkgever] te vorderen), zodat ook om die reden het ‘ne bis in idem’ niet aan een inhoudelijke beoordeling in de weg staat.
- het ontslaan van meerdere werknemers van 55 jaar en ouder
- angst creëren
- het verhogen van de werkdruk
- de focus leggen op fouten
- collega’s tegen elkaar uitspelen
- tijdens ziekte bellen over werkzaken
- mannelijke collega’s voortrekken, meten met twee maten
- schreeuwen
- niet transparant zijn
- geen begeleiding vanwege personeelstekorten
- [eiseres] verbieden ziek te zijn
- klachten niet serieus nemen
- [eiseres] opjagen
- het uitdunnen van het team / personeelstekort
- chronisch geldtekort
- grotere groepen cliënten
- onvoldoende zorg voor personeel
- teveel werkzaamheden voor de beschikbare tijd, waardoor achterstanden ontstaan
- deadlines en een te hoog werktempo
- onvoldoende pauze gelegenheid te bieden
- vanaf september 2019 onvoldoende gelegenheid voor verlofopname
- onvoldoende mogelijkheden om het werk zelf te kunnen indelen, en ongunstige, onregelmatige werkroosters
- een hoge emotionele belasting
- onvoldoende gelegenheid om nieuwe vaardigheden aan te leren
- onvoldoende begrip en zorg vanuit het management
- verbale agressie
- ongewenst gedrag door collega’s en leidinggevenden zoals pesten, intimidatie en discriminatie
- te hoge taakeisen te stellen
- te weinig afwisseling in het werk
- een te hectische werkomgeving
- te vaak/lang overwerken
- hielspoor door veel staan en lopen, overbelasting
- pijn in onderrug door veel staan en fysieke overbelasting als gevolg van ADL-zorg, duwen van rolstoelen, algehele vermoeidheid door hoge werkdruk, multi-tasken
- fybromyalgie
- ziekteverzuim door oververmoeidheid en stress gerelateerde klachten
De tekortkomingen zijn aan [werkgever] toe te rekenen, omdat [werkgever] de onrechtmatige daden willens en wetens heeft gepleegd. Er is volgens [eiseres] ook voldaan aan de causaliteits- en relativiteitseis uit artikel 6:162 BW, omdat de door haar geleden schade voorzienbaar en een direct gevolg is van het onrechtmatig handelen van [werkgever] , terwijl de geschonden wettelijke bepalingen als doel hebben die schade te voorkomen.
(i) het feit van algemene bekendheid dat sprake is van een te hoge werkdruk in de gezondheidszorg, wat onder andere kan leiden tot lichamelijke en geestelijke gezondheidsschade waaronder stress, uitval door ziekte, slapeloosheid en
(ii) het feit van algemene bekendheid dat een onveilig werkklimaat veroorzaakt door handelen van een leidinggevende kan leiden tot lichamelijke en geestelijke gezondheidsschade, waaronder stress, uitval door ziekte, slapeloosheid
(iii) de Arbodienst-dossiers (productie III.9),
(iv) de tussenrapportage van haar psycholoog (productie 1.2),
(v) verklaringen van ex-collega’s,
(vi) verslagen / transcripten van gesprekken.
(viii) OR e-mails en
(ix) een e-mailbericht van directeur [directeur] , leidinggevenden onderling, afdeling HR.
- de groepsgrootte op of onder de norm van 8 is;
Datzelfde geldt voor de e-mails van collega’s onderling en met leidinggevenden en verslagen van vergaderingen (ad vi en vii). Daaruit blijkt niets meer of minder dan dat de (krappe) bezetting en de noodzaak tot vervanging van zieke collega’s een gespreksonderwerp binnen het team is en de aandacht van [werkgever] heeft.
Uit een e-mail van de OR (viii) over een OR-petitie ter verbetering van de werkdruk in de gehandicaptenzorg blijkt weliswaar dat de werkdruk een onderwerp is dat leeft in de gezondheidzorg, maar dit alles levert nog geen bewijs van het causaal verband tussen de door [eiseres] gestelde lichamelijke klachten en de werkomstandigheden op de werkplek van [eiseres] bij [werkgever] .
Tot slot verwijst [eiseres] nog naar e-mails van statutair directeur [directeur] (ad iv), maar onduidelijk is welke e-mail (van de talloze e-mails die [eiseres] heeft overgelegd) wordt bedoeld. Voor zover het gaat om een e-mail van 4 maart 2020, waarin [directeur] aan [eiseres] laat weten dat hij mediation niet zinvol acht (productie 15.3), ziet de kantonrechter niet in hoe die e-mail kan bijdragen aan het door haar te leveren bewijs van het causaal verband.
doe dit [overwerken, ktr] zo min mogelijk, soms wel of neem werk mee naar huis’. Ook is niet gebleken dat op basis van de functie en het takenpakket van [eiseres] meer van haar werd verlangd dan van haar kon worden verwacht.
De kantonrechter is wel met [eiseres] eens dat het feit dat [werkgever] bij aanvang van het verbetertraject al een beëindigingsovereenkomst heeft willen sluiten en dat [werkgever] [eiseres] in februari 2020 een onvoldoende tussentijdse beoordeling heeft gegeven vanwege de veelvuldige afwezigheid van [eiseres] wegens ziekte niet netjes en niet bevorderlijk voor de arbeidsrelatie is geweest. Deze omstandigheden zijn naar het oordeel van de kantonrechter echter onvoldoende om aan te nemen dat sprake is geweest van onrechtmatig handelen van [werkgever] danwel van voor de gezondheid schadelijke werkomstandigheden, waardoor de psychische klachten van [eiseres] (kunnen) zijn veroorzaakt.
Dat [werkgever] de verplichtingen uit artikelen 3, 5 en 32 van de Arbeidsomstandighedenwet heeft geschonden, zoals door [eiseres] is gesteld, is gelet op de gemotiveerde betwisting door [werkgever] niet komen vast te staan. [werkgever] heeft ter zitting toegelicht dat er een RI&E uit 2017 is die in 2020/2021 is geactualiseerd en dat het beleid psychosociale arbeidsbelasting daarvan onderdeel uitmaakt. Ook als [werkgever] deze verplichtingen wel zou hebben geschonden, dan staat hiermee – zonder nadere onderbouwing van [eiseres] , die ontbreekt - het causaal verband met de door [eiseres] gestelde gezondheidsschade nog niet vast. Het enkele feit dat een RI&E ontbreekt, is onvoldoende om te concluderen dat een werkgever zijn zorgplicht ex artikel 7:658 BW heeft geschonden. [7]