In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland zich gebogen over de financiële afwikkeling tussen twee partijen die informeel samenleefden. De man, eiser, heeft investeringen gedaan in de woning van de vrouw, gedaagde, en vordert schadevergoeding na het beëindigen van hun relatie. De kantonrechter oordeelt dat de man recht heeft op een schadevergoeding van € 1.040,00 voor de inloopkast, omdat de vrouw ongerechtvaardigd is verrijkt door de natrekking van deze investering. De overige vorderingen van de man, waaronder schadevergoeding voor andere investeringen en verloren eigendommen, worden afgewezen. De kantonrechter stelt vast dat de vrouw niet is verrijkt door de natrekking van het bad en de infraroodlampen, omdat deze investeringen niet hebben geleid tot een besparing voor haar. De vordering van de man tot schadevergoeding voor de verbouwing van de schuur en andere investeringen wordt eveneens afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de vrouw deze kosten zelf zou hebben gemaakt. De kantonrechter wijst de proceskosten toe aan beide partijen, omdat zij over en weer in het ongelijk zijn gesteld.