ECLI:NL:GHSGR:2007:BA0761
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- J.M.E. In ’t Velt-Meijer
- M.H. van Coeverden
- T.L. Tan
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid werkgever voor psychische schade en stress bij werknemer
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van ABN AMRO voor psychische schade en stress die [Werknemer] heeft ervaren tijdens zijn dienstverband. [Werknemer], geboren op 28 januari 1936, was van medio 1969 tot 1 november 1997 in dienst bij ABN AMRO, laatstelijk als first vice-president international private banking te Genève. Hij werd in augustus 1996 arbeidsongeschikt en stelde dat zijn klachten voortkwamen uit een problematische werksituatie, veroorzaakt door de nieuwe directeur van zijn kantoor, [X]. In eerste aanleg vorderde hij schadevergoeding op grond van artikel 7:658 BW, maar zijn vorderingen werden afgewezen door de rechtbank Amsterdam.
In hoger beroep heeft [Werknemer] drie grieven ingediend tegen het vonnis van de rechtbank. Het gerechtshof te Amsterdam heeft op 10 juli 2003 de vordering van [Werknemer] gedeeltelijk toegewezen, maar ABN AMRO heeft cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft op 11 maart 2005 het arrest van het hof te Amsterdam vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof 's-Gravenhage.
Tijdens de zitting op 5 januari 2007 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het hof heeft overwogen dat voor aansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 BW vereist is dat er een causaal verband is tussen de werkzaamheden en de psychische schade. Het hof concludeert dat [Werknemer] niet heeft aangetoond dat zijn klachten zijn veroorzaakt door zijn werkzaamheden bij ABN AMRO. De omstandigheden die hij aanvoert, zoals mismanagement door de directeur en een toename van lichamelijke klachten, zijn niet voldoende onderbouwd. Het hof heeft daarom de vorderingen van [Werknemer] afgewezen, met uitzondering van de vordering tot vergoeding van repatriëringkosten, die wel is toegewezen.
Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank voor zover het de vordering tot vergoeding van repatriëringkosten betreft en bekrachtigt het vonnis voor het overige. [Werknemer] wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.