Geschil4. In geschil is of op de diensten van eiseres het verlaagde btw-tarief van 9% kan worden toegepast voor zover via haar platform tickets worden (door)verkocht voor culturele evenementen.
5. Eiseres beantwoordt die vraag bevestigend. Daarbij heeft ze primair gesteld dat alle vergoedingen die zij ontvangt onder het verlaagde tarief vallen en subsidiair alle vergoedingen die zij ontvangt van de kopers. Meer subsidiair stelt eiseres dat alle vergoedingen die zij ontvangt waarbij secure [naam 4] is toegepast onder het verlaagde tarief vallen en nog meer subsidiair dat dit geldt voor alle van de kopers ontvangen vergoedingen waarbij secure [naam 4] is toegepast. Verweerder heeft gesteld dat het verlaagde tarief geen toepassing vindt.
Beoordeling van het geschil
6. Op grond van artikel 9 lid 2 sub a van de Wet op de omzetbelasting 1968
(Wet OB 1968) juncto de bij de Wet OB 1968 behorende Tabel I (Tabel I), post b.14 onder d is aan het verlaagde btw-tarief onderworpen het verlenen van toegang tot muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen, daaronder begrepen opera's, operettes, dansen, pantomimes, revues, musicals en cabarets, alsmede lezingen, met uitzondering van peepshows en andere optredens die primair zijn gericht op erotisch vermaak. Niet in geschil is dat sprake is van tickets die betrekking hebben op muziekuitvoeringen, toneelvoorstellingen en dergelijke als bedoeld in Tabel I post b14 onder d.
7. Post b.14 onder d van Tabel I, betreft de implementatie van post 7 in Bijlage III bij de Btw-richtlijn. Op basis hiervan mogen Europese lidstaten een verlaagd tarief toepassen op het verlenen van toegang tot shows, schouwburgen, circussen, kermissen, amusementsparken, concerten, musea, dierentuinen, bioscopen, tentoonstellingen en soortgelijke culturele evenementen en voorzieningen. Het gaat in post 7 van Tabel I bij de hiervoor bedoelde dienstverlening in algemene zin erom dat de desbetreffende culturele evenementen en voorzieningen voor het publiek toegankelijk zijn tegen voorafgaande betaling van een toegangsrecht, zodat al wie dit toegangsrecht betaalt, het recht krijgt gezamenlijk gebruik te maken van de voor de in deze post vermelde evenementen en voorzieningen kenmerkende culturele diensten en ontspanning. Ook moeten, aangezien artikel 98, leden 1 en 2, van de Btw-richtlijn en de bijbehorende Bijlage III de lidstaten toestaan af te wijken van het beginsel dat het normale btw-tarief van toepassing is, de in die bijlage gebruikte begrippen strikt worden uitgelegd, tegen de achtergrond van de context waarin zij worden gebruikt en overeenkomstig de in de omgangstaal gebruikelijke betekenis ervan (Hoge Raad 26 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:453, r.o. 3.2.1). 8. Eiseres heeft gesteld dat op grond van de Wet OB 1968 recht bestaat op toepassing van het verlaagde tarief voor zowel de normale ‘ [naam 4] ’ als de ‘secure [naam 4] ’, omdat daarbij sprake is van toegang verlenen. Eiseres stelt dat in geval van de secure [naam 4] sprake is van een situatie, waarbij eiseres toegang verleent tot de culturele voorziening, omdat zij namens de organisator of zaalhouder het bestaande tickets ongeldig verklaart en nieuwe tickets uitgeeft. Verweerder heeft in dit kader aangevoerd dat alleen het bewijs dat voor het recht op toegang is betaald, wordt vervangen. De diensten van eiseres bestaan volgens verweerder uit het ter beschikking stellen van het platform, de controle op de geldigheid van de tickets en de maatregelen ter voorkoming van fraude.
9. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de diensten van eiseres, die bestaan uit het tegen vergoeding bieden van de gelegenheid om een ticket door te verkopen en de afhandeling daarvan, niet worden beschouwd als het verlenen van een toegangsrecht tegen voorafgaande betaling. Het toegangsrecht is immers reeds door de organisator aan de verkoper toegekend. Wanneer de verkoper het eerder gekochte toegangsbewijs doorverkoopt, is het in elk geval niet eiseres die de toegang verleent tot een cultureel evenement.
Ook in de situatie van secure [naam 4] is het niet eiseres die toegang verleent of een reservering maakt. Naar het oordeel van de rechtbank is nog steeds sprake van een situatie waarin de verkoper het recht op toegang overdraagt aan de koper. Eiseres heeft tegenover de gemotiveerde betwisting van verweerder niet aannemelijk gemaakt dat zij namens de organisator tickets ongeldig verklaart en opnieuw toegang verleent. De rechtbank acht aannemelijk dat eiseres de koop en verkoop tussen particulieren van reeds verleende toegangsrechten faciliteert en daarbij zich inspant te zorgen dat de doorverkochte toegangsrechten op een ‘veilige’ manier van eigenaar wisselen. In dat kader worden de bewijzen (de tickets) opnieuw uitgegeven, doch dat betekent niet dat sprake is van het verlenen van een (nieuw) toegangsrecht.
10. In het besluit van 22 december 2017, nr. 2017-16288 (Toelichting Tabel I) wordt in paragraaf 5.5 bij post b.14 het volgende opgemerkt door de Staatssecretaris:
“5.5 Reserveringskosten en voorverkoop
De reserveringskosten die de organisator/zaalhouder berekent bij de voorverkoop van toegangsbewijzen voor de onder de post vallende podiumkunsten kunnen (evenals de toegangsprijs) onder het verlaagde btw-tarief worden ingedeeld. Ook de reserveringskosten die derden/voorverkopers (zoals postkantoren, platenwinkels, VVV-kantoren e.d.) aan de afnemer berekenen en aan de organisator/zaalhouder verantwoorden, kunnen onder het verlaagde btw-tarief worden gerangschikt.”
11. Eiseres is van mening dat zij een beroep kan doen op deze paragraaf uit de Toelichting Tabel I, waardoor op basis van het vertrouwensbeginsel het verlaagde tarief van toepassing is. Volgens eiseres zijn haar werkzaamheden gelijk aan die van de genoemde postkantoren, platenwinkels en VVV-kantoren. Volgens eiseres is sprake van een niet-limitatieve opsomming. De doelstelling van de goedkeurende regeling bestaat er volgens eiseres uit dat al hetgeen wordt betaald voor het verlenen van toegang het verlaagde tarief deelachtig wordt. Reserveringskosten zijn volgens eiseres alle kosten voor bemiddelingsdiensten.
12. Verweerder bestrijdt dat eiseres te vergelijken is met voorverkopers, zoals de in de Toelichting Tabel I genoemde postkantoren, platenwinkels en VVV-kantoren en dergelijke. Daarnaast is volgens verweerder geen sprake van reserveringskosten, omdat door eiseres geen ticket wordt gereserveerd, omdat de uitgifte/verkoop van de tickets waarvoor gereserveerd kan worden al plaatsgevonden heeft aan de koper door de in de paragraaf 5.5 genoemde partijen.
13. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de Toelichting Tabel I niet dat de vergoedingen die eiseres ontvangt voor haar dienstverlening onder het verlaagde btw-tarief moeten worden begrepen. Gelet op de noodzaak afwijkingen van het normale btw-tarief beperkt uit te leggen kan de goedkeuring van de Staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank niet ruimer worden uitgelegd dan noodzakelijkerwijs uit voornoemde passage volgt. Het begrip reserveringskosten kan naar het spraakgebruik niet zodanig worden uitgelegd dat een vergoeding voor elke vorm van bemiddeling die betrekking heeft op bewijzen van toegangsrecht daar onder valt. Het gaat bij reserveringskosten om een vergoeding voor dienstverlening die bewerkstelligt dat het recht op toegang wordt verkregen. Een dergelijk recht op toegang bestaat reeds wanneer een verkoper zich op het platform van eiseres begeeft. Voorts heeft eiseres ter zitting verklaard (dit in overeenstemming met hetgeen hierboven in 9 al is geoordeeld) dat zij geen nieuwe toegangsbewijzen van de organisator mag verkopen, maar slechts mag faciliteren bij de doorverkoop.
Daarnaast heeft eiseres wel gesteld, maar tegenover gemotiveerde betwisting van verweerder niet aannemelijk gemaakt dat zij de reserveringskosten aan de organisator/zaalhouder verantwoordt, zoals vereist door de Toelichting Tabel I. Zij heeft enkel aannemelijk gemaakt dat zij betaalt voor de koppeling die gemaakt wordt tussen haar systemen en die van de organisator. Bovendien heeft eiseres niet gesteld welk deel van de door haar ontvangen vergoedingen wel als aan de afnemer berekende en aan de organisator verantwoorde kosten zou kunnen gelden.
14. Ten overvloede overweegt de rechtbank over het primaire standpunt van eiseres dat bij haar diensten aan de verkoper van een ticket geen sprake kan zijn van toepassing van het verlaagde tarief voor het verlenen van toegang tot muziek- of toneelvoorstellingen – al dan niet op basis van de Toelichting Tabel I – omdat de verkoper juist eiseres betaalt om zijn recht op toegang van de hand te doen. Het bemiddelen bij het zich ontdoen van een recht op toegang kan niet worden beschouwd als het verlenen van toegang waarvoor het beperkt toe te passen verlaagde tarief geldt.
15. Dit betekent dat zowel het primaire als de subsidiaire standpunten van eiseres falen en dat zij geen recht heeft op de toepassing van het verlaagde tarief. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
16. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten.