ECLI:NL:RBNHO:2022:4325

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
9544890 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde verkeersboete wegens snelheidsovertreding en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd wegens het rijden van 15 km/h te hard binnen de bebouwde kom. Betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. N.G.A. Voorbach, heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 11 maart 2022 heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie het standpunt gehandhaafd en verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.

De kantonrechter heeft overwogen dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld. De meting was uitgevoerd met een goedgekeurd snelheidsmeetmiddel en de maximumsnelheid was correct aangegeven. Echter, de gemachtigde van betrokkene voerde aan dat er meerdere voertuigen in de radarbundel zichtbaar waren en dat niet kon worden vastgesteld dat het voertuig van betrokkene was gemeten. De kantonrechter was het met de gemachtigde eens dat de officier van justitie informatie had moeten opvragen over de meetapparatuur en hoe deze werkt. Aangezien de gedraging niet kon worden vastgesteld, oordeelde de kantonrechter dat de boete ten onrechte was opgelegd.

Het beroep werd gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie en de boete werden vernietigd. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene, vastgesteld op € 1.164,75. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9544890 \ WM VERZ 21-660
CJIB-nummer : 238191590
Uitspraakdatum : 18 maart 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde ; mr. N.G.A. Voorbach, Verkeersboete.nl te Zoetermeer.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 maart 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: 15 km harder rijden dan mag binnen de bebouwde kom (verkeersbord A1).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht houdt in dat met behulp van een voor de meting getest, goedgekeurd en op de voorgeschreven wijze gebruikt snelheidsmeetmiddel is geconstateerd dat met het voertuig van betrokkene een gecorrigeerde snelheid van 85 km per uur is gereden, terwijl de maximum snelheid aldaar 70 km per uur bedraagt.
In het dossier bevinden zich twee foto’s waarop een voertuig met voornoemd kenteken te zien is. De gegevens in de databalk komen overeen met de gegeven in het zaakoverzicht. Onder de databalk onder foto staat vermeld “rijstrook 1RD”.
In het onderhavige geval is sprake van een vaste flitspaal en daarmee van een permanente snelheidscontrole van alle voertuigen die de flitspaal passeren. In verband hiermee kan niet zonder meer worden vastgesteld dat sprake is geweest van een controle voorafgaand aan de snelheidscontrole. In het dossier bevindt zich een proces-verbaal schouw flitspalen. Het proces-verbaal schouw flitspalen dateert van 5 november 2020. Hierin is vermeld dat alle borden correct en op dezelfde locatie stonden. De verbalisant verklaart tevens dat de locatie opnieuw periodiek is geschouwd op 3 december 2020 en vervolgens op 8 januari 2021. Ook bij deze schouw stonden alle borden correct. De gedraging is begaan op 3 december 2020. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat met voldoende zekerheid is komen vast te staan dat de maximumsnelheid ten tijde van de gedraging behoorlijk was aangegeven.
Gemachtigde voert aan dat er meerdere voertuigen in de radarbundel te zien zijn en dat uit de gegevens in het dossier niet kan worden vastgesteld dat het voertuig van betrokkene is gemeten. Hierbij verwijst de gemachtigde naar het arrest van het Gerechtshof Arnhem -Leeuwarden van 28 augustus 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:8217), waarin een soortgelijk verweer door het Gerechtshof is gehonoreerd. De kantonrechter is het met gemachtigde eens dat de officier informatie had moeten opvragen of de betreffende apparatuur meerdere voertuigen tegelijk kan meten en hoe de rijbaanherkenning werkt. Dat deze informatie beschikbaar kan worden gesteld blijkt uit het arrest van het Gerechtshof Arnhem -Leeuwarden van 31 augustus 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:8289), in welke zaak het NMI een nadere toelichting heeft gegeven over het tracking systeem van de apparatuur. De kantonrechter ziet geen aanleiding om de officier van justitie in deze fase van de procedure nog gelegenheid te geven de betreffende informatie aan te leveren.
.
Nu de gedraging niet kan worden vastgesteld, is de boete ten onrechte opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen worden vernietigd.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 1.164,75. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 405,75 (1,5 punten voor het beroepschrift en de hoorzitting, wegingsfactor 0.5, waarde per punt € 541,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 759,00 (2 punten voor het beroepschrift en de zitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 759,00).
De gemachtigde van betrokkene betoogt dat er geen aanleiding bestaat om het proceskostenpunt voor het telefonisch horen van de officier van justitie te halveren, omdat de officier van justitie heeft geweigerd om in stemmen met een fysieke hoorzitting.
Dat betoog kan niet slagen. De kantonrechter stelt vast dat in dit geval in administratief beroep feitelijk een telefonische hoorzitting heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat daarvoor terecht een half punt is toegekend, gelet op inmiddels vaste rechtspraak (zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 juli 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:7004 en de uitspraak van 17 januari 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:280).

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.164,75 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: